Sunday, December 19, 2010

Bon Pasku i Felis Aña 2011



De gevallen bal

De gevallen bal
bal ... bal ...
verrek, wat rijmt er nou op bal?
geen bal
voorwaar, geen bal rijmt op bal

De gevallen bal
gevallen?
ben je mal?
zegt de gevallen bal
het interesseert mij waarlijk geen bal

De gevallen bal
gevallen?
hou toch op met dat gelal
ik lig hier naast een heilige stal
met Kindje Jezus en al

De gevallen bal
gevallen?
God zal ...
jij bent werkelijk een ongelooflijke kwal
ik laat mijn feest niet verknallen
mensen, de ballen


Roy & Co.

Sunday, December 5, 2010

Konosé bo Isla 2010-11: Vruchten



Vraag: Hoe heet de grote vrucht die rechtop midden op de schaal staat?

Sluitingsdatum: zondag 2 januari 2011

Prijs: een cadeaubon van Mensing Boekhandel.

Sponsor: ESCRIBA N.V.

(Het inzenden van het antwoord op de prijsvraag gebeurt via e-mail:

revers@cura.net

of door een reply op de door u ontvangen mail. De winnaar wordt door loting bepaald uit de goede inzendingen.)

Konosé bo Isla 2010-10: antwoord

Antwoord: Charlotte van der Lith had vele bijnamen. De meest typerende was ‘de vrouw met de zeven achternamen'.

Er zijn 13 inzendingen, waarvan 11 goed:

L.J.Chr. Dee
Erich Rene
Dominique Jong
Yolanda Chakoetoe
Madelyn Francisco
Kerssenberg, I.
Alexis A.
Flavia Vasco de Sousa
Cynthia Alendy
Winsel Peney
Marcel Leune
Cheryl Coffi
Frans Kapteijns

De winnaar is Alexis A.

Iedereen bedankt voor het meedoen.

Pais Kòrsou

Antia a muri
n’ ta tin ni ocho dia
Antia a muri
n’ ta tin ni misa rekièm
Pais a nase
ta ki dia tin boutismo?

Wak dilanti ruman
laga pasado pa olvido
wak bo dilanti
pa bo no bira un pilá di salu
Ki nos ta bai hasi ruman
kiko ta bo plan pa futuro?

Bo ta djaki?
awèl mi tambe i tur otro
Bo ta djaki?
awèl nos tur ta yu di tera
kome funchi, kome yòrki, aros moro
pan shoarma, yena keshi ku galiña

Stòp di pleita ruman
pleita den parlamento
No tin koriente
ki ta hasi k’e planta fantasma?
M’a bira malu
den kua hospital mi tin ku drumi?
Sèn ta kaba
nos ta bolbe kai den debe?

Pais ta mucha
e tin ku bira un adulto
Pais ta gatia
e tin ku kana, kore, p’e por bula.

Kompader

Nepotisme

Een nieuw woord bijgeleerd vanochtend: nepotisme.
‘Het is toch schandalig,’ zei mijn vrouw zonder van haar krant op te kijken. ‘Dat een minister open en bloot, en met een zekere trots, zegt dat zijn eigen belangen en die van zijn familie voorgaan.’
‘Wat is nu schandalig?’ vroeg ik. ‘Dat zijn belangen voorgaan of dat hij dat open en bloot zegt?’
‘Allebei,’ beet zij mij toe. ‘Dit is je ware nepotisme.’ Ik bleef haar dom aankijken.
‘Dommerik,’ mompelde zij. Ik deed alsof ik haar niet hoorde. Het woord nepotisme speelde door mijn hoofd.
‘Dat kan toch niet,’ ging zij verder. ‘In Brazilië moest de minister van Binnenlandse Zaken aftreden naar aanleiding van een nepotismeschandaal. Haar zoon was erbij betrokken. Hij verdiende als consultant geld aan deals tussen de overheid en het bedrijfsleven.’
‘Zo kan ik hier ook een paar van die gevallen opnoemen,’ merkte ik op. ‘Niemand heeft ooit hoeven af te treden. Zo zwaar tilt men niet aan dat nepotisme.’ Wat het ook mag wezen, dacht ik er achteraan. Zij negeerde mijn opmerking.
‘Toen de 23-jarige zoon van de Franse president Nicolas Sarkozy, Jean, een leidende functie zou krijgen in een overheidsdienst in verband met ruimtelijke ordening, riep dat weerstand op in heel Frankrijk en beschuldigingen van nepotisme. Wist je dat?’
Nee, dat wist ik niet.
‘Heeft Jean die baan gekregen?’
‘Natuurlijk niet,’ gokte zij, terwijl zij de krant omsloeg. ‘En weet je wat die minister nog meer zei? Het is aan de oppositie om nepotisme tegen te gaan en de minister te controleren. Zo van, ik rij door rood licht, het is aan de politie om dat tegen te gaan en mij te controleren. Ik doe niets verkeerds.’
‘Wat voor belangen heeft die goede man of vrouw dan?’ vroeg ik.
‘Hij verkoopt brillen.’
‘Als zijn brillen nu de goedkoopste zijn, dan is er toch niets aan de hand? Het volk profiteert ervan.’
‘Daar gaat het niet om, er is sprake van verstrengeling van belangen. Hij kan de vraag beïnvloeden. Hij kan bijvoorbeeld een wet afvaardigen die iedereen verplicht in het verkeer om veiligheidsredenen een bril te dragen, net als de veiligheidsgordel. En hij verkoopt dan de veiligheidsbrillen.’
Vrouwenlogica. Nu ben ik echt wel benieuwd wat dat nepotisme van haar betekent, lijkt mij wel interessant, dacht ik.

Nepotisme komt van het Latijnse woord nepos. Nepos betekent kleinzoon of nakomeling, ook wel neef. Neef? Die betekenis mag ik wel. Primu. Dat zijn wij allemaal van elkaar. ‘Primu, trakteer mij op een biertje,’ zeggen wij bij de snèk.

Nepotisme is het begunstigen van eigen familieleden of vrienden door autoriteiten, bijvoorbeeld door ze in hoge functies te benoemen of door ze opdrachten te gunnen. Ook is het mogelijk dat het nepotisme een vorm van patronage is. Het kan gezien worden als een vorm van corruptie. De populaire naam voor nepotisme is vriendjespolitiek.

Verrek, dacht ik, waar heeft mijn vrouw het over?. Wij hangen aan elkaar van nepotisme. Deze minister is gewoon eerlijk.
‘Roy?’
‘Ja, schat.’
‘Heb je eraan gedacht je broer bij Financiën te bellen over de sollicitatie van Hedi?’
‘Ja schat.’

K.

Taal is macht

Stephen is heel vroeg op. Om half vijf.
‘Stephen, ben jij daar?’ roept zijn moeder vanuit de keuken. Niemand antwoordt. Er valt iets in de badkamer.
‘Wat doe je zo vroeg op? Voel je je niet lekker?’ vraagt Moeder, terwijl zij het verse brood uit de oven haalt.
Stephen voelt zich juist prima. De hele nacht heeft hij onrustig geslapen, want vandaag is de grote dag. Vandaag komen de schrijvers. Echte schrijvers. Hij heeft de namen in het programmaboekje gelezen en de foto’s gezien.

Stephen zit in de examenklas van de MULO in Lelydorp en wil later schrijver worden. Zijn vader had hem uitgelachen toen hij dat een keer had gezegd.
‘Luister, mi boi, ik ben als schrijver begonnen bij het Bosbeheer en ik ben nog steeds schrijver. Word arts of advocaat, dat soort boeven verdient veel geld.’
‘Jij bent geen goed voorbeeld voor de jongen,’ had Moeder boos gereageerd. ‘Jij bent een lui varken. Je vertrekt om zeven uur naar het werk en om tien uur ben je alweer thuis.’

Stephen pakt een schoon hemd uit de mand en legt het op de strijkplank. Het strijkijzer is al heet.
‘Waarom moet je weer een schoon hemd aan?’ schreeuwt Moeder. ‘Laat dat hemd voor maandag. Ik blijf aan de gang met het wassen van schoolkleren.’
Stephen is koppig, hij strijkt rustig door. Hij denkt aan het verhaal dat hij aan het schrijven is.

“In het grote bos van Tropenland woonde een grote, sterke leeuw. Wanneer hij brulde was dat te horen tot aan de rand van het bos en alle andere dieren bleven stil. De grote leeuw had gemerkt dat de dieren beefden van de angst wanneer hij brulde. Dus wanneer hij honger had, brulde hij: ‘Breng mij eten. Brrruuulll. En snel.’ En alle dieren brachten wat zij hadden ...”

Zijn leraar Nederlands heeft het verhaal gelezen.
‘Hmm,’ had hij gezegd. ‘De lezer zal hiervan niet in een shock raken. Echt niet. Een grote, sterke leeuw die hard brult. Dat weet de lezer ook, dat leeuwen groot en sterk zijn, en hard brullen. En dat zij stinken ook. Dat had je er ook bij kunnen zetten. Nee, er zitten geen verrassingselementen in het verhaal. Jij moet iets bedenken dat de lezer intrigeert.’

Dat laatste woord kende Stephen niet, maar hij had het verhaal aangepast.
“In het grote bos van Tropenland woonde een leeuw die zo lam was als Job ...”
‘Jongen, hou toch op,’ had de meester gezegd. ‘In de eerste plaats was Job niet lam maar arm, je moet je bijbel weer eens een keer openslaan, en verder: waar moet je heen met een lamme leeuw?’

Stephen dacht dat het wel een verrassing voor de lezer zou zijn als een lamme leeuw de koning van het grote bos zou zijn. Hij begreep het niet meer.
Vandaag krijgt hij te horen hoe het wel moet. De meester kan kletsen wat hij wil, maar hij heeft ook nog nooit een boek geschreven.

De schrijvers zijn stipt op tijd. Zij stellen zich voor. Een mevrouw met rood haar uit België, een meneer met een kale kop uit Curaçao en een bekende Surinaamse schrijver. Stephen heeft zijn schrift en pen al klaargelegd.
Alle drie de schrijvers hebben het over meertaligheid. Wie meer dan één taal spreekt mag zich gelukkig prijzen, want taal is macht.

Stephen schrijft het op: Taal is Macht. Nu weet hij wat hij moet schrijven.
“De koning van het grote bos spreekt de taal van de duiven, de taal van de mieren, de taal van de slang. De taal van de bomen, van de bloemen en van het gras. De koning van het grote bos is Kiki, de paarse aap.” Wat zal de meester hiervan zeggen?

K.

Monday, November 8, 2010

Konosé bo Isla 2010-10: Suriname, Berg en Dal



De geschiedenis van Berg en Dal begint met de stichting van een militaire post bij de Parnassus-berg, als bescherming tegen de indianen. Vervolgens — volgens schaarse en niet te controleren bronnen — werd er een "bergwerk" aangelegd met de naam Trouw-op-God. Dat was omstreeks 1717, en het doel was natuurlijk goudwinning. Een bezoek van gouverneur Temming bracht aan deze poging een einde. Temming achtte het gehele werk zinloos en zette de zaak onmiddelijk stop. Wel had de plaats een gunstige indruk op hem gewekt, want hij besloot 1500 akkers nabij de mijn aan zichzelf toe te kennen. In 1923 werd dit areaal vergroot tot 3000 akkers toen Temming het hoogste bod deed op de mijnconsessie. Vervolgens verwierf hij nog eens 2000 Akkers aan de overzijde der rivier, waarvan 1000 akkers op naam van zijn aanstaande vrouw, Charlotte van der Lith.

Hiermee hebben wij kennis gemaakt met de hoofdrolspelers in de geschiedenis van de plantage Berg en Dal : de gouverneur-generaal Hendrik Temming, maar toch vooral diens echtgenote Charlotte van der Lith. Charlotte arriveerde omstreeks 1722 in Suriname, en meldde zich aan als lidmaat van de gereformeerde kerk. Zij werd ingeschreven in het lidmaatregister van dat jaar :

".....1722 september 25 juff: Charlotta Elizabeth van der Lith met Attestatie van St.Hagen....."

Twee jaar later trad Charlotte in het huwelijk met de gouverneur Hendrik Temming. Het was haar eerste huwelijk in een serie van vijf, Charlotte heeft haar leven gedeeld met 3 gouverneurs en 2 predikanten.


Vraag: Hoe werd Charlotte van der Lith ook wel genoemd?

Sluitingsdatum: zondag 5 december 2010

Prijs: een cadeaubon van The Cinemas.

Sponsor: ESCRIBA N.V.

(Het inzenden van het antwoord op de prijsvraag gebeurt via e-mail:

revers@cura.net

of door een reply op de door u ontvangen mail. De winnaar wordt door loting bepaald uit de goede inzendingen.)

Konosé bo Isla 2010-09: antwoord

Antwoord: Shimaruku

Er zijn 34 inzendingen, waarvan 33 goed:

Aida Geerman
Daisy Casimiri
Reginald Römer
Ariadne Faries
Guiselle de Kaster
Elaine Con
Madelyn Francisco
Max Martina
King Yen Yung
Solange Nijdam
Angélique Da Costa Gomez
L.J.Chr. Dee
Winsel Peney
Sijonara Maria
Jamila Romero
Flavia Vasco de Sousa
Yolanda Chakoetoe
Erseline Mauricio
Maria Montroos
Edgar de Palm
Elodie Heloise
Cheryl Coffi
Glyraine Jukema
Regina v/d Biest
Renny Albertus
Max Maria
Evelyn Aliff
Lina Engelhart-Gillen
Jan Philipsen
Niels Augusta
America Augusta
Siagnee Mariano
Ingrid R.
Frans Kapteijns

De winnares is Jamila Romero

Iedereen bedankt voor het meedoen.

De laatste Antilliaan

Opgewonden rende Techi het café binnen. Daar zat Roro aan zijn vaste tafel. Techi ging zitten en snakte naar adem.
‘Wat is er aan de aan de hand?’ vroeg Roro bezorgd. ‘Heb je de duivel gezien?’
‘Nee, nog erger,’ pufte Techi, ‘Ik heb Hem gezien. De Antilliaan. Ik heb de Antilliaan gezien.’
Roro keek nog bezorgder, omdat hij begon te twijfelen aan de verstandelijke vermogens van Techi. Arme Techi, dacht hij. Zij werkt veel te hard. Van ’s morgens zes tot ’s avonds zes. De hele dag in de hitte van de stomerij. Daar krijg je ook wat van.

‘Wat heb je dan precies gezien?’ vroeg hij aan Techi, want hij had geleerd dat je gekken niet moest tegenspreken. ‘Hoe zag hij eruit, die Antilliaan?’
‘Hij had een witte mantel om met een rode en een blauwe streep erop. En boven zijn hoofd hing een aureool van zes, nee vijf sterren.’ Techi bleef stil en staarde voor zich uit.
‘En?’ vroeg Roro ongeduldig. ‘Hoe zag hij er verder uit. Was hij groot? Klein? Welke huidskleur had hij?’
‘Hij was niet groot en ook niet klein. Hij was niet zwart en niet wit. Hij was ...’

Techi kreeg het benauwd, het zweet brak haar uit. Haar handen beefden. Roro vreesde dat zij flauw zou vallen.
‘Water,’ riep hij tegen de barman. ‘Koud water. Snel.’ Maar Techi nam zelf een fles glacial uit haar tas en besprenkelde haar voorhoofd ermee. Dat deed haar goed. Zij kon weer spreken.
‘Wat was hij dan?’ vroeg Roro. Hij zat op het puntje van zijn stoel.
‘Hij was ...,’ hakkelde Techi. ‘Hij was ... transparant.’

‘Hij was transparant, laat mij niet lachen,’ zei een krakende stem. Zij keken verbaasd om. Daar zat een oude man aan het tafeltje achter hen. Zij hadden hem niet opgemerkt. Hij was geruisloos binnengekomen.
‘Een LV*,’ fluisterde Roro tegen Techi.
‘Helemaal geen LV,’ sprak de oude man, ‘jullie kunnen fluisteren wat jullie willen, ik hoor het allemaal. Ik ben niet doof. De Antilliaan heeft nooit bestaan. Hij is een verzinsel van de Hollanders, net als de Vliegende Hollander. Het verhaal werd vroeger ’s avonds voor het slapen gaan aan kinderen verteld en dan konden zij van de angst niet slapen. Zij pisten in hun broek. Aan stoute kinderen werd gezegd, ‘ik roep de Antilliaan voor je’, en dan werden zij stil. De Antilliaan was de boosdoener. Hij kreeg de schuld van alles wat de Hollanders verkeerd deden. Dat is heel lang geleden. Als je het nu over de Antilliaan hebt, lachen de kinderen je uit. Professor V. Marsje heeft een boek over geschreven.’

Wan was zeer verontrust. Hij wist zeker dat de vrouw hem gezien had. Al die jaren had hij zich schuil kunnen houden. Niemand wist dat hij nog bestond. En al had hij aan hen verklapt dat hij een Antilliaan was, dan nog hadden zij hem uitgelachen. Niemand geloofde meer in de Antilliaan. Maar nu liep hij gevaar. De vrouw had hem herkend, dat had hij aan haar reactie gezien. En zij ging het rondbazuinen. En dan kwam de RST.

Midden in de nacht werd op de deur van Techi’s huis gebonsd. ‘Doe open. De RST.’ zei een zware stem. Techi deed met bevende handen open.
‘U bent Techi en u heeft de Antilliaan gezien?’ sprak de Blonde Reus. ‘Kunt u ons naar de plek des onheils brengen?’
Techi kreeg geen tijd om zich aan te kleden. Tussen drie grote mannen in liep zij naar de plaats waar zij die middag de gedaante gezien had. Het was volle maan, maar zij vonden niets. Heel in de verte zagen zij de witte mast van een zeilschip wegvaren richting Coro.
Dat was Wan, de laatste Antilliaan. Maar zij konden dat niet weten.

*LV: de LuisterVinken, de geheime dienst van de Geheime Leider.

Een speld

Ik ben een kinderboek aan het schrijven en ging op het internet op zoek naar informatie over het gedrag van kinderen in de verschillende leeftijdscategorieën. Wat vinden zij leuk om te lezen? Wat voor soort humor houden zij van? Hoe stellen zij de wereld om hun heen voor? Nou, het lijkt wel alsof je een doctortitel in de psychologie moet hebben om een kind te begrijpen. Toch heeft mijn moeder elf kinderen grootgebracht en zij was een doodgewone huisvrouw. Dus zo ingewikkeld als het in de internetartikelen staat, is het ook weer niet. Als je goed luistert en kijkt, zijn kinderen best te begrijpen. Getuige het verhaal dat ik een keer gehoord heb van een leerkracht.

‘Wat zijn jullie stil, jongens,’ zei mevrouw Martina, onderwijspsychologe bij het Departement van Onderwijs, tegen de kinderen in de klas, terwijl zij in een strakke spijkerbroek en met naaldhakken - tak, tak, tak - op en neer liep. Johnny vond haar meteen lief, in ieder geval leuker dan die vervelende Juf Ivonne.

‘Jazeker,’ viel Juf Ivonne haar trots in de rede. ‘Je hebt geen kind aan ze. In mijn klas kun je een speld horen vallen.’

Daar zegt ze het weer, dacht Johnny. Hij had vanochtend een speld meegebracht van huis en die laten vallen, maar niemand hoorde iets. Juf Ivonne het minst, want die is zo doof als een kwartel. Dat zei zijn moeder een keer na een ouderavond.
‘Die juffrouw van jullie is zo doof als een kwartel. Zij hoort gewoon niet als je iets tegen haar zegt.’
Johnny kon dat niet weten, want hij had nooit een kwartel gezien. ‘Dat is een soort vogel,’ had zijn moeder uitgelegd.
Hij kon zich wel voorstellen dat die kwartels makkelijk te vangen waren. Makkelijker dan totolikas, de kleine duifjes die ’s ochtends bij hem op het erf broodkruimels kwamen pikken. Die waren verre van doof, bij het minste geluid vlogen zij weg.

‘U moet juist een kind aan ze hebben, daarom staat u voor de klas, juffrouw Ivonne,’ merkte mevrouw Martina luchtig op. ‘De kinderen moeten zich kunnen uiten.’

Wat denkt dat wijf nou wel, dacht Juf Ivonne, zij is amper vijfentwintig en die komt mij de les lezen. Zij vergeet dat ik al meer dan dertig jaar voor de klas sta.

‘Hoor je dat,’ fluisterde Johnny tegen Nathalie die naast hem zat, ‘Juf Ivonne moet een kind van ons krijgen. Dat kan helemaal niet.’
‘Stil,’ siste Nathalie, ‘wij moeten van Juf Ivonne stil zijn.’
‘Trut,’ zei Johnny en stak haar met het speldje in de bil.
‘Au,’ schreeuwde Nathalie en buitelde van haar stoel.

‘Johnny!’ gilde Juf Ivonne boos, ‘zit je weer te klieren? Kom hier!’
Mevrouw Martina had binnenpret, nu werd het spannend. Johnny liep aarzelend naar voren en bleef met gebogen hoofd voor Juf Ivonne staan.
‘Johnny! Kijk mij in de ogen.’ Dat was mevrouw Martina.
Johnny keek haar met vragende ogen aan.
‘Vertel mij eens, wat doe je met een speld op school?’
Johnny keek even naar de boze Juf Ivonne en toen weer naar mevrouw Martina.
‘En?’ vroeg mevrouw Martina en streelde hem over zijn kaalgeknipte kop.
‘Ik...’ hakkelde Johnny, ‘wij... wij moesten van Juf Ivonne heel stil zijn wanneer u op bezoek kwam. Zo stil dat je een speld kon horen vallen. Ik heb vanochtend een speld laten vallen, maar niemand hoorde iets. Ik...’
Geen speld tussen te krijgen, dacht mevrouw Martina.

Monday, October 25, 2010

Sunday, October 3, 2010

Konosé bo Isla 2010-09: Vruchten



Vraag: Welke vrucht is deze?

Pregunta: Kua fruta esaki?

Sluitingsdatum: zondag 7 november 2010

Prijs: een cadeaubon van Boekhandel Mensing.

Sponsor: ESCRIBA N.V.

(Het inzenden van het antwoord op de prijsvraag gebeurt via e-mail:

revers@cura.net

of door een reply op de door U ontvangen mail van Learnforfun. De winnaar wordt door loting bepaald uit de goede inzendingen.)

Konosé bo Isla 2010-08: antwoord

Antwoord:
Nanzi heeft 9 kinderen. (Bron: Hoe Nanzi de koning beetnam en andere Antilliaanse verhalen over de slimme spin. Nilda Pinto. Tweede druk 2006)


Er zijn 7 inzendingen, waarvan 3 goed:

Regina v/d Biest
Elaine.Con
Frans Kapteijns
Yolanda Chakoetoe
Loeki Peters
Leendert J.J. Pengel
Flavia Vasco de Sousa

De winnaar is Leendert Pengel

Iedereen bedankt voor het meedoen.

De redding

Het is zaterdag en al bijna twaalf uur ’s middags. Er is geen bedrijvigheid in de keuken. De geur van gebakken bananen vullen de steegjes van Otrobanda. Het is stil en somber in huis. Oma Polita heeft een wit doek om haar hoofd gebonden dat zij telkens nat maakt met awa maravia, wonderwater. Zij heeft koppijn van de kopzorgen.

‘Sarajulia,’ roept zij.
Sarajulia is mijn moeder, maar niemand weet dat zij zo heet. Iedereen noemt haar Julia. Als Oma haar Sarajulia noemt, dan is dat een teken dat zij ruzie zoekt. Oma Polita zoekt een zondebok.
‘Sarajulia, heb je al een bloemetje gezet bij het beeld van Sint Antonius?’ vraagt Oma klaaglijk.

Mijn moeder reageert niet, zij heeft geen bloemetje gezet want zij gelooft niet in die onzin. Mijn moeder gelooft nergens in, behalve dan in goed geluk. De dingen komen vanzelf goed. Oma Polita ergert zich hier mateloos aan, zij is het goed geluk.

‘Ga jij een bloemetje plukken,’ zegt zij tegen mij.
Ik sta lusteloos op. Ik heb honger, wil ik zeggen, maar ik pas ervoor op. Voor het beeld van Sint Antonius ligt een hard saladebroodje, half opgevreten door de kakkerlakken.
‘Moet ik dit weggooien?’ vraag ik.
‘Nee, laat maar liggen en zet het bloemetje een beetje netter. Zet het rechtop tegen het beeld aan.’ Ik snap ook niet hoe Sint Antonius door dit eerbetoon voor eten kan zorgen.

Iemand hoest opzichtig in het kamertje naast de kast waar het beeldje op staat. Oom Romoldo ligt op bed en staart naar het plafond. Als er iemand recht heeft op eten, dan is hij het wel. Hij heeft het huishoudgeld netjes op tijd afgedragen aan Oma Polita. Dat gehoest van hem maakt Oma Polita nog ongeduriger.

Het is vaker gebeurd dat er geen eten in huis was. Maar op de een of ander manier kwam er toch manna uit de hemel vallen. Vandaag lijkt de situatie echter uitzichtloos. Oma heeft nergens meer krediet. Geld lenen lukt ook niet. De belofte om morgen terug te betalen, daar trapt niemand in. Het is pas de helft van de maand.

Voor de deur van de overburen klinkt een luidruchtige stem. Oma springt op.
‘Dat is Freddie,’ roept zij, ‘roep hem binnen.’ Het komt plotseling in haar op dat Freddie haar tien gulden schuldig is. Iets uit het grijze verleden, zij weet niet precies meer wat. Zij pakt de schoenendoos waar zij haar papieren in bewaart en begint te zoeken. Maar zij vindt alleen maar oude rekeningen en aanmaningen. Toch weet zij het zeker van die tien gulden. Iedere week heeft zij een tekort van tien gulden op haar budget, dat moet het zijn.

Freddie komt binnen, joviaal zoals altijd. Normaal duldt Oma Polita geen bezoek tegen etenstijd. Na veel omwegen en vragen naar de gezondheid van alle familieleden en aanverwanten van Freddie, brengt Oma de tien gulden ter sprake. Natuurlijk kan Freddie zich daar niets van herinneren en het is trouwens haast onmogelijk, want in de eerste plaats leent hij nooit iets van niemand, en mocht dat toch onverhoeds een keer het geval zijn, dan betaalt hij de volgende dag het geleende meteen terug, dus Polita vergist zich. Oma wordt boos: wil Freddie met andere woorden zeggen dat zij liegt?

Freddie wordt voorzichtig, Polita is niet iemand om ruzie mee te krijgen, wil je je doopceel niet gelicht hebben. Hij is degene die zich vergist, geeft hij toe, maar het probleem is dat hij geen geld bij zich heeft en het thuis moet gaan halen. Daar trapt Oma niet in, eenmaal weg komt hij niet meer terug. Oma kijkt strak naar zijn bestofte schoenen. Freddie begrijpt haar blik. Hij bukt en tovert een tientje tevoorschijn uit zijn rechtersok.

K.

Le pays gris

De volgende dag was alles grijs. De regenboog was verdwenen.

Tony ging zijn vriendin Ellie ophalen. Zij hadden afgesproken om samen te gaan ontbijten. Hij toeterde en zij kwam naar buiten. Zij ziet er anders uit vanochtend, dacht Tony, haar haren glanzen niet en zij heeft geen lippenstift gezet.

‘Je hebt geen lippenstift gezet,’ zei Tony aarzelend toen Ellie in de auto stapte.
‘Ik heb wél lippenstift gezet,’ antwoordde Ellie gepikeerd. Zij raakte altijd geïrriteerd wanneer Tony opmerkingen maakte over haar uiterlijk. Moest zij er de hele dag als een miss bij lopen?

Het verkeer bij de grote kruising van Biesheuvel zat muurvast. Alle auto’s toeterden luidruchtig.
‘Wat is hier nou aan de hand?’ vroeg Ellie verbaasd.
‘Er zal wel een ongeluk gebeurd zijn. Een kettingbotsing of zo. Ik zal even kijken.’
Tony ging op de rand van het autoportier staan om over de andere auto’s heen te kunnen kijken.
‘A... alle verkeerslichten staan op grijs,’ stotterde hij.
‘Neem jij mij in de maling?’ reageerde Ellie boos. ‘Hoe kunnen de verkeerslichten nou op grijs staan?’
‘Kijk zelf maar,’ antwoordde Tony. ‘Rood staat op grijs, oranje staat op grijs en groen staat op grijs.’

Inderdaad.
Na handig manoeuvreren, konden zij doorrijden. Zij gingen bij Denny’s ontbijten.
‘Mogen wij de menukaart?’ vroeg Tony aan de serveerster.
‘Wij hebben geen menukaart, meneer,’ antwoordde het meisje. ‘Wij serveren maar één gerecht. Spek en bonen.’
‘Jij bent niet grappig, hoor,’ kwam Ellie tussenbeide, ‘ga de menukaart halen en breng ook twee glazen water voor ons mee.’

Het meisje ging weg en kwam niet meer terug.
‘Zij is ons vergeten,’ zei Ellie na een poosje. ‘Daar loopt zij. Hallo, jij daar, je bent ons vergeten. Zitten er ook hersens in die mooie kop?’
‘Ik heb u niet bediend, mevrouw,’ antwoordde het meisje en liep naar een andere klant.

‘Daar loopt ons meisje,’ zei Tony, ‘Nee, zij is het niet. Zij lijken allemaal sprekend op elkaar.’
‘Laten wij weggaan,’ opperde Ellie ongedurig.
Zij liepen naar de auto. Er kwam een groep schoolkinderen langs op weg naar het sportveld naast het gebouw. Tony stond perplex.

‘Verdorie nog aan toe,’ sprak hij als in een roes, ‘deze kinderen zijn gekloond. Er is geen verschil tussen het ene en het andere kind. Zij hebben allemaal hetzelfde gezicht, dezelfde lengte, dezelfde haren. Zij lopen allemaal hetzelfde. En, zij zijn allemaal... grijs.’

‘Stap snel in de auto,’ schreeuwde Ellie, ‘wij zien geesten.’
In de auto stond de radio aan. Het ochtendnieuws. Een politieke bestuurder was aan het woord.
‘Er bestaat geen multiculturele samenleving. De andere culturen proberen de ene echte cultuur te overwoekeren en te vernietigen. Er bestaat maar één cultuur. Er is maar één oorspronkelijke cultuur. De monocultuur. De grijze...’ Ellie had de radio uitgezet.

‘Die man praat onzin,’ zei ze. ‘De monkeycultuur bedoelt hij.’
Tony bleef stil, hij was diep in gedachten verzonken.
‘Wat scheel je?’ vroeg Ellie. ‘Jij voelt je toch niet verantwoordelijk voor de problemen in deze wereld? Daar hebben wij Obama voor. Wake up, schat.’

Zij liepen een dure dameszaak in de Renaissance Mall binnen. Een schoonheid stond achter de toonbank. Ellie bekeek de jurken die aan de rekken hingen.
‘Is dit de nieuwste mode?’ vroeg zij aan de dame achter de toonbank. Deze knikte bevestigend.
‘Waarom zijn alle jurken grijs?’ vroeg Tony en verstijfde.

K.

Sunday, September 5, 2010

Konosé bo Isla 2010-08: Nanzi



Vraag: Hoeveel kinderen heeft Nanzi?

Pregunta: Kuantu yu Nanzi tin?


Sluitingsdatum: zondag 3 oktober 2010

Prijs: een cadeaubon van The Movies.

Sponsor: ESCRIBA N.V.

(Het inzenden van het antwoord op de prijsvraag gebeurt via e-mail:

revers@cura.net

of door een reply op de door U ontvangen mail van Learnforfun. De winnaar wordt door loting bepaald uit de goede inzendingen.)

Konosé bo Isla 2010-07: antwoord

Antwoord:
‘Lili ta tra li lila pa Lala.’
‘Lilita, tra' li lila pa Lala!’ (Oplossing van Frans Kapteijns)


Er zijn 11 inzendingen, allemaal goed:


Frans Kapteijns
Joan Augusta
Elodie Heloise
Ariadne Faries
Aileen Looman
Edith Wal
Yolanda Chakoetoe
Regina v/d Biest
Jet Gruning
Niels Augusta
Max Maria

De winnares is Edith Wal

Iedereen bedankt voor het meedoen.

Saturday, September 4, 2010

Schildpaddensoep

Nanzi zit op de stoep van zijn voordeur en staart voor zich uit. Hij is ten einde raad. Vandaag is het al de vierde dag dat er niets te eten is in huis. Niets, nada, niet eens een houtje om op te bijten. Hij had die ochtend voorgesteld om soep te trekken van Pegasaya, hun jongste zoon, maar dat was Shi Maria, zijn vrouw, in het verkeerde keelgat geschoten.

‘Nanzi, ben je nou helemaal van lotje getikt? Van onze jongste soep trekken? Zal ik jou een kopje kleiner maken?’ schreeuwde zij en kwam met haar grotere lijf dreigend op Nanzi af.
‘Wacht,’ probeerde Nanzi zich te verdedigen, ‘Pegasaya heeft nog maar weinig gezien van de wereld en zal dus niet veel missen.’
‘Hou je kop en ga eten voor ons zoeken,’ snauwde Shi Maria, ‘spring desnoods zelf in de pan.’

Nanzi tuurt naar een kudde geiten die in het cactusveld aan het grazen is. Een malse geitenbout aan het spit zal hem nu heerlijk smaken, denkt hij. Hij begint ervan te watertanden. Een geit kan best op drie poten lopen, redeneert hij. In Santa Maria heeft hij een hond op drie poten zien rondhuppelen, waarom zou een geit dat niet kunnen. Het probleem is wel: hoe hak je een geit een poot af, zonder dat zij doodbloedt?

In de verte ziet hij Tante Leguaan aan komen waggelen, hoog op haar poten.
‘Dag Tante Leguaan,’ zegt Nanzi wanneer zij dichterbij is, ‘waar waggelt de reis naartoe?’
‘Dat gaat jou niks aan,’ antwoordt Tante Leguaan bits. ‘Trouwens wat kijk jij flauwtjes uit je ogen. Ik zou haast zweren dat je vier dagen niet gegeten hebt.’

Leguanenstaartsoep zal nu niet slecht smaken, peinst Nanzi. ‘Tante Leguaan,’ zegt hij met een slijmerige stem, ‘men beweert dat u het meest begenadigde onder de dieren bent.’
‘Is dat zo?’ antwoordt de leguaan ijdel, ‘en waarom dan wel?’
‘Zij zeggen dat als u uw staart kwijtraakt, er weer een nieuwe aangroeit. Zoveel wilskracht heeft u.’
‘Ja, ja, ja,’ kirt Tante Leguaan.
‘Maar ik geloof er niets van,’ spreekt Nanzi met een ernstig gezicht, ‘volgens mij bent u een oplichtster. Ik wil het met mijn eigen ogen zien.’ En terwijl hij dat zegt, loopt hij op de leguaan af. In een flits ziet deze de bijl in Nanzi’s hand glinsteren in het zonlicht en zet hem op een lopen.

‘Nanzi, de duivel zal je ziel halen,’ schreeuwt zij vanuit de verte.
Nanzi gooit de bijl aan de kant en gaat weer moedeloos zitten. Er zit niets anders op, denkt hij. Hij moet gaan werken om aan eten te komen. Hij zal de eerste telg zijn uit het oude geslacht Araña die gaat werken. Een grote schande, hij breekt met de traditie. Dan maar liever sterven. Hij zal zich opofferen voor zijn vrouw en kinderen.

Hij heeft gelezen van een religie waarvan gelovigen die zich opofferen in het hiernamaals beloond worden. Hij kijkt in de telefoongids, pakt de telefoon en bekeert zich. Hierna zet hij een pan water op het vuur. Hij zal in de pan springen en soep trekken van zichzelf. Hij zal een brief achterlaten waarin hij Shi Maria en de kinderen smakelijk eten wenst.

Nanzi gaat met zijn kop tussen zijn poten op de stoep zitten wachten totdat het water kookt.
‘Zo Nanzi,’ hoort hij een lijzige stem, ‘wat blik jij somber, is je laatste uur geslagen?’
Nanzi kijkt op. Het is Paddie Schildpad, helemaal onder de modder. ‘Donder op,’ zegt hij tegen Paddie, ‘je stinkt, maak dat je wegkomt, ga baden.’
‘Baden, baden,’ jammert Paddie, ‘waar kan ik op dit moment een warm bad nemen?’
Nanzi springt op. ’s Avonds komen Shi Maria en de kinderen thuis en worden onthaald op een bord heerlijke schildpaddensoep.

K.

Monday, August 23, 2010

Dies florin ku dies sèn

Benisio di Ma Keta
mainta promé ku solo sali
a lanta gloria su kurpa
bisti su wayabera blanku
sali kue kaminda pa Punda
promé ku Ma Keta hole sa.

Ta ayera Lunita di tra’i seru
a bin ta konta kuchikuchi
ku gobièrnu tin un plan sekreto
pa regalá tur penshonado
den kuadro di pais nobo
dies florin ku dies sèn.

Ta sèn ku nan a haña den un saku
den kantor di Bestuurscollege
makambanan ku a bishitá nos isla
a laga tras pa nos.

Benisio sintá den sala di espera
esun promé ta bebe awa limpi
diputado ta drenta otro ta sali
unu bistí manera un keke
fragansia di perfume karu
ta wal bo stoma bashí.

Porfin un señorita amabel
a bin atendé Benisio
skirbi number di buki di banko
pa asina ku elekshon pasa
depositá e sèn riba su kuenta.

Benisio a keda mashá kontentu
i a hura e damita bunita
na nòmber di su mama difuntu
ku e lo vota pa e Lider Máksimo
ku tin Benisio i Ma Keta na kurason.

Kompader

Thursday, August 19, 2010

Taal

Op het moment dat de rector van het Radulphus College zich zorgen maakt over de beheersing van de Nederlandse taal op zijn school, lees ik De Kapellekensbaan, de anti-roman van Louis Paul Boon, het meest onorthodoxe boek geschreven in de Nederlandse taal waarvan de beginzin al twaalf regels telt en de tangconstructies je om de oren vliegen, uit. Niettemin wordt dit meesterwerk van ‘Boontje’ beschouwd als een van de absolute hoogtepunten uit de Nederlandse literatuur van de afgelopen eeuw. Je moet er wel wakker bij blijven, maar dat geldt voor ieder goed boek.

Wat bedoelt de rector nu met beheersing van de Nederlandse taal? Zal een VWO eindexamenkandidaat voor het vak Nederlands De Kapellekensbaan op zijn lijst moeten kunnen zetten als hij daar zijn goesting in heeft? Of voor mijn part om meer bij de tijd te blijven de Godverdomse dagen op een godverdomse bol van Dimitri Verhulst, ook al een Vlaamse schrijver verdorie, en kom nu niet met Herman Brusselmans aanzetten.

De rector kan zich om de beheersing van om het even welke taal zorgen maken. Alle talen worden slecht beheerst. Hij heeft gekozen voor het Nederlands, historisch, omdat wij in het Nederlands taalgebied van de Koninkrijk der Nederlanden liggen en praktisch, omdat onze jongens en meisjes na de middelbare school in Nederland gaan studeren. De tegenvallende schoolresultaten hier en het falen tijdens de studie daar, worden toegeschreven aan de gebrekkige kennis van de Nederlandse taal. Ik meen te weten dat de studieresultaten van de Marokkaanse studenten aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam tot de beste behoren, zij spreken Marokkaans thuis en onderling.

Zouden ook andere factoren een rol kunnen spelen? Bijvoorbeeld een gebrek aan inzet en studiezin, en een laag ambitieniveau bij de leerlingen hier en aanpassingsproblemen, weinig doorzettingsvermogen en te veel afleiding bij de studenten daar? De deskundigen kunnen dat weten.

Maar laten wij terugkeren naar het taalprobleem. Om het probleem te vereenvoudigen maak ik onderscheid tussen de beheersing van de taal in een vakgebied, bijvoorbeeld informatica, economie, psychologie, vaktaal dus en het gebruik van taal in een dialoog, mondeling of schriftelijk.

Vaktaal is een middel om kennis van het vak over te brengen. Een student moet in de eerste plaats de vaktaal goed leren beheersen. De meeste disciplines volgen een min of meer standaard patroon om kennis over te brengen: een conclusie (stelling, bewering) die volgt uit een verzameling gegevens (feiten) en aannemelijk gemaakt wordt door middel van een redenering (betoog). Om het betoog te kunnen houden, moet de student de vaktaal beheersen. De vakdocent moet hier zorg voor dragen, maakt niet uit in welke taal. In de wiskunde gebruikt men symbolen. De Egyptenaren gebruikten hiërogliefen. Consistentie is het belangrijkste.

Taal als een middel voor het voeren van een dialoog is een probleem van een andere orde. De studenten kunnen niet uit hun woorden komen. De studenten kunnen hun gedachten niet op papier zetten. Deze zijn de veel gehoorde klachten. Deze problemen treden op zodra men het veilige patroon van gegevens, redenering en conclusie verlaat en van de student verwacht om zelf zijn gedachten te structureren. Dit vergt oefening en begeleiding. Ik stam zelf uit de tijd van opstellen schrijven en spreekbeurten houden. Maar dit beperkte zich tot de taalvakken. Het had eigenlijk ook voor de andere vakken gemoeten.

In het Amerikaans onderwijs worden veel papers geschreven en wordt er veel gediscussieerd. Een eigen mening hebben, argument en tegenargument, volzinnen gebruiken. Maakt niet uit in welke taal. Maar ook hier weer is consistentie belangrijk. Als men eenmaal een keuze gemaakt heeft, dan moet men zich aan die taal houden. Maar waarom die aversie tegen het Nederlands? Tja, hierover misschien een andere keer.

K.

Sunday, August 1, 2010

Konosé bo Isla 2010-07: Taal

lilitatralililapalala

Hierboven staat een zin in het Papiaments zonder hoofdletters, spaties en leestekens.

Vraag: Wat zegt de zin?

Pregunta: Kiko e frase ta bisa?



Sluitingsdatum: zondag 5 september 2010

Prijs: een cadeaubon van Candy Barrel.

Sponsor: ESCRIBA N.V.

(Het inzenden van het antwoord op de prijsvraag gebeurt via e-mail:

revers@cura.net

of door een reply op de door U ontvangen mail van Learnforfun. De winnaar wordt door loting bepaald uit de goede inzendingen.)

Konosé bo Isla 2010-06: antwoord

Antwoord: Palapa Hotel

Er zijn 7 inzendingen, allemaal goed:

Erich Renee
Eduardo Vlieg
America Augusta
Joan Augusta
Regina v/d Biest
Yolanda Chakoetoe
Flavia Vasco de Sousa

De winnaar is Eduardo Vlieg

Iedereen bedankt voor het meedoen.

Een genie

Nanzi komt thuis en ziet nieuwe gordijnen hangen voor de ramen. Zo, denkt hij, Shi Maria heeft nieuwe gordijnen gekocht, dus zij heeft geld. Hij kijkt op zijn horloge en ziet dat het pas drie uur is. Shi Maria zal niet voor vijven thuis zijn, hij heeft alle tijd om naar het geld te zoeken.

Nanzi zoekt overal, maar kan niets vinden. Waar heeft Shi Maria het geld in hemelsnaam verborgen, vraagt hij zich af. Hij zoekt zelfs onder de losse plank in de badkamer, waar hij zijn eigen spullen verstopt.

Om klokslag vijf uur komt Shi Maria thuis met de kinderen.
‘Ha, daar is mijn lieve vrouw,’ zegt Nanzi met een slijmerige stem, ‘ik zie dat je heel mooie gordijnen gekocht hebt. Die hebben zeker een paar centjes gekost.’
‘En je hebt naar die centjes gezocht en kon ze niet vinden,’ antwoordt Shi Maria vinnig, ‘heb je ook onder de losse plank in de badkamer gekeken? Als je het weten wil, ik heb ze op afbetaling gekocht bij Arie Bier.’

Nanzi kent Arie heel goed. Zij komen allebei in dezelfde kroeg. Arie verkoopt van alles op afbetaling en wordt er rijk van, terwijl vrijwel niemand iets afbetaalt. Nanzi heeft nooit begrepen hoe Arie dat doet, daar moet hij eens achter zien te komen.

Tot zijn geluk komt hij Arie diezelfde middag nog tegen in hun stamkroeg.
‘Ha die Arie,’ roept Nanzi opgewekt, ‘als je aan de duivel denkt, neem een biertje van mij.’
‘Mijn goede vriend Nanzi,’ reageert Arie met een beetje argwaan. ‘Waar heb je de duivel voor nodig? Jij komt vanzelf wel in de hel, ha, ha, ha.’ Zijn dikke buik schudt.
‘O, niets bijzonders,’ antwoordt Nanzi, ‘neem er nog eentje.’

Na tien biertjes raakt Arie’s tong los. ‘Ik zal je uitleggen hoe ik dat doe, Nanzi,’ zegt hij, ‘maar kop dicht. Ik koop de gordijnen in voor drie gulden per stuk en verkoop ze voor tien. Ik laat de mensen vijf gulden aanbetalen en de rest mogen zij afbetalen hoe zij dat willen. Ieder kwartje is meegenomen. Gesnopen?’
‘Arie, je bent een genie,’ schreeuwt Nanzi uit.

De volgende ochtend zit Nanzi op een bank naast de keukendeur te peinzen hoe hij ook een genie kan worden. Het gekakel van een kip doet hem opschrikken.

‘Ga weg,’ schreeuwt hij tegen het dier, ‘ga ergens anders herrie maken.’
‘Schreeuw niet zo, Nanzi,’ roept Shi Maria vanuit de keuken, ‘zij heeft een ei gelegd, ga dat liever zoeken.’

Een ei. Nanzi springt op. Nu weet hij het. Hij weet precies wat hij gaat doen. Hij gaat eieren verkopen.

Nanzi opent een winkeltje en verkoopt eieren, acht cent per stuk. Hij koopt ze in voor tien cent. Hij is de goedkoopste van het eiland en iedereen komt bij hem kopen. De andere eierenverkopers doen hun beklag bij de Koning. De Koning snapt er niets van en roept de ministerraad bijeen. De Minister van Economische Zaken leest het AD, de Minister van Technologie twittert en de rest is ingedommeld. ‘Honderd heilige hagedissen in een hoenderhok,’ schreeuwt de Koning, ‘wordt er hier nog geregeerd of niet. Wat doen wij met het dossier Nanzi? Hij koopt de eieren in voor tien cent en verkoopt ze voor acht cent met winst.’ ‘O, economische zaken,’ zegt de Minister van Technologie en twittert door.

‘Nu moet je mij toch wel vertellen hoe je dat doet, Nanzi,’ zegt Arie. ‘Goed,’ antwoordt Nanzi, ‘maar kop dicht. Ik koop tien eieren in Barber en tien in Soto. Ik maak er vijf van kapot en laat die in Barber zien. Ik krijg de helft van mijn geld terug. Daarna laat ik de kapotte eieren in Soto zien en krijg daar ook mijn geld terug. De vijftien eieren verkoop ik en van de andere vijf maak ik een stevige omelet.’ ‘Geniaal,’ schreeuwt Arie uit.

Saturday, June 19, 2010

Baile, Compadre Juan

Op de achtergrond speelde een heel oude plaat. Compadre Pedro Juan baile el merengue. Compadre Pedro Juan was de eerste merengue die door de hogere klasse van Santo Domingo gedanst werd. Trujillo wilde van de melodie zelfs het volkslied van de Dominicaanse Republiek maken.

Op het ontbijtbuffet stond van alles: allerlei soorten tropisch fruit, verse fruitsap, witte kaas, rijst met bonen, gestoofde kip, kleine ayaka’s, etc. En natuurlijk ook roerei met spek en toast. Ik liep langs een tafel waaraan een oudere man zat met twee piepjonge meisjes. De man sprak Duits en de meisjes Spaans, maar dat hinderde niet. De taal van prostitutie is universeel.

Ik had die ochtend een uur gejogd en had eerder dorst dan honger, dus nam ik wat fruit, een kop thee, toast en witte kaas. De meisjes hadden het eten hoog opgestapeld op hun borden, de toren van Pisa. Zij knoeiden wat met een vork in het ei en schoven de borden aan de kant. De Duitser at voor drie, zijn buik loog er niet om.

Na het ontbijt gingen mijn vrouw en ik even wandelen in het centrum van het stadje Boca Chica waar wij verbleven. Het stadje ontwaakte. Een jongetje kwam naast mij lopen. Ik negeerde hem. Hij trok aan mijn broekspijp. ‘Señor, señor.’ Mijn vrouw kreeg medelijden met hem en maakte de fout haar portemonnee tevoorschijn te halen en hem een dollar te geven. Vanuit het niets verschenen er zeker twintig jongens. ‘Americano, Americano,’ riepen zij in koor. Wij versnelden onze pas en één voor één bleven zij achter.

Wij liepen langs een internetcafé en wilden onze mail checken, maar er was geen stroom. Het personeel stond buiten. Ieder half uur valt de stroom uit, legden zij uit. In het cafetaria ernaast bediende het vriendelijkste meisje van de stad. Haar gezicht was rond als de volle maan, haar ogen zwart, haar glimlach breder dan die van de Cheshire kat uit Alice in Wonderland. Zij leek zo sprekend op een Curaçaose, dat ik onwillekeurig Papiaments tegen haar begon te praten. Haar glimlach werd nog breder. Ja, ze heeft wel van Curaçao gehoord. Nee, zij is er nooit geweest. Ik maakte een foto van haar, een close-up.

Voor de volgende dag hadden wij een safaritour geboekt naar het platteland. Wij vertrokken ’s ochtends vroeg in een oude omgebouwde vrachtwagen. Na een uur rijden begon het pijpenstelen te regenen. De tourleider trok een zeil, zo lek als een zeef, over onze hoofden. Niet erg, vond ik, wij hadden een duik in de rivier op het programma, dus wij zouden sowieso nat worden.

Na een half uur bereikten wij het eerste dorpje. De wagen stopte bij een winkeltje en wij stapten uit. De eigenaar was voorbereid. Ik kocht twee flessen water. Het viel mij op dat de andere passagiers allemaal zakjes snoep kochten. Toen wij wegreden werden wij achtervolgd door een horde jongens. ‘Americano, Americano,’ schreeuwden zij. Mijn medepassagiers schaterlachten en gooiden snoepjes voor hen. ‘Americano, Americano.’ Dit herhaalde zich in ieder dorp dat wij passeerden. Ik vond het gênant.

Plotseling verlieten wij de hoofdweg en sloegen een zandweg in, door de regen meer een modderweg. Al schokkend probeerde de chauffeur de ergste gaten in de weg te omzeilen. Na een poosje reden wij een erf op waarop een bouwvallig houten huisje stond. Een vijftal halfnaakte kinderen rende de vrachtwagen tegemoet. Ik begreep er niets van. Misschien profiteerde de chauffeur van de reis om een familiebezoek af te leggen. De wagen stopte en wij moesten uitstappen. Een jong meisje diende zich aan als gids. Wij sprongen over de modderplassen heen en gingen het huis binnen. In een hoek zat een oud vrouwtje met een pijp in haar mond. Wij mochten foto’s maken. Weer buiten, legde het meisje uit hoe zij leefden. Voordat wij in de wagen stapten, kreeg zij van ieder van ons een dollar. Armoede als toeristisch product. Baile, Compadre Juan.

K.

Saturday, June 12, 2010

Zomerliefde

Ga je mee?
De hertjes drinken.
Zo is dan het begin.

Vannacht om twaalf
Dan licht de zee !
Je zit er middenin.

Niveageur
en zout in ’t haar
en hollen door de zee.

Die eerste zoen
hete beloftes
het trekt je met zich mee.

En dan gaat daar
de laatste boot,
en voert hem overzee.

Dan wacht je op
die eerste brief.
Die telkens maar niet komt.

Terwijl jij alleen
op je lege bed
de liefkozingen somt.

Refrein.
Ik hou van jou...
Ik blijf je trouw...
Ik laat je nooit alleen.


Ria Evers-Dokter, 3 juni 2010. ©. Hollum Ameland.

Wednesday, June 9, 2010

Lied voor een kind bang in donker (Boudewijn de Groot)

Binnen lig ik in mijn bed
met gedachten aan daarbuiten
waar kabouters vrolijk fluiten,
want die hebben altijd pret.

Binnen in mijn warme hol
hoor ik mijn gedachten lopen,
die tevoorschijn zijn gekropen
en ik voel me boordevol.

Vol verwarring en plezier
om de koude nacht daarbuiten,
klamme handjes op de ruiten
van het een of andere dier.

Vast een soort van chimpansee.
Zal ik hem eens binnenlaten?
Nee, in godsnaam laat maar praten,
ik zit genoeg in de puree.

Lekker is het hier in bed.
'k Heb mijn allermooiste dromen
nu vanavond laten komen
en de wekker afgezet.

Maar des nachts om twaalf uur
komt een kerel van de zolder
met een grote zak vol kolder
en een fles vol apezuur.

Daarvan ben ik toch wel bang,
maar gelukkig gaan mijn kleren
dan elkaar weer mores leren
en ze rennen door de gang.

En ik hoor de hoge hoed
op de kapstok somber klagen
want alleen om hem te plagen,
doen ze hem vol suikergoed.

Maar ik voel me wat alleen
en een meisje komt me kussen.
Wel wat lastig ondertussen
al die vlinders om me heen.

Maar nu heb ik dan mijn schat
lekker in mijn warme bedje.
Lekker dier, vooruit wat let je.
Heb je al een zoen gehad?

Leiden is nog steeds in last
maar dat kan me niet veel schelen,
want de maan, die ronde gele,
houdt de hemel toch wel vast.

Maar helaas de goede fles
waaruit ik mijn zoete dromen
glanzend in mijn glas zag stromen,
is nu leeg, een harde les.

En die fles is tot mijn spijt
't middelpunt van heel mijn leven.
Met de wekker op half zeven
zak ik door een eeuwigheid.

Oh het leven is een last
met het werk van zeven weken
onberoerd en onbekeken
doelloos liggend in de kast.

Oh wat heb ik reuze spijt,
niets dan tranen is het leven
en ik zucht met Van het Reve:
't is weer niks als narigheid.

Narrig snurkend in mijn slaap
ligt ik hier tot kwart voor achten
op de dageraad te wachten,
morgen sta ik weer voor aap.

Sunday, June 6, 2010

Konosé bo Isla 2010-06: Under Construction



Vraag: Hoe gaat dit gebouw straks heten?

Pregunta: Kon e edifisio aki ta bai yama aki ratu?

Sluitingsdatum: zondag 1 augustus 2010

Prijs: een cadeaubon van boekhandel Mensing.

Sponsor: ESCRIBA N.V.

(Het inzenden van het antwoord op de prijsvraag gebeurt via e-mail:

revers@cura.net

of door een reply op de door U ontvangen mail van Learnforfun. De winnaar wordt door loting bepaald uit de goede inzendingen.)

Konosé bo Isla 2010-05: antwoord

Antwoord: Palu Kalòis uit Wazu riba ròndu, Elis Juliana

Er zijn 4 inzendingen, waarvan geen goed:

Jules Marchena
Joan Augusta
America Augusta
Madelyn Francisco

Iedereen bedankt voor het meedoen.

BESC

Ik werd vanochtend om vijf uur wakker. Op zich niets bijzonders, ik word iedere ochtend om vijf uur wakker. Ik kan mijn betoog dus beter beginnen met: Zoals gewoonlijk werd ik vanochtend om vijf uur wakker. Er is tennis op televisie. Ik vraag mij af hoe het komt dat al die meisjes uit Oost-Europa mooi zijn en ook nog kunnen tennissen. Zou dat iets te maken hebben met natuurlijke selectie? In de Nederlandse kranten staat wel dat zij in het Westen hebben leren tennissen, dat kan niet missen. Waarom leert het Westen zijn eigen meisjes niet tennissen? Mooi zijn zij in ieder geval niet in het Westen geworden. Ook hun moeders zijn mooi, die komen vaak in beeld. Ik verdenk de cameramensen van ESPN ervan bepaalde voorkeuren te hebben.

De ochtendkrant is er ook al. Daarin lees ik dat in verband met Cems men de correcte oplossing heeft bedacht voor het verkeerde probleem. Is dat niet om moedeloos van te worden. Bedenkt men een keertje voor de afwisseling een oplossing, blijkt het voor het verkeerde probleem te zijn. Men zegt er niet bij voor welk probleem dan wel. Misschien voor de BOO? Want daar is het ook al tranen met tuiten huilen. Bouwt men een splinternieuwe fabriek om het stroomprobleem op het eiland voor eens en voor altijd op te lossen, heeft dat gevaarte amper één megawatt geleverd en het staat al op instorten. Het stroomprobleem is erger geworden en de raffinaderij ligt al maanden plat. Ik heb er tien jaar gewerkt in de Shell tijd. Ik kan mij geen dag herinneren dat er geen stroom was.

Een Antilliaanse makker van mij in Nederland vroeg mij laatst: ‘Makker uit Curaçao, waar zijn jullie mee bezig? Jullie brouwen er niets van aan die zijde van de oceaan. Zelfs Dòktor is niet meer veilig op zijn sokkel.’
‘Makker uit Nederland,’ antwoordde ik, ‘in de eerste plaats moet je wij zeggen en niet jullie, want je hoort er ook bij. En in de tweede plaats ben ik er niet zo zeker van of je na de verkiezingen van 9 juni nog welkom bent in Nederland. Begin je oude moeder maar te berichten om het oude tuinhuisje op te ruimen en alle troep eruit te halen, want je komt hier voor een tijdje bivakkeren totdat de wind draait en het klimaat gunstiger is.’
Wacht, er wordt getoeterd. Ik ga even kijken, leg de krant niet neer.

Ik ben terug, het was de postbode. Hij kwam een pakje afleveren. Een boek dat ik bij bol.com besteld heb. Regeren voor dummies, het leek mij een aardige titel.

Maar goed, laat mij niet afdwalen. Ergens heeft mijn makker wel gelijk. Ergens zijn wij wel een stelletje sukkels. Ik hou mijn hart vast voor 10-10-10. Hardop denkend, komen de volgende gedachten bij mij op. Nu moet u niet meteen schreeuwen dat wat ik nu ga zeggen als een tang op een varken slaat. U moet eerst verder lezen.

Ik dacht zo dat alles wat de mens bedacht heeft, de mens ook kan veranderen. Zelfs de Bijbel wordt geherinterpreteerd naarmate de mens wijzer wordt, of denkt te worden. Een psycholoog vroeg laatst aan mij: ‘Roy, wie ben je liever? De beste speler van de verliezende ploeg of de slechtste speler van de winnende ploeg.’
Nou, het antwoord was natuurlijk gauw gegeven. Dat bedoel ik maar net.

Dat de scheidsrechter iedere keer van zijn stoel af moet klimmen, om aan te wijzen waar de bal uit is. Dit even terzijde.

Wat ik bedoel is, waarom sluiten wij ons niet aan bij de BES? Een soort BESC dus. Onzin? Gepasseerd station? Wat moet ik doen? Mijn moeder? Nee, die heeft er niets mee te maken. Niet emotioneel worden, laten wij rationeel blijven. Waarom is dat niet mogelijk? Ank for president. Ik ga douchen.

K.

Saturday, June 5, 2010

De oude man

Bij de bushalte zat hij elke dag
de bruine zak half op zijn schoot
met daarin zo bedacht ik dat
een halve pan franses
soms met kaas, soms met worst
en een overrijpe banaan.

Ik groet hem en hij groet terug
ik heb een naam voor hem bedacht
geschat zijn leeftijd vroeg ik mij af
waarom Chapè nog werken moest
maar ja wat moet hij anders doen
met zo’n armoedig pensioen?

Ik heb hem deze week niet gezien
hij begint wat later of misschien
ben ik te vroeg, komt vaker voor
maar vanochtend las ik in de krant
bij toeval onder kop el señorial:
Chapè is heengegaan.

K.

Monday, May 31, 2010

vaarwel Driek

(Driek van Wissen -1943- van januari 2005 tot
januari 2009 Dichter des Vaderlands, overleed
op 21 mei 2010)


ik leerde verzen van Cats, Hooft en Aafjes
braafjes uit het hoofd
genoot van Bredero en Marsman
en dacht dan
‘taalkunstenaars’
maar weet je wat ik toch zal missen?
de light verse van Driek van Wissen

Frans Kapteijns 280510

Thursday, May 20, 2010

De tijd

De tijd heelt alle wonden
De tijd wordt zelf een wond
Met de tijd gaat alles rotten
En verdwijnt dan onder de grond

De tijd is slecht geschonken
Weinig heeft de een
Velen hebben zeeën
De ander heeft er geen

Aan tijd is tijd niet gebonden
Maar alleen de ouwe is goed
De nieuwe zullen wij betreuren
En doden als het moet

Waar is de tijd gebleven?
Voorbij en wel voorgoed
Wij kunnen geen vat op krijgen
Het is het leven dat er toe doet

K.

Monday, May 17, 2010

Porkeria

Mainta tempran, promé ku tur hende a lanta, un nave espasial a aterisá na sabana di Hato na altura di San Pedro. Un porta a habri i un trapi di metal lombrante a baha. Kouteloso dos marsiano a saka nan kabes wak pariba, wak pabou. Ora nan a sigurá nan mes ku no tin niun moveshon, nan a baha for di e trapi.

‘Laga nos skonde e nave den e kueba parti pariba,’ e marsiano mas altu a bisa e otro, ‘i despues nos ta kue kabes pabou, pa nos ta kla promé ku mèrdia ku nos investigashon. Bo tin bo kos di nota?’ ‘Si, e ta den mi kabes,’ e otro a kontestá.

Nan ta forma parti di un ekspedishon sientífiko for di Mars i nan a haña e enkargo di nan Granman Marsiano pa studia e naturalesa di e isla i kustumber di e habitantenan. Nan a move rápido i na Playa Kenepa nan a para riba un baranka mira e awa blou transparente ei bou.

‘Esta bunita no,’ esun a bisa, ‘bo por mira fondo di laman. Mira un bestia ta landa.’ ‘Ta un turtuga,’ e otro a kontestá, ‘kòrda hasi notashon.’

Nan a kana den Parke Kristòf i a mira matanan bèrdè i flornan di tur koló. Asta un biná a kore pasa di repente nan dilanti, spanta nan tur dos. Na Santa Cruz nan a hasi un eror kardinal. Promé ku nan por a skonde, Carlos piskadó, ku a lanta e mainta ei un ora mas tempran, a mira nan. Carlos a ba na katuna, pasa un pasá te Soto, drenta kas sera su kurpa den kamber sin ke sali mas. Mirna, su kasá, a keda tur preokupá. ‘Awor si Kai tin ku bai dòkter pa kontrolá su preshon, at’é ta mira marsiano kant’i awa na Santa Cruz,’ el a remarká.

E marsianonan a sigui nan kaminda i nan a mira kasnan grandi i mahestuoso. Asta nan a mira kas mas grandi ku e palasio di nan Granman na Mars. Di otro banda nan a mira hopi kas dekaí. Nan no a komprendé. Si a usa ménos blòki pa esun i mas blòki pa e otro, lo ta tin mas igualdat, nan a pensa.

Nan a gusta e isla i nan lo tabata dispuesto pa duna un relato positivo, si un asuntu grave no a impedí nan. Esta, komportashon di e habitantenan. E habitantenan di e isla ta komportá nan mes meskos ku e bestia ku snùit largu i ku ta lora den lodo. Kada bes ku e marsianonan kita for di kaminda grandi, drenta un kaminda solitario, nan ta topa ku un monton di sushi, desperdisio i bestia morto. Porkeria, esun marsiano a nota.

Kompader

bònchá

koriente a bai
bankonan a kai
ketel di flùit a pèrdè su pitu
skuridat: ta mas ku klaritu
menos mal: un ladron
a fia mi faha di karson
pues, un kos sigur ta keda
mi n’por hala faha sera.


Frans Kapteijns 160510

Sunday, May 9, 2010

Koninklijk Besluit

De Koning staat op zijn balkon en ziet Nanzi vrolijk fluitend over het Gouvernementsplein lopen richting Otrobanda. Kijk die Nanzi daar, denkt hij, op dit uur van de dag is iedereen aan het werk en hij loopt vrolijk te lanterfanten. En als de Koning ergens een hekel aan heeft, dan is dat aan lanterfanten (mensen die lanterfanten).

Nanzi loopt naar een hotdogkarretje. ‘Ha, die ouwe baas,’ zegt hij met een brede glimlach, ‘doe mij een van die lekkere hotdogs van jou. Met zuurkool graag.’ Hij neemt het broodje aan.
‘En hoe gaan de zaken vandaag?’ vraagt hij met belangstelling. ‘Heb je al veel broodjes verkocht?’
‘Jij bent de eerste,’ antwoordt de hotdogman melancholisch.
‘Geef mij er nog eentje dan, met veel mosterd.’ De hotdogman overhandigt hem de hotdog.
‘Nee,’ zegt Nanzi, ‘die is voor jou, die krijg je van mij. Hoeveel ben ik je schuldig?’
‘Dat is samen vijf gulden.’
Nanzi haalt een kaartje tevoorschijn. ‘Wat is dat?’ vraagt de man. ‘Dit is een credit kaart,’ verklaart Nanzi. ‘Die neem ik niet aan,’ zegt de man. ‘O, dat is niet slim,’ antwoordt Nanzi, ‘ik ben je dan vijf gulden schuldig.’

De Koning ziet Nanzi het hotdogbroodje opeten en ergert zich blauw. Hier ga ik een eind aan maken, denkt hij en laat de Wetgever roepen. Hij geeft de Wetgever de opdracht om een wet te maken die als volgt luidt: ‘Iedereen in het Koninkrijk moet werken. Wie niet werkt en toch geld op zak heeft, heeft het gestolen en is strafbaar.’ De wet treedt per direct in werking. De Wetgever buigt en verdwijnt. Tien minuten later komt hij terug met een kantenklare wet.
‘Goed zo,’ zegt de Koning, ‘roep nu de twee snelste soldaten.’ De soldaten treden aan. Zij krijgen de opdracht om Nanzi te arresteren. ‘En zorg dat hij jullie niet te snel af is,’ besluit de Koning. ‘Wij zijn de snelste,’ antwoorden de soldaten.

Nanzi ziet de soldaten aan komen lopen en duikt een zijsteegje in, maar de soldaten halen hem snel in. ‘Stop, in de naam van de Koning. Is uwer naam Nanzi?’ ‘Uw nederige dienaar,’ antwoordt Nanzi. ‘Wat doet u op dit uur op straat?’ ‘Wat doen júllie op dit uur op straat, als ik dat vragen mag?’ verweert Nanzi zich. ‘Wij zijn soldaten van de Koning, wij bewaken de stad.’ ‘Ik ben een burger, ik bewaak de bewakers.’

De soldaten brengen rapport uit aan de Koning. Uilskuikens, mompelt de Koning. Hij laat zijn twee erudietste ministers roepen, de Minister van Wetenschappen en de Minister van Technologie.
‘Excellenties,’ spreekt de Koning, ‘u verkleedt zich als soldaat en u gaat Nanzi arresteren. En rap.’ De ministers verdwijnen snel.

Nanzi ziet de twee soldaten en gaat op een bank uit zijn neus zitten peuteren. De soldaten komen dichterbij en een van hen spreekt. ‘Heer Nanzi, wij komen u arresteren, want u werkt niet.’ ‘En of ik werk, ik peuter uit mijn neus.’ ‘Dat is geen werken, waarde heer Nanzi,’ spreekt nu de andere. ‘O nee,’ antwoordt Nanzi verontwaardigd, ‘de Koning zegt iedere keer dat het hele Kabinet de hele dag niets anders doet dan uit hun neus zitten peuteren.’

Ten einde raad verkleedt de Koning zelf zich als soldaat en treft Nanzi aan onder het viaduct in Otrobanda een biertje aan het drinken. ‘Nanzi, u staat onder arrest, ik sla u in de boeien.’ ‘Ho, ho, meester, niet zo fanatiek. Bent u geen dienaar van de Koning?’ ‘Dat ben ik zeker.’ ‘En betaalt de Koning u niet goed?’ ‘Redelijk.’ ‘Dus de Koning heeft veel geld. Waar werkt de Koning, als ik dat vragen mag?’ Nanzi bestelt nog een biertje.

K.

Thursday, May 6, 2010

Mama

Un ser bendishoná ku a sinti doló pa ponebu na mundu,
ta priva su mes di dibertishon,
pa kuida un ser presioso.

Ku a pèrdè soño,
sali for di proporshon i subi di peso,
keda sin kumpra algu p’e mes, pa e komplasé abo.

Kada bes ku bo yora
kuminda na boka.
Tur ora ku bo susha,
limpiabu mesora.

Mama, no tin pa igual’é,
nunka lo bo por paga molèster,
ni amor ku E a ofresé.

P’esei dun’é su balor ora e ta na bida,
pa abo por bisa ora e sosegá,
ku trankilidat i satisfakshon den bo kurason
... ami si a stima i kuida mi mama!

Saká for di buki di poesia Divino 2
Outor Bianca Neman

wie in de Cariben is geweest

wie in de Cariben is geweest
en daar een tijd verbleef
die weet dat nooit de wond geneest
de wond die heimwee heet
en zit hij ’s avonds op de bank
met boek of soms tv
dan kijkt hij in zijn eigen ik
en denkt aan overzee

in zijn ‘nieuwe’ tuin
met conifeer en linde
mist hij de tamarinde

pas heel laat
slaapt hij in
op muziek
van de passaat


Frans Kapteijns

Saturday, May 1, 2010

Koninginnedag 2010

Konosé bo Isla 2010-05: Eloquentie

‘Si enkasiamente mes un hòmber manera Chandi akí por ehèmpel, mustra e lokual ku e tin sintimentunan di hòmber pa demostrá, nos tur mester apresiá i tuma e lokual ta su derecho, komo pasobra kada hòmber pará riba su mes propiomente, humanidatmente ta sinti ku e tin derecho di deshogá su paden.
Pasobra tòg sinembargo no tin nada ku por konkluí ni kibra ku lei di omnipotensia.Mi ke men di, komprondémi bon, nos tur akí ta un i mi punta di bista ta ku hamas den sentro di bida sosialidat por pasa kasonan manera sa pasa na paisnan, por ehèmpel, laga nos bisa un lugá manera oksidente...’


Vraag: Wie houdt deze eloquente toespraak?

Pregunta: Ken ta tene e diskurso elokuente akí?


Sluitingsdatum: zondag 6 juni 2010

Prijs: een cadeaubon van Delifrance

Sponsor: ESCRIBA N.V.

(Het inzenden van het antwoord op de prijsvraag gebeurt via e-mail:

revers@cura.net

of door een reply op de door U ontvangen mail van Learnforfun. De winnaar wordt door loting bepaald uit de goede inzendingen.)

Konosé bo Isla 2010-04: antwoord

Antwoord: Don Pancho Picaflor

Er zijn 29 inzendingen, waarvan 27 goed:

R. Bulbaai
Solange Nijdam
Erich Rene
Angélique Da Costa Gomez
Madelyn Francisco
Winsel Peney
Meredith Gouverneur
L.J.Chr. Dee
Guiselle de Kaster
Willy Maal
Daianhara Coeriel
Lucinda Martha
Kenneth
Raichel Virginie
Flavia Vasco de Sousa
Mirene Bentoera
Aida Geerman
Yolanda Chakoetoe
Joyce Plaate
Clara Un
Nanny Kramer
Niels Augusta
Joan Augusta
America Augusta
Ria Evers
Meulen van der, Isabella
Tin-Fong Wong
Frans Kapteijns
Eduardo Vlieg

De winnares is Aida Geerman.

Iedereen bedankt voor het meedoen.

Saturday, April 17, 2010

Un poema

pa motibu di ekonomia
nos a kambia destino di nos isla

lubidando su puresa i noblesa
nos ta hib'é den un kaminda di tristesa


Diana Marquez

Thursday, April 15, 2010

Het verhaal… Een schaal vol prullaria

Het was tijd.
Tijd om de spullen uit te zoeken en op te bergen of weg te geven.
Op de tafel stond een schaal van keramiek. Groen , in stervorm.
Die had ze zelf ooit gemaakt.
Op het haltafeltje stond ie. En iedereen die thuiskwam of wegging legde er iets in of haalde er iets uit.
Het haltafeltje was er niet meer. Het huis was leeg.
De zon scheen door het raam en liet in zijn stralen zien dat de hele inhoud stoffig was.
Zou ik het allemaal weggooien? Had iemand nog iets aan een oud kompas, een mes…?
Waarom had ze dit allemaal bewaard? Ze kan het me nu niet meer vertellen, ze is oud en moe en weet nog weinig meer.
Dat vilten klimopblad, was het een deel van een corsage, opgespeld door haar eerste liefde?
Die sleutel… toegang tot welke deur?
Oude klos handgaren. Degelijk, ruikt zelf nog net zoals vroeger.

Ik sta op. Besluit de hete schaal met inhoud mee te nemen en naar haar toe te gaan.
Ik zal haar vragen: “Mamma, van wie was die veer“?
Ik hoop dat ze het nog weet. Veel is ze vergeten, maar af en toe veert ze op, lichten haar ogen als bij een binnenpretje en mompelt ze een naam….

Ze neemt al haar verhalen en namen mee. Terug.
Terug naar toen?


H.M.Evers-Dokter

Thursday, April 8, 2010

GOUDDRUPPELTJE

Ergens hier ver vandaan in de blauwe oceaan ligt het mooie maar droge eiland Stimasolo. Boven Stimasolo dreven op een dag twee grijze wolken. Ze keken naar het droge eiland en zeiden: ‘We gaan het laten regenen’. Ze spreidden hun armen wijd open en honderden liters regenwater stortten naar beneden. Dat zijn honderdduizenden regendruppels!

Eén van die ontelbare regendruppels heet Diana Druppel. Een heel gewone naam zul je zeggen, maar haar troetelnaam is: Gouddruppeltje, een bijzondere naam, een naam om trots op te zijn. Zij wilde niet, zoals de meeste van haar mededruppels, in de oceaan terechtkomen.

Op dat moment vloog een zilvermeeuw voorbij! “Hé zilveren vogel, mag ik een lift?” Gouddruppeltje schrok van zichzelf. Normaal gesproken was ze juist heel verlegen.

“Spring maar achterop!” riep de zilvermeeuw en met een sierlijke salto zat Gouddruppeltje bij Zilvermeeuw op zijn rug.. Maar waarom wil je eigenlijk meerijden, ik bedoel, meevliegen?“

“Nou,” zei Gouddruppeltje spontaan, “Ik wil niet verloren lopen in die grote oceaan. Ik wil vrij zijn en mezelf leren kennen. En niet allemaal dingen doen die iedereen doet.”

“Oké!” zei Zilvermeeuw en ze vlogen verder.

Ze vlogen laag over land, zodat ze goed konden zien wat iedereen aan het doen was. Na enkele uren vliegen vroeg Zilvermeeuw: “Zeg, Gouddruppeltje, denk je dat je het verder zonder mij kunt? Net zoals de eilandbewoners!’

“Nee, nog niet”, zei Gouddruppeltje. “Ik zie dat iedereen met van alles en nog wat bezig is, met allerlei zaken druk doende is, maar tegelijkertijd zie ik dat ze heel eenzaam zijn. Hoe komt dat toch”

“Ja, je hebt gelijk”, zei Zilvermeeuw, “en als je tussen hen in leeft, ga je hetzelfde doen. Je gaat ook allerlei dingen doen om jezelf af te leiden en je zult je ook eenzaam voelen.”

“Maar als het je wens is jezelf te leren kennen, dan moet je dit ook meemaken. En voel je je op een dag echt eenzaam, dan moet je de stilte van de natuur gaan opzoeken. Luisteren naar de geluiden van de zee en het gezang van de vogels. En terwijl je luistert kijk je bij jezelf naar binnen en hoor je het kloppen van je eigen hart. Eigenlijk kom je dan jezelf tegen, kom je erachter wie je echt bent.”

En toen vloog Zilvermeeuw weg.

Eerst ging Gouddruppeltje van alles zoeken om ook maar bezig te zijn. Van alles om maar een beetje afleiding te hebben. Op een dag echter voelde zij zich erg moe en leek het alsof eenzaamheid de baas over haar was. Ze voelde zich zo … leeg en behoorlijk triest.

Op dat moment dacht ze aan de woorden van Zilvermeeuw, vlak voordat hij wegvloog. Gouddruppeltje liet alle drukte achter zich en lange tijd bracht ze in volledige eenzaamheid door. Geen gemakkelijke tijd. Ze hoorde niets anders dan het gezang van vogels en de geluiden van de golven van de zee.

Soms dacht ze waar ben ik aan begonnen, maar ze hield vol, en ze hoorde haar eigen hart kloppen. Ze dacht alleen nog maar aan de wijze woorden van Zilvermeeuw. Dat hield haar op de been.

Op zeker moment voelde ze een bepaalde rust van binnen, ze werd van binnen blij. Waar eerst droevige eenzaamheid was, voelde ze nu plezier. Ze was helemaal gelukkig. Bovendien snapte ze nu beter wie ze was en waarom ze op de wereld was.

Ze hielp de zee om zee te blijven en droomde: “Zonder mij is de zee niet kompleet.”
En met een ferme duik dook Gouddruppeltje de zee in, tussen de andere regendruppels.

Gouddruppeltje werd met gejuich ontvangen.

En ze zwommen nog lang en gelukkig.


Frans Kapteijns, 250210.

Wednesday, April 7, 2010

E GOTA DI AWA I E MEUWCHI

Tabata un dia di hopi kalor i nubianan a disidí di habri nan brasa i laga un labishán di awa kai riba e isla.
Mei mei di e gotanan di awa tabata tin un ku no kera  forma parti di e siklo i el a puntra su mes kon e por a skapa di e otro gotanan, ku tabata tuma rumbo pa lamán ku tabata warda nan aya bou.
"No, no" e gota di  awa a pensa " mi no ke perde den e lamn grandi ei, mi mester ta liber pa mi por siña konosé mi mes.  Mi mester buska un manera pa sal aki fo"  i ku un salto el a libra su mes for di su kompañeronan i el a kai riba lomba di un meuwchi.
"Hei, gota di awa, ta ki bo ta hasi aki bo so asina?" e meuwchi a puntr'é asombrá.
E gota di awa a kont'é di kon el a bai laga e otro gotanan i el a puntr'é ku si e por sigui bula ku ne pa un temporada.
"Mi ke siña konosé mundu i mira kiko e hendenan ta hasi. Kisás asina mi por siña konosé mi mes".
E meuwchi di ta bon i huntu nan a sigui nan kaminda. Nan a bula asina serka di tera ku nan por a mira tur loke e hendenan tabata hasiendo riba e isla.
Después ku nan a bula pa basta ora e meuwchi a puntra e gota di awa ku si e ta kla pa sigui su kaminda huntu ku ne.
"No, ahinda no" e gota a kontestá. "M'a ripará ku tur hende ta okupá ku tur  sorto di kos . Sin embargo mi a ripará tambe ku kasi tur ta sufri di un soledat inmenso".
"Si, bo tin rasón" e meuwchi a kontestá "i si bo keda mei mei di nan bo t bai hasi mes kos. Bo tambe lo buska tur sorto di distraikshon i abo tambe lo sinti e mes un soledat. Pero p'e otro banda lo ta un bon idea. Si ta bo deseo pa siña konosé bo mes, bo tambe mester pasa den e eksperensia ei i ora bo kumisá sinti e soledat te den bo alma a yega ora pa bo apartabu for di bo amigunan i buska silensio den naturalesa.Skuchando sonidu di laman i e kanto di paranan. Tambe drenta te den bo mes i skucha e latido di bo propio kurason. Lo bo enkontra bo mes i e dia ei lo bo haña sa tambe ken mi ta.
Ku e palabranan ei e meuwchi a bula bai.
 
Den kumisamentu e gota di awa a buska tur sorto di ko'i hasi i tambe tur sorto di distraikshon pusibel. E tabata gosa na smaak. Te un dia el a sinti kon poko poko un kansansio i un tristesa ta drent'é.
El a sinti un bashí tremendo den su kurason i un soledat inmenso a poderá di dje. Ora kasi e no por a want'é mas el a korda kiko e meuchi a bisé promé ku el a bula bai.
El a apartá su mes for di tur moveshon i pa un temporada  largu el a pasa den kompleto soledat. Un silensio kasi kompleto si no tabata pa e kanto di e paranan i e sonidu di laman. Tabata un temporada hopi pisá pa e gota di awa, pero kordando e palabranan di e meuchi e no a sukumbí i el a drenta mas i mas te den su mes i e por a skucha e latido di su kurason.
Poko poko  e tabata sinti kon un un trankilidat a kumisá drenta su kurason i un alegría inmenso a drent'é.
Kaminda un dia tabata tin intrankilidat, kaminda un tempu el a sinti soledat, el a enkontrá su mes, el a sinti pas.
Porfín el a komprondé tambe ken e ta i ta ki ta e motibu di su eksistensia : E ta forma  parti di e olanan. Ni mas ni menos. Sin dje lamán no ta kompleto. Ku e konosimentu ei e gota di awa a laga su mes kai den laman i den tur trankilidatmente el a bira unu ku naturalesa.
El a enkontrá su mes i  e no tin nodi di sigui buska mas. E dia ei tambe el a komprondé ken e meuchi ta : su propio alma.
PORFIN EL A YEGA KAS DEN SU MES 

Diana Marquez

Tuesday, April 6, 2010

Konosé bo Isla 2010-04: Schoenmaker



Vraag: Hoe heette de schoenmaker die aan de Trapsteeg woonde?

Pregunta: Kon yama e sapaté ku tabata biba na Ser’i Trapi?

Sluitingsdatum: zondag 2 mei 2010

Prijs: een cadeaubon van Candy Barrel

Sponsor: ESCRIBA N.V.

(Het inzenden van het antwoord op de prijsvraag gebeurt via e-mail:

revers@cura.net

of door een reply op de door U ontvangen mail van Learnforfun. De winnaar wordt door loting bepaald uit de goede inzendingen.)

Konosé bo Isla 2010-03: antwoord

Antwoord: De (houten) dominosteen die ‘dòbel blanku’ heet is helemaal zwart.

Kontesta: E piedra di dominó (di palu) ku yama ‘dòbel blanku’ ta kompletamente pretu.

Er zijn 9 inzendingen, waarvan 6 goed:

Oswin Koeiman
Niels Augusta
Jamila Romero
Winsel Peney
Aileen Looman
Solange Nijdam
Flavia Vasco de Sousa
Yolanda Chakoetoe
Regina v/d Biest


De winnares is Aileen Looman.

Iedereen bedankt voor het meedoen.

Thursday, March 25, 2010

Het afscheid

Voorin in het zwart gekleed
haar droge ogen op de kist gericht
na veertig jaar nu eindelijk vrij
pakt zij de uitgestoken hand vast
mompelt zacht ‘es ku Dios ke’.

Zij zit naast de zijdeur in het wit
haar lange haren glanzend zwart
in haar hand een rozenkrans waarop zij telt
het gat dat valt in haar budget
‘como voy a vivir sin el’ prevelt zij.

Achterin steunt zij tegen de muur
haar ogen rood haar zakdoek nat
veertig jaar lang was hij er elke dag
niemand weet van haar bestaan
zij loopt naar voren en zij valt.

K.

Monday, March 15, 2010

KRUSA LAMAN 2010

Over mannen

Ik ben geen luistervink, maar alle gesprekken die ik gisteren opving van de jongedames tijdens de wandeltocht van Walking Funny, gingen over mannen. Wij vertrokken om zes uur ’s ochtends vanaf het SDK na eerst het volkslied te hebben gezongen. Vóór mij liepen twee dames.

‘...en zij kan maar geen partner vinden,’ zei de een met te breed uitgevallen heupen.
‘Natuurlijk niet,’ antwoordde de ander met gelatinebillen, ‘zij denkt dat zij God’s gift on earth is en wacht op de prins op het witte paard. Haar moeder heeft haar wijsgemaakt dat zij het mooiste meisje van het eiland is en dat alle mannen op haar geld uit zijn.’
‘Wat geld? Zij is zo gierig als Dagobert Duck. Zij rijdt al drie jaar in die kleine Toyota, terwijl zij zich best een SUV kan permitteren. Eergisteren belde zij mij in alle staten op om haar te komen halen. Zij had autopech op de Fokkerweg. De motor was afgeslagen en wilde niet meer starten. Zij had geluk dat zij nog niet de brug was opgereden.’
‘Ben je haar gaan halen? Waarom had zij niet een van die vele mannen gebeld die in De Heeren om haar heen fladderen?’

De gelatinebillen keek om. Ik liep haastig door. Wij waren Bon Biní Supermarkt gepasseerd en liepen in de richting van de Snipweg. Ik rook vers brood van de bakkerij. Een auto toeterde, ik lette even niet op het verkeer. Voetgangers hebben beslist geen voorrang, ook al zijn zij met een paar honderd man. De eerste waterpost. Ik nam twee plastic zakjes ijswater en haalde drie wandelaarsters in. Ik rook de geur van hun wetlook.

‘Wist jij dan niet dat zij met Erwin gaat? Dat is oud nieuws, dushi. Wij noemen hen Mr. en Mrs. Wednesday Night, want je ziet hen alleen woensdagavond samen in Olé Olé. Dan doen zij alsof zij elkaar toevallig daar ontmoet hebben. Zij denken dat iedereen gek is. Ik heb een keer met hen staan praten. Wat een saaie donder is die vent. Hij praat alleen maar over zijn werk en denkt dat hij de wijsheid in pacht heeft. Op zijn business kaart staan wel vijf titels achter zijn naam. Hij heeft blijkbaar in zijn studententijd alleen maar gestudeerd en had geen tijd voor meisjes. Een vogeltje heeft mij in het oor gefloten dat zij nog niet verder zijn gekomen dan een beetje zoenen en zij gaan al zes maanden met elkaar.’
‘Dan kan zij beter bidden tot Sint Erectus-in-de-grot.’

De derde die alleen maar had geluisterd, kreeg de slappe lach. Zij voelden mijn adem in hun nek. Ik glimlachte vriendelijk en knipoogde naar de eerste. Zij trok een gezicht alsof zij verse stront rook.

In de Snipweg hoorde ik iemand roepen. Ik liep voorbij het huis van een bevriend echtpaar. ‘Kompader!’ Ik hield mijn pas in. Zij stonden bij het hek. ‘Lust je versgeperste sinaasappelsap?’ En of ik dat lustte. IJskoud. Op dat moment passeerden drie slanke meisjes met een rotvaart. ‘Ik moet verder,’ antwoordde ik in de eerste versnelling.

Bij de verkeerslichten van Biesheuvel hielden agenten op motorfietsen het verkeer tegen. Gelukkig maar, anders had Walking Funny een paar leden minder. Hielden zij maar de drie slanke meisjes ook tegen, want die lieten zich niet inhalen. Ik versnelde mijn pas, het baatte niet. Toen kwam de redding. Een van de meisjes stopte en bukte om haar veters vast te maken. De andere twee wachtten op haar. Het ene meisje stond op en zij liepen weer verder. Zij hadden turboschoenen aan, ik had hen bijna ingehaald. Een kennis kwam naast mij lopen en knoopte een gesprek aan. Ik had geen zin om te praten en deed alsof ik last had van mijn knieën. Hij liep door.

Bij de rotonde van Saliña liepen tot mijn verbazing de drie slanke meisjes vóór mij. Zij waren gezellig aan het babbelen en hadden geen haast meer. Ik hield mijn pas in en bleef achter hen aan lopen.

‘... ja, jullie kennen hem vast en zeker. Hij heeft een ronde kale kop en loopt iedere ochtend bij Jan Thiel. Een heel aardige vent.’

Verrek, dacht ik, hebben zij het over mij?

K.

Sunday, March 14, 2010

Integriteit

Ik kom de snèk één stap voor de twee politieagenten binnen. De eigenaar helpt de agenten. ‘Deze meneer is voor ons’, zegt de jongste van de twee, een broekie die nog amper tien boeven heeft gevangen. Ik maak aanstalten om te bestellen, maar de eigenaar negeert mij. ‘Wilt u iets drinken?’ vraagt hij aan de agenten. Deze knikken vriendelijk van nee. ‘Het is onze gewoonte om politieagenten een drankje aan te bieden,’ houdt de eigenaar vol. De glimlach van de oudere agent verdwijnt van zijn gezicht. Er is verder niemand in de snèk. ‘Kunnen wij bestellen?’ vraagt de jongere agent en bestelt twee broodjes ei met ham.

Dit heet integriteit. Anders dan de dure cursussen die de overheid organiseert. Onze politici kunnen hier een puntje aan zuigen.

Het doet mij denken aan een voorval, een tijd geleden. In een restaurant, waar ik in mijn eentje was gaan lunchen, kreeg ik een hele kreeft voorgeschoteld door de eigenaar zelf die mij bediende. Dit is een vergissing, dacht ik. ‘Nee, geen vergissing, meneer,’ zei de eigenaar, ‘een kreeft is toch lekkerder dan een kopje kreeftsoep?’ Ik kon hem geen ongelijk geven. Toen ik mijn kreeft op had, vroeg ik om de naar ik vreesde gepeperde rekening. Hij deed alsof hij mij niet hoorde. Toen begreep ik het, hij had in mij een politicus herkend. Een paar dagen tevoren had hij mij in gezelschap van een echte politicus gezien. Ik wenkte en vroeg weer om de rekening. ‘O nee, meneer,’ sprak hij buigend, ‘het was een eer u te bedienen. Ik hoop u spoedig terug te zien.’ Perplex verliet ik het etablissement. Ik heb nog steeds gewetenswroeging.

K.

Friday, March 12, 2010

Schrijven

Ik heb een gelukkige jeugd gehad.
Mijn ouders waren niet gescheiden.
Mijn vader bemoeide zich niet met de opvoeding, dus kreeg ik nooit met de riem.
Ik at bij mijn oma, zij kookte lekkerder dan mijn moeder.
Ik ben niet misbruikt door de fraters.
Wanneer mijn oom dronken was, kreeg ik een gulden in plaats van een kwartje.
Sinterklaas liet bij mijn tante altijd een cadeautje achter voor mij.
Wij sliepen op de vloer, maar ik mocht in de vooravond op het bed van mijn opa slapen.
Ik vond een boterham met bruine suiker lekker.
Funchi met geraspte kaas ook.
Als oudste kind droeg ik nooit tweedehands kleren.
Ik hoefde geen misdienaar te worden.
Ik hoefde niet op het schoolplein in de felle zon te staan, omdat ik geen schoolgeld betaald had.
Het vriendinnetje van mijn vader had geen naam.
Mijn moeder had geen vriendje.
In mijn straat woonde maar één homo.
Chia was overdag geen prostituee.
De pastoor friemelde niet met zijn hand onder zijn habijt tijdens de biecht..
Ik was verliefd op het mooiste en kuiste meisje van de buurt.
Waar moet ik nou in hemelsnaam over schrijven?

K.

Saturday, March 6, 2010

Konosé bo Isla 2010-03: Huidskleur



Vraag: Waarom noemde men een persoon met een heel donkere huidskleur schertsend ‘dòbel blanku’?

Pregunta: Dikon nan tabata yama un persona koló hopi skur ‘dòbel blanku’ pa tenta?

Sluitingsdatum: zondag 4 april 2010

Prijs: een cadeaubon van The Movies

Sponsor: ESCRIBA N.V.

(Het inzenden van het antwoord op de prijsvraag gebeurt via e-mail:

revers@cura.net

of door een reply op de door U ontvangen mail van Learnforfun. De winnaar wordt door loting bepaald uit de goede inzendingen.)

Konosé bo Isla 2010-02: antwoord

Antwoord: Outo di hür

Er zijn 12 inzendingen, waarvan 11 goed:


Lianne Leonora
America Augusta
Joan Augusta
Jules Marchena
Ahlsen F. Rosina
Reginald Romer
Flavia Vasco de Sousa
Aliden Dalila
Madelyn Francisco
Regina v/d Biest
Frans Kapteijns
Yolanda Chakoetoe


De winnares is Flavia Vasco de Sousa

Iedereen bedankt voor het meedoen.

Muhé, kreashon divino (2008.03.06)

Muhé,
semper bo mester a lucha
pa haña un trato hustu
te asta di esnan ku bo stima

historia a mustra
ku riba tur tereno
kada biaha di nobo
bo mester prueba bo mes

apesar di tur esakinan
bo no a keda marká
komo ku bo ta speshal
un obra maestral

sigui lucha
pa bo mes, i otronan
sigui lusi
pa iluminá i duna direkshon

bo ta e fòrti fuerte
e brasa pa refugio
e fuente pa motivá
i e kurason pa komprondé

Muhé
bo ta e esensia di bida
reina di tur rei
solamente, no ta tur sa esei


Hensley F. Koeiman
568-8709

Tuesday, March 2, 2010

De duivel

Het regende stenen op het zinken dak van Tonton’s huis. Tonton kwam vloekend naar buiten en gilde alle scheldwoorden die zij maar kon bedenken. Sommige had ik nooit eerder gehoord. Zij hadden allemaal te maken met de moeder van de stenengooier. Tonton was Oma’s nicht en naaste buur, broodmager en hyperactief. Ik had haar nooit rustig zien zitten, zij was altijd in het weer.
‘Verdomde duivel, ga terug naar de hel of ga je moeder lastig vallen, maar laat mij met rust.’
Oma was intussen ook gearriveerd op de plaats des onheils met een houten crucifix in haar hand en deed er een schepje bovenop. ‘Satanas, bai fièrnu.’ Zij had nog sporen van het askruisje op haar voorhoofd, teken dat zij de hele dag haar gezicht niet had gewassen.
‘Heb je je gezicht gewassen, Tonton?’ vroeg zij en keek streng naar Tonton’s voorhoofd.
‘Nee. Waarom?’
‘Dan heb je vanochtend geen askruisje gehaald in de kerk.’
‘Nee,’ antwoordde Tonton, ‘ik doe niet aan die onzin. De kerk zit vol met hypocrieten. Zij zondigen ’s nachts en beloven boetedoening overdag. Ik zondig niet en hoef ook niet te boeten.’
‘Zie je wel, zie je wel,’ reageerde Oma opgewonden, ‘jij bent een heiden. Jij wordt belaagd door de duivel.’
Zij was amper uitgesproken of er viel een steen op het dak van haar huis. Tonton keek spottend naar haar voorhoofd. In de vastentijd liep de duivel los.
Die ochtend was Oma vroeg opgestaan om in de kerk van Santa Rosa een askruisje te halen. Zij had maar een paar uurtjes geslapen, want de avond tevoren hadden zij, de vrouwen uit de buurt, tot laat in de nacht de afsluiting van carnaval gevierd. Zij hadden niet de moeite genomen Tonton uit te nodigen, om een scheldtirade te vermijden. Voordat zij uit huis ging, had zij alle vleeswaar uit de koelkast gehaald en in een zak gestopt, ook het beleg. Veel was het niet, maar toch. Onderweg naar de kerk smeet zij de zak in de mondi. De honden konden feestvieren.
Na de kerk zat iedereen aan tafel sip te kijken. ‘Brood met boter,’ beantwoordde Oma de trieste blikken, ‘de vastentijd is begonnen.’ Nu aten wij vaker brood met boter, vasten of geen vasten, maar de vooruitzichten waren somber. ‘Vanmiddag eten wij funchi met masbangu,’ bood Oma enig perspectief.
Na die belofte moest Oom Kayochi het hele eiland afstruinen op zoek naar masbangu. Vóór het middaguur kwam hij terug met vis, maar geen masbangu. Hij moest stante pede terugkeren. ‘Desnoods ga je zelf vissen,’ riep Oma hem na.
Behalve de onthouding van het eten van vlees, vielen de andere ontberingen van de vastentijd ons niet zwaar, wij waren niet veel gewend. Voor Oom Kayochi was het anders, hij moest zijn rum laten staan. Oma was daar streng in en rum rook je van ver. Daarom ging Oom in de vastentijd stiekem over op jenever. Die was blijkbaar reukloos. Waar hij de fles verstopte was een raadsel, zelfs wij konden die niet vinden.
Oma en Tonton waren allebei naar binnen gegaan, het was een uur of acht in de avond. In de verte hoorde ik de stenen op de daken van de huizen vallen en besloot het spoor van de duivel te volgen. Ik nam een kortere weg door de mondi. Plotseling dook een gestalte voor mij op uit het donker. Het was Irvin, een jongen die verderop in een houten huis tegen de heuvel woonde en ze niet allemaal op een rijtje had.
‘Je laat mij schrikken,’ zei ik streng. ‘Wat doe je op dit uur in de mondi?’
‘Dat kan ik ook aan jou vragen,’ antwoordde hij.
Hij had iets in zijn hand die hij probeerde te verbergen, maar ik herkende de slinger. Alle duivels nog aan toe.

K.

Thursday, February 18, 2010

Carnaval

Mijn oom en een even oude vriend zitten aan een tafel. Voor hen staat een fles White Label whisky, een bakje met ijsblokjes, een schepje en twee half gevulde glazen. Zij kijken voor zich uit en zeggen niets. Zij hebben geen woorden nodig om te communiceren. Af en toe werpt mijn oom een blik op de televisie. Carnavalsgroepen trekken voorbij voor de camera van Telecuraçao in Marchena. De verslaggeefster interviewt een carnavalsvierder en de camera is gericht op iemand anders. Asynchroon televisie maken, een nieuwe techniek.

Aan de bar zitten drie Nederlanders. Zij drinken Polar, uit solidariteit met het volk. Heineken is not done. Eentje zit op een te lage kruk. Er is maar één lage kruk aan de bar, een soort strafbankje. Cafés hebben zo hun regels: ‘Wie te veel zuipt, moet op de lage kruk zitten’.

Ik bestel een ijsthee. Mijn oom kijkt met afschuw naar het blikje.
‘Neem jij geen borrel?’ vraagt hij.
‘Nee,’ antwoord ik.
In Netto Bar is iedereen kort van stof.
‘Ben je gaan lopen?’
‘Ja.’

Ik heb gelopen van de Breedestraat naar Habaai en terug, om mijn gezicht te laten zien. Ik ben een tijdje afwezig geweest, wat op Curaçao maar drie dingen kan betekenen: Bon Futuro, Nederland of dood. Geen van de drie opties was op mij van toepassing. Ik kwam veel kennissen tegen. ‘Blij je te zien, sua, je ziet er prima uit.’ Vrouwen omhelsden mij. Gemiste kans, dacht ik van een schoonheid.

‘Jammer dat de stoet hier niet langskomt,’ zeg ik tegen mijn oom.
‘Nee hoor, ik vind het prima zo,’ antwoordt hij.
Stilte.
‘Waarom?’ vraag ik.
‘De Dominicaanse vrouwen. Vorige week zondag na carnaval was er een vechtpartij aan de overkant. Toen de politie weg was, begonnen de vrouwen te vechten. Drie tegen een. Een man kwam tussenbeide en werd door een van de vrouwen gevloerd.’
Ik krijg een slok koud water met whisky over mij heen. De vriend heeft zich verslikt. Hij luisterde niet naar het gesprek, daar kwam het niet van. Misschien is hij ingedommeld met een slok in zijn mond. De barman is er snel bij. Goede bediening.

Er stonden veel toeristen langs de weg.
‘Are you guys celebrating Independence Day?’ vroeg een Amerikaanse.
‘Yes,’ antwoordde ik, ‘independent for one day.’ Daar kon zij haar geschiedenisboeken over naslaan.
Er brak een vechtpartij los in de Roodeweg tussen twee groepen mariniers. In de buurt stonden veel Nederlanders. Iedereen begon te rennen.
‘Kom, laten wij weggaan,’ zei een van hen, ‘het wordt hier gevaarlijk, straks gaan zij schieten.’
‘Onzin,’ zei ik, ‘overal waar er veel mensen zijn wordt er gevochten, ook in Nederland.’
‘Ik was ook in Hoek van Holland,’ hield hij vol. Een ambulance reed met sirene en zwaailichten aan dwars door de menigte heen richting Habaai.
Om vier uur ’s middags dacht ik dat de route weer verlegd was en de stoet niet meer door de Roodeweg kwam. Ik liep naar de Netto Bar.

Op de televisie danst al meer dan een half uur dezelfde groep voor de camera. Onderaan op het scherm scrolt een tekst waarin Telecuraçao het volk oproept om zich voorbeeldig te gedragen langs de route. Maar het volk langs de route kijkt op dat moment geen televisie. Na mijn derde ijsthee sta ik op om te vertrekken.
‘Tot dinsdagavond?’ vraagt mijn oom.
‘Ja,’ lieg ik.

K.

Sunday, February 7, 2010

Konosé bo Isla 2010-02: Openbaar Vervoer



Het openbaar vervoer op Curaçao kent de kleine bus, de konvoi en de taxi. Vroeger was het niet ongebruikelijk om een taxi een hele zondag af te huren om naar een communiefeest op Banda Bou te gaan. De taxichauffeur feestte mee.

Vraag: Hoe heette de taxi vroeger?

Sluitingsdatum: zondag 7 maart 2010

Prijs: een cadeaubon van Boekhandel Mensing

Sponsor: ESCRIBA N.V.

(Het inzenden van het antwoord op de prijsvraag gebeurt via e-mail:

revers@cura.net

of door een reply op de door U ontvangen mail van Learnforfun. De winnaar wordt door loting bepaald uit de goede inzendingen.)