Tuesday, December 6, 2011

Konosé bo Isla 2011-10: Spaanse griep

In 1918 heerste ook op Curaçao de beruchte Spaanse griep.

Vraag: Hoe heette de Spaanse griep van 1918 op Curaçao in de volksmond?

Sluitingsdatum: zondag 8 januari 2012

Prijs: een cadeaubon van de Cinemas.

Sponsor: ESCRIBA N.V.

(Het inzenden van het antwoord op de prijsvraag gebeurt via e-mail:

revers@cura.net

of door een reply op de door u ontvangen mail. De winnaar wordt door loting bepaald uit de goede inzendingen.)

Konosé bo Isla 2011-09: antwoord

Antwoord: patruli

Er zijn 16 inzendingen, waarvan 5 goed:

Edith Wal
Angélique Christine Lourdes Da Costa Gomez
America Augusta
Lucinda Martha
Winsel Peney
Erich Rene
Eduardo Vlieg
Ethel Mercera
Reginald Romer
Regina v/d Biest
R. Bulbaai
L.J.Chr. Dee
Glyraine Jukema
Yolanda Chakoetoe
Joan Augusta
Frans Kapteijns

De winnaar is Winsel Peney. Iedereen bedankt voor het meedoen.

Die hebben altijd pret

Binnen lig ik in mijn bed
met gedachten aan daarbuiten
waar kabouters vrolijk fluiten,
want die hebben altijd pret, pret, pret ...

De plaat is blijven steken, ik sta op om hem af te zetten. Ik kijk door het raam, buiten is het donker en het sneeuwt, brrr. Ik loop terug naar mijn bed om weer onder de wol te kruipen, maar ik zie iets bewegen in de sneeuw. Ik meen ook iets te horen, een piepstemmetje. Ik schuif het raam open en hij springt naar binnen.

‘Ben je doof?’, vraagt hij, ‘ik schreeuw mijn ziel en zaligheid uit. Het is berenkoud daar buiten. Doe het raam dicht.’ Hij is een kabouter, een zwarte kabouter, met een baard en een puntmuts op.
‘Wat sta je mij zo aan te staren? Is er iets raars aan mij? Vertel mij liever waar ik ben, want ik ben niet waar ik moet zijn.’
Ik antwoord niet, ik ben nog steeds sprakeloos, een zwarte kabouter. Zou hij ook kroeshaar hebben? Hij neemt zijn muts af en krabt zich op zijn kale kop.
‘Waar moet je zijn?’ komt het eindelijk uit mijn keel.
‘Ik heb het al gezegd. Niet hier. Ik moet in een droom van een meisje zijn, een nare droom, een enge droom.’
‘Een droom waar een zwarte kabouter in voorkomt?’ vraag ik aarzelend.
‘Wat is er voor naars en engs aan een zwarte kabouter?’ reageert hij boos, ‘er zijn zwarte feeën, een zwarte prins op een zwart paard, drie zwarte sneeuwwitjes in opleiding, de wereld is veranderd, vriend. Wat voor kabouter ben je eigenlijk dat je dat niet weet?’
‘Ik ben geen kabouter,’ antwoord ik snel.
‘Jawel,’ zegt hij met een brede grijns op zijn gezicht, ‘kijk maar om je heen.’
Ik kijk rond. Alles is groter geworden, de stoelen, het bed, ik kan amper over de lage tafel heen kijken. Allemachtig, heremetijd, godsamme.
‘Nondeju, et cetera, et cetera,’ zegt hij spottend. ‘Kom, wij moeten opschieten, anders komen wij te laat. Het meisje is in gevaar.’

Hij pakt mijn hand vast en wij springen uit het raam. Wij komen terecht in een cactusveld. Overal om ons heen zijn er grote infrou’s met lange doornen. De zon schijnt fel. In de verste verte is er geen huis te bekennen waarin een meisje zou liggen dromen, midden op de dag.

‘Opzij, opzij, opzij, maak plaats, maak plaats, maak plaats,’ horen wij plotseling achter ons. Een muis rent hijgend voorbij. Achter hem komt een enorme kat. Wij springen geen seconde te vroeg in de holle stam van een kadushi. De kat rent voorbij.

‘Wat nu?’ vragen wij allebei tegelijkertijd.
‘Ik moet vragen stellen en niet jij,’ zeg ik, ‘jij hebt mij uit mijn kamer gehaald en hierheen gebracht.’
‘Jij moet niet klagen,’ antwoordt hij, ‘ik ben nu verder van huis dan jij, zo te zien ben je lekker thuis.’
‘Deugniet, wat doe je daar in het cactusveld?’ roept mijn moeder boos, ‘kom onmiddellijk naar huis.’ Ik schrik. De kabouter rolt over de grond van de lol.
‘Jij bent er lekker ingetrapt, ha, ha, ha. Je dacht dat het je moeder was.’ Hij blijft plotseling stil en verstijft. Ik draai mij om en kijk in de groene ogen van de kat die net voorbij was gerend..

‘Wie zijn jullie? Waar gaan jullie naar toe? Hoe smaken jullie?’ vraagt de kat. ‘Nieuwsgierigheid doodde de kat,’ fluistert de kabouter in mijn oor.
‘Wij zijn twee zwarte kabouters, wij zijn op weg naar een droom en wij smaken naar rabarber,’ antwoordt hij de kat.
De kat trekt een vies gezicht, kijkt daarna vals en begint tenslotte keihard te lachen. ‘Een vanachter-naar-voren reactie,’ fluistert de kabouter weer.
‘Rabarber is vies,’ zegt de kat, ‘ik ben jullie ergste droom en jullie zijn helemaal geen kabouters, want die hebben altijd pret, pret, pret ... Ik word wakker. De plaat is blijven steken .

Monday, November 7, 2011

Konosé bo Isla 2011-09: Papiaments

Wancho en Pedro hebben ieder een terrein. Zij zijn buren, de twee terreinen liggen naast elkaar. Tussen de twee terreinen loopt een zandpaadje naar het terrein van hun andere buurman, Tjodó.

Vraag: Hoe vertaal je in dit geval zandpaadje in het Papiaments? (Geen ‘kaminda di tera’!)

Sluitingsdatum: zondag 4 december 2011

Prijs: een cadeaubon van boekhandel Mensing.

Sponsor: ESCRIBA N.V.

(Het inzenden van het antwoord op de prijsvraag gebeurt via e-mail:

revers@cura.net

of door een reply op de door u ontvangen mail. De winnaar wordt door loting bepaald uit de goede inzendingen.)

Konosé bo Isla 2011-08: antwoord

Antwoord: Een soort grote mango.

Er zijn 8 inzendingen, waarvan 3 goed:

Martha van Bergen
Madelyn Francisco
Ethel Mercera
Frans Kapteijns
Reginald Römer
Rudy Hollander
Yolanda Chakoetoe
L.J.Chr. Dee

De winnares is Madelyn Francisco. Iedereen bedankt voor het meedoen.

Palòli

Ik kijk op de klok. Het is acht uur, een prachtige zondagochtend. De zon schijnt. Ik lees de krant nog eens op na. Hier staat het echt, op bladzijde 7 van het AD. Grote kop: Gezonde zondag op Nieuwe Haven. ‘Nieuwe Haven wordt vanaf morgen elke zondag tussen 5.00 en 20.00 uur gedeeltelijk afgesloten voor voertuigen.’ Vanaf vandaag dus. Ik lees verder. ‘Premier Gerrit Schotte en collega-ministers zullen morgenochtend om 6.00 uur de spits afbijten bij Biesheuvel ter hoogte van het pompstation.’

Ik ben vanochtend om 5 .00 uur opgestaan. Ik wilde deze primeur niet missen, een prachtig initiatief. Een gezonde geest in een gezond lichaam. Gezonde geesten hebben wij hard nodig. Ik had mijn nieuwe New Balance schoenen klaargezet, die ik normaal alleen maar binnen draag in de gym. Voor deze gelegenheid kun je niet met versleten schoenen aan komen zetten. Grijze sportschoenen voor de duidelijkheid. Daar paste een nieuwe zwarte trainingsbroek van het merk Otomix Sport prima bij, gekocht bij Amazon. Hier hebben zij die luchtige trainingsbroeken niet. Ik twijfelde welke T-shirt ik aan zou trekken. Uiteindelijk koos ik voor een shirt met een afdruk van ‘Si no yobe, lo pinga’ erop. Dan kon ik ook meteen reclame maken voor het boek. Het zal wel heel druk worden, dacht ik. Met sokken aan van Adidas en een pet op van Nike, was ik helemaal in stijl. Merk onderbroek? Doet er niet toe.

Om half zes ging ik van huis, ruim op tijd. De broodjestruck aan de Santa Rosaweg was barstens vol. Met een broodje stobá op de maag naar bed. Ik huiverde en voelde mij extra gemotiveerd. De Snipweg was rustig. Ik verwachtte een opstopping bij de stoplichten van het kruispunt Nieuwe Havenweg en Schottegatweg, want je zou niet rechtdoor mogen. Ik nam de baan om rechtsaf te slaan en via de Schottegatweg Emmastad binnen te rijden. Maar tot mijn grote verbazing was het kruispunt niet afgesloten. Ik parkeerde op de parkeerplaats van Asiento en liep naar de Nieuwe Havenweg. Wat autovrije zondag? De auto’s raceten harder dan normaal. Een autorace zondag was het.

Ik kon mij toch niet zo vergissen? Zij hadden gisteravond vast wel bericht op Telecuraçao dat het niet doorging. Misschien hadden de ministers buikpijn. Of misschien omdat het gisteren regende. Ik heb in ieder geval niets gehoord. Gisteravond keek ik, precies een zwarte makamba, naar een Turkse speelfilm op Nederland 2. Een heel mooie film overigens.

Over regen gesproken, nu schiet mij een verhaal te binnen dat iemand mij lang geleden verteld had. Een aannemer die pas op het eiland was en nog niet ingeburgerd, wij dronken samen een biertje bij de snèk.
‘Roy,’ vertelde hij, ‘moet je eens horen wat mij laatst overkomen is. Ik heb een bouwproject in Bonam en daar werk ik met een stel van mijn jongens. Goede vaklui. Eigen tempo. Wij hadden pas een heel groot terrein bouwrijp gemaakt. Plotseling rende iedereen weg. Ik schrok mij een aap. Wat is er nu aan de hand, vroeg ik mij af. Iedereen was verdwenen. Zij lopen als een schildpad, maar rennen als een paard. Ik keek om mij heen, maar zag niets. Toen nam ik het zekere voor het onzekere en zette het ook op een lopen. Ik heb een tijdje in Indonesië gezeten en daar zijn er tijgers. Ik weet natuurlijk wel dat er hier geen gevaarlijke dieren zijn, maar je kon nooit weten, dacht ik toen. Ik haalde een van de jongens in. Wat is er, vroeg ik buiten adem. Regen, baas, regen, antwoordde hij en wees met een vinger naar het oosten. Ik keek op en zag heel in de verte een wit wolkje aan komen drijven.’

Om terug te komen op vanochtend. Ik stond alleen bij Biesheuvel en voelde mij eerlijk gezegd precies een palòli.

Het is nu 11.00 uur en ik hoor dat alles gewoon is doorgegaan. Ik was te vroeg. Echt een palòli.

Krampen

‘Inosensio, heb je wel eens last van krampen?’ vraagt ze zomaar zonder aanleiding, out of the blue.
‘Nee,’ antwoord ik, ‘nooit.’ Dat is simpelweg de waarheid. Ik kan mij niet herinneren ooit last te hebben gehad van krampen.
‘Iedereen heeft wel eens last van krampen,’ zegt ze bits. Nou als het zo is, waarom vraag je het dan, denk ik, maar ik zeg het niet, anders staat Colon in brand. Moet ik nu liegen dat het mij plotseling te binnen schiet wel eens last van krampen te hebben? Maar dan vraagt ze wat ik precies voel en kan ik niet antwoorden, en weet ze dat ik lieg. Dan staat niet alleen Colon in brand.
‘Iedereen behalve ik, schat,’ antwoord ik.
‘Behalve jij wat?’ Zij is met haar gedachten al ergens anders.
‘Van het krampen krijgen.’
‘O dat, als je de hele dag op je luie gat in die stoel ligt, heb je inderdaad geen last van krampen.’
Jij zit ook de hele dag op je luie gat in die schommelstoel, waar moet jij krampen van krijgen, gaat er door mijn hoofd. Trouwens, het is niet waar dat ik de hele dag in deze stoel lig. Ik heb vanochtend de vuilnisbak buitengezet en hem later weer binnengezet. Ik heb de waterbakken van de honden gevuld en daarna water voor thee opgezet. Verrek, de ketel staat nog op het vuur.
‘Waarom spring je zo verschrikt op? Wat is er gebeurd? Je laat mij ook schrikken. Je weet dat ik een zwak hart heb. Waarom laat je mij verdomme zo schrikken? Dat doe je met opzet, alleen maar omdat ik je iets gevraagd heb dat je niet zint. Als je niet wilt dat ik je iets vraag, dan moet je dat zeggen hoor. Ik hou mijn mond wel.’
‘De waterketel is drooggekookt op het vuur. Ik ben opgestaan om het vuur uit te maken. Jij mag alles vragen.’
‘Natuurlijk mag ik alles vragen. Jij antwoordt toch niet. Laat het een van die wijven zijn uit de hoerentent waar jij komt. Dan praat jij honderduit. Dacht je dat ik dat niet wist? Wij wonen hier op Curaçao, niets blijft verborgen. Dacht je dat ik niet wist dat ze je daar Chavez noemen, je kunt uren aan een stuk lullen, zeggen ze. Maar zodra je thuis bent, ben je je tong kwijt. Ja en nee, dat zijn de enige twee woorden die je kent.’
Wat zit je nu te raaskallen vrouw, wil ik zeggen, maar ik hou mij in. Het ene moment lig ik de hele dag in een luie stoel en het andere moment hang ik de hele dag in een hoerentent rond. De hele dag is overdreven en een hoerentent is het ook niet. Omdat er Spaanstalige vrouwen komen? Dat is je reinste onzin. Niet alle Spaanstalige vrouwen zijn hoeren. Mercedes is een nette vrouw. Zij houdt van een beetje plezier maken, maar verder is zij heel serieus. Haar zoon studeert aan de universiteit van Medellin en zij stuurt geld om zijn studie te bekostigen. Eind van de maand wanneer ik geïnd heb, stop ik haar wat toe. Dat mag de vrouw natuurlijk niet weten, want dan staat niet alleen Colon in brand, maar heel Otrobanda en Punda erbij. Een man mag toch ook een keertje een verzetje hebben?
‘Ik kom amper het huis uit.’
‘Waar moet je nou weer naar toe? Lig je niet lekker in die stoel?’
‘Je zei dat ik de hele dag in een hoerentent rondhang en ik zeg dat ik amper het huis uitkom.’
‘Waar ontmoet je die Colombiaanse hoeren dan? Toch niet hier op het balkon?’
‘Ik ken helemaal geen Colombiaanse vrouwen, laat staan hoeren.’ Ik kan nu beter mijn mond houden..
‘ Inosensio!’
‘Wat is er nu weer?’
‘Er is ene Mercedes voor jou hier aan de poort.’
Krijg ik toch plotseling een vreselijke kramp in mijn onderbuik.

Het s-boek

Voor mij op tafel liggen naast elkaar: een BlackBerry telefoon, een Kindle e-book reader en een Apple iPad2 tablet. Maar toch heb ik een pocketboek in mijn hand. ‘The girl with the dragon tattoo’, een thriller van Stieg Larsson Met al die elektronische snufjes, wat doe je nog met een papieren boek in je hand, zult u zich afvragen. Laten wij eerst naar de snufjes kijken.

De BlackBerry is een product van het Canadese bedrijf Research in Motion (RIM) en razend populair op Curaçao. Je krijgt zowat een minderwaardigheidscomplex als je in een gezelschap niet het nieuwste model op tafel legt. De BlackBerry is een smartphone, wat betekent dat je overal en altijd verbonden bent met het internet, zodat je bijvoorbeeld e-mail berichten meteen ontvangt. Een vriendin van mij heeft een prachtmodel, maar zij antwoordt nooit haar mails. Althans niet binnen drie dagen. Ik kan evengoed het bericht met de Nieuwe Post meesturen. Je kunt ook pingen, korte berichten naar elkaar versturen, wat een ware epidemie, wat zeg ik, een pandemie aan het worden is. ‘Ping! Mama wij zitten nu in Tai Wu, kijk wat wij besteld hebben.’ Klik, foto. ‘Ping! Ah, lekkere garnalen, breng een paar voor mij.’ Tai Wu is in Rotterdam en Mama op Curaçao.

Er zijn natuurlijk ook smartphones van andere merken. Marktonderzoek wijst uit dat binnenkort de verkoop van smartphones die van de gewone mobiele telefoon zal overtreffen. Overal waar je komt, zitten mensen met dat ding te friemelen. Is de productiviteit toegenomen? Integendeel. Erger nog, om verbonden te zijn, kost vijftig gulden per maand. Al die scholieren met een smartphone kunnen dat niet opbrengen. Waar halen zij het geld vandaan?

De Kindle is een e-book reader van Amazon. Hierop kun je een groot aantal boeken in elektronische vorm met je meedragen, zonder te hoeven sjouwen. Als je toch je boeken bij Amazon koopt, betekent dit een aanzienlijke besparing op transportkosten. Sommige e-books zijn goedkoper dan de geprinte versies. Een groot voordeel is ook dat je binnen de minuut het bestelde boek op je e-book reader hebt. Geen weken levertijd. In je enthousiasme doe je natuurlijk ook miskopen. Er is een heleboel rotzooi te koop. Wat heb je eraan om vijftig boeken bij je te hebben, als je toch maar één tegelijk kan lezen? Gelijk hebt u. Het enige antwoord voor wat betreft fictie is keuze. Als je van huis gaat, hoef je niet in de boekenkast te kijken welk boek je meeneemt. Voor non-fictie, bijvoorbeeld studieboeken, ligt dat anders. Dan kun je wel met verschillende boeken tegelijk bezig zijn om een bepaald onderwerp uit te diepen. Ter illustratie, ik ben nu monetaire en fiscale politiek aan het bestuderen om een beetje de kranten te kunnen volgen: eurocrisis, schuldencrisis in Griekenland, financiële crisis in de Verenigde Staten en wat voor crisis nog meer. Dollarisatie of geen dollarisatie op Curaçao. Ik heb zes boeken over dat onderwerp op de Kindle waar ik informatie uit haal. Toch heb ik drie papieren boeken besteld bij bol.com omdat Amazon geen Nederlandse boeken verkoopt. Laten wij voor het gemak het papieren boek een p-boek noemen als tegenhanger van het e-boek.

De Kindle is tekst georiënteerd en de iPad grafisch. De iPad 2 heeft een HD scherm, maar spiegelt. Als het dus donker wordt in een film, dan zie je je eigen gezicht in de spiegel. Even schrikken soms. De iPad is bijzonder geschikt voor tijdschriften en boeken met kleurenplaatjes. De mogelijkheden zijn onbeperkt, maar het moet wel uit jezelf komen. Hiermee bedoel ik dat je een interessegebied moet hebben, een hobby of zoiets. Als je hoofd leeg is, dan blijft de iPad ook leeg.

De vraag is nu: verdwijnt het p-boek? Ik denk van niet. Ik heb nog steeds de pocket van Stieg Larsson in mijn hand. Het probleem is wel, e-boek of p-boek, je moet het woord voor woord lezen en daar hebben wij geen tijd meer voor. Het wachten is nu op het s-boek, het slaapboek, dat je ’s nachts onder je kussen legt en ’s ochtends uit hebt. .

Principes

Onze tuin is een lustoord voor hagedissen, leguanen, totolikas, buladeifi’s, chuchubi’s en sinds kort ook parkieten. De parkieten vliegen meestal rond en maken een hoop herrie. De chuchubi is als eerste op, voor zonsopgang, en brengt het ochtendnieuws, nog voordat wij het AD in de bus hebben.

Wie leguanen in de tuin heeft, weet dat deze prehistorische dieren altijd op hetzelfde tijdstip en op dezelfde plek vanuit een boom hun behoeften doen, poepen dus. Dat doen zij door op het uiterste puntje van een tak te balanceren en ongegeneerd de troep naar beneden te laten vallen. Als je toevallig door domheid op dat tijdstip op die plek onder de boom zit, dan krijg je de rotzooi over je heen. Waarom uit domheid? Want de plek is gemarkeerd. Daar wil ik het over hebben.

Wij hebben een tuinman die al meer dan twintig jaar, iedere zaterdag de tuin komt schoonmaken. Omdat hij trouw iedere zaterdag komt, ook al is het een feestdag, heeft hij niet veel te doen. Althans dat vind ik, maar ik heb zelf nooit een tuin schoongemaakt, deskundig ben ik dus niet.
Maar terug naar de leguanenpoep. Het is mij opgevallen dat de tuinman overal netjes schoonmaakt, maar de leguanenpoep laat liggen. De eerste keer dacht ik dat het een kwestie van nalatigheid was, maar ik merkte dat het systematisch gebeurde. Dat intrigeerde mij. Waarom zou hij dat doen? Gewoon vragen, zult u zeggen. Maar zo simpel ligt het niet. Stel je voor dat de man diepliggende redenen heeft om nauwgezet rond de poep schoon te maken. Dan loop ik het risico om een verhaal van hier tot Madeira aan te moeten horen, in gebroken Papiaments waarvan je door zijn opwinding driekwart niet verstaat.
Als je het mij vraagt, is het kwestie van principe. In de trant van: ik maak al meer dan twintig jaar de tuin schoon, maar ik ruim geen leguanenpoep op. Ponto! Principes moet je respecteren.

Nu wij het toch over hebben, vraag ik mij af wat onze principes zijn. Een vriend van mij drinkt voor twaalf uur ’s middags geen alcohol. Hij heeft nooit een horloge om. Een andere vriend beschouwt een alcoholgehalte van vier procent als alcoholvrij.
Zo zijn er ook mensen die vinden dat jongens geen afwas hoeven te doen. Dat vrouwen in gezelschap van mannen hun consumpties niet zelf hoeven te betalen. Dat mannen in gezelschap van hun echtgenotes, hun baisait niet uitbundig mogen begroeten. Dat een blauwe das niet past bij een bruin pak. Dat beide sokken dezelfde kleur moeten hebben. Dat je voor het zingen de kerk uit moet. Dat echte mannen geen kaas eten. Dat fietsers van de weg gereden moeten worden. En joggers ook.

Intussen eten de leguanen de mango’s op. Maken de suikerdiefjes een nest in mijn onderbroek aan de waslijn. Vliegt een chuchubi zich te pletter tegen het glas van de schuifdeur. Valt een trupial de dochter van de vriendin van mijn vrouw aan. Onthoofdt de zoon van dezelfde vriendin een totolika. Poept een mòfi in mijn thee.

Belangrijker echter is de vraag welke de principes zijn van ons politiek bestuur. Is dat integriteit? Is dat eerlijkheid? Solidariteit? Vertrouwen misschien? Weet u het?

Zelf heb ik ook een paar miniprincipes. ’s Ochtends blijf ik nooit in bed liggen. Ik sta om half vijf op en soms om vijf uur als ik mij verslapen heb. Nu lees ik in de krant dat langslapers ongezonder en ongelukkiger zijn dan de vroege vogels. Zij zijn ook nog dikker, omdat zij niet ontbijten en ’s middags als een varken vreten. Ik stop altijd voor rood licht, ook ’s nachts. Ik plas niet in een smerig urinoir. Dus trek ik twee keer door, vóór en ná het plassen. Wat nog meer? O ja, als ik ergens binnenkom, groet ik iedereen, ook de Nederlanders die niet terug groeten. Tot slot, terugkomend op de leguanenpoep. Als mijn vrouw mij toestond, had ik die zelf opgeruimd. In principe.

Tuesday, October 11, 2011

Konosé bo Isla 2011-08: De stier

Vraag: ‘Wowo di baka’ is een spiegelei. Wat is een ‘webu di toro’?

Sluitingsdatum: zondag 6 november 2011

Prijs: een cadeaubon van Candy Barrel.

Sponsor: ESCRIBA N.V.

(Het inzenden van het antwoord op de prijsvraag gebeurt via e-mail:

revers@cura.net

of door een reply op de door u ontvangen mail. De winnaar wordt door loting bepaald uit de goede inzendingen.)

Konosé bo Isla 2011-07: antwoord

Antwoord: Van de onderkaak van de ezel wordt een slaginstrument gemaakt.

Er zijn 8 inzendingen, waarvan 7 goed:

Erich Rene
America Augusta
Max Martina
Leendert Pengel
Yolanda Chakoetoe
Flavia Vasco de Sousa
Reginald Römer
E. de Castro

De winnaar is E. de Castro. Iedereen bedankt voor het meedoen.

Het toestel is weg

‘Stop bij het gele huis daar,’ zegt Chia tegen de buschauffeur. De chauffeur stopt voor haar huis. Ze geeft hem drie gulden en wacht. Er gebeurt niets, zij krijgt geen wisselgeld terug. Chia aarzelt, zij weet dat de bustarieven verhoogd zijn, maar geen drie gulden voor zo’n korte rit. Zij neemt altijd de bus van Momon naar huis en Momon heeft voor haar een speciaal tarief. Het is de eerste keer dat zij in deze bus rijdt. Zij opent de deur en stapt uit. Daarna bukt zij en pakt de tas met boodschappen. Voor haar leeftijd is zij bijzonder kranig, ze is bijna tachtig.
‘Dank u wel,’ zegt zij tegen de chauffeur in de hoop dat hij een uitleg geeft over het tarief. De chauffeur antwoordt niet, hij geeft gas en laat Chia achter in een zwarte roetwolk.
‘Val dood,’ mompelt Chia. Zij loopt achterom, zij is gewend het huis via de achterdeur binnen te gaan. De voordeur gaat praktisch nooit open, alleen voor speciale gelegenheden en met de feestdagen.

De straat is stil, zelfs het plein waar die lastige jongens de hele dag rondhangen is verlaten. Wat zullen zij nu weer uitspoken, vraagt Chia zich af. Allemaal zijn in aanraking geweest met de politie, sommigen zijn niet ouder dan vijftien of zestien jaar. Een verloren generatie. Hun moeders waren niet beter, weet Chia.

De tas is zwaar. Momon zou uitgestapt zijn en haar geholpen hebben. Zij maakt zich nog steeds boos om die onvriendelijke chauffeur. Zij is in de stad geweest om groente en vlees te kopen voor de soep. Elke zondag kookt zij een grote pan soep en iedereen die langskomt krijgt een bord voorgezet, ongevraagd. Wie geen soep van Chia lust moet maar wegblijven.

Zo peinzend sleept zij de zware tas naar de achterdeur en bevriest plotseling. Zij blijft stokstijf staan. De achterdeur staat wijd open en het tuinhek ook. Zij laat de tas op de grond vallen. Het ergste speelt door haar hoofd. Niet weer, denkt zij, mijn God, niet weer. Langzaam loopt zij naar de deur. Binnen is het een grote ravage. Alles ligt op de grond. De deuren van kasten staan open en alle laden zijn eruit getrokken. De stoelen liggen ondersteboven. Wat moet zij doen? Moet zij gillen? Moet zij huilen? Nee, zij wordt kwaad, heel kwaad. ‘Waar gaat het met dit land naartoe, Jezus Christus in de hemel,’ scheldt zij. ‘Wij gaan met zijn allen naar de filistijnen.’

Nu pas ziet zij het. Het televisietoestel is weg. Een nieuw toestel, gekregen op moederdag van haar oudste zoon Franklin. Haar andere zoon en haar dochter hebben ook bijgedragen. Van haar hoefde het helemaal niet, zij was best tevreden met het oude toestel. Zij kon maar niet wennen aan die ingewikkelde afstandsbediening, dus liet zij de televisie altijd op kanaal acht staan. Als de stroom wegviel moest zij iemand erbij halen om weer een beeld te krijgen. Het toestel is weg.

Dit is niet de eerste keer dat er bij haar ingebroken wordt. Dit is de derde keer en dat maakt haar zo boos. De boeven weten toch dat er bij haar niets te halen valt? Franklin wilde hekwerk laten zetten, maar zij wilde niet. Een mens kan toch niet achter tralies leven als een gevangene of als een dier in een kooi. Degenen die achter tralies moeten zitten, lopen allemaal vrij rond.

‘Je wilt geen tralies, als er nog een keer ingebroken wordt, dan moet je verhuizen,’ had Franklin gezegd. Nou, dat is het laatste wat Chia wil. Vijfenvijftig jaar woont zij in dit huis. Alle drie de kinderen zijn hier geboren. Een oude plant moet je niet verpotten.

Chia begint alles op te ruimen. Zij zet de spullen terug in kast en in de laden. Met moeite krijgt zij de stoelen overeind. Franklin kan ieder moment langskomen.
‘Chia ta kome aletria,’ grapt Franklin in de deuropening. Plotseling blijft hij stil.
Chia zit in haar schommelstoel en wacht op de vraag.
‘Waar is het televisietoestel, Mai?’
‘Het is stuk, de tuinman heeft het weggebracht.’

Wednesday, September 21, 2011

Reno (1)

“No, no, laganan. Basta, basta ku abuso. Lagan nan los , laga nan bai” Reno deseperá ta grita, rankando na brasa di esnan ku ta batiendo e Afrikanonan ku ta purba hui bai mondi bek.
“Reno, ta kiko a drentabu, tabo mes a yudanos buskanan pa ban ku nos ku e barku. Ki ta pasando kubo awor”
“Mi no ke mas, mi no por mas. Nos mester stop ku e abuso aki” i bisando asina el a kue un grupitu tene I mientras e ta brasa nan el ta kore bai mondi ku nan, yorando.
E no por komprondé kon e por a yuda e hendenan ei kometiendo tantu barbaridat asina. Rankando muchanan for di nan famianan, bati nan i hasta mata nan.
El a keda grita :”No, basta, basta. Ta ki m’a hasi, kon mi tambe por a kometé e kosnan aki. El a draai wak I a mira kon e otro Afrikanonan ta wordu bentá riba e boto, komo si fuera nan no ta hende. Su stoma ta boltu den su kurpa.”Kon ta pusibel, kon ta pusibel ku mi por a hasi e kosnan ei. Kon mi por a desgraciá hendenan inosente asina. Nan no a hasimi nada” asina el a keda yora I grita.
Mientras tantu nan a yega den mondi i el a bisa e hendenan ku seña ku nan por bai, ku nan ta liber.E Afrikanonan no a warda ni un ratu i nan a sali na kareda kore limpi bai.

E ora ei Reno a kai sinta bou di e palu, tristu, bandoná., su kabes riba su rudianan ku e ta sostené ku su dos mannan.
E ta yora sin konsuelo pidiendo morto bin buské. Ta asina so e por skapa for di e tormentu ku a poderá di su ser. E no ke pensa, e no ke sinti mas, e no ke biba mas, pero morto no ke skuch’é i pa basta tempu largu e mester a keda riba mundu, bagando di un lugá pa otro, den skondí. Si, skondí I semper den skuridat.
E ta huyendo, huyendo di su mes, di su mes konseinshi i di e otronan ku el a traisioná.

E mester a traisioná esnan ku a kere ku e ta di nan parti, skapando maske ta algun di esnan ku el a yuda traisioná na un manera vil i kruel, kitando nan libertat, hasta kitando timbia nan bida.
E ta puntra su mes awor, ta ken e ta, ta unda e ta kere ku e por a saka e derechi ei di disidi riba bida i morto, riba libertat di otro hende? Djis pasobra nan koló ta otro, djis pasobra nan kultura ta otro? Djis pasobra nan no ta kere den un Ser ku hende ta yama Dios?
Pasobra nan mes tabata tin nan mes kerensia den naturalesa?
Awor el a komprondé ku no ta esei tabata e motibu pa e inhustisia inhumano i kruel ku e i otronan a kometé. No tabata esei e motibu ku esnan den poder a pone nan kere.
Ta simplemente pa egoismo , kudisia i ladronisia.
Hopi di nan, komo pueblo a kere. Si, nan a kere pasobra hopi di nan tabata pasa miseria. Hopi din an tabata riba kaya sin niun dak riba nan kabes. Hopi di nan tabata den prison i Pa nan skapa for di tur esei kontentu a kere tur loke otro tabata bisa nan.
Nan bida lo kambia.

Diana Marquez

Reno (2)

Nero ta sigui pensa i na un momentu dado el a mira su mes bida for di tempu ku e tabata un mucha chikí I ku un gritu el a lanta para I kumisa grita : “No, no, no bai kumi, nooooooooooo” Reno a bira bek e mucha di 6 aña ku tabata purba ranka bai for di e gara di e mohé ku tabata tine duru tené i ku tabata lastré bai kun e.
Reno ta purba wak patras pa wak unda su mama a keda, pero su mama a bira lomba i kore bai, yorando. Si, yorando pasobra el a kaba di bende su yu.

Na un momentu dado Reno a bira sina kansá ku ta lastra e mohé a sigui lastré te ora nan a yega na un boto grandi. Einan un homber a tum’é over i a karg’é subi trapi kun e. Pa un siman lagu nan a sera Reno den un kuartu skur. De bes en kuando nan tabata sak’é djis un ratu pe kome I hasi su nesesidatnan. Despues di mas o menos un siman un homber a bin bis’é ku si e keda ketu e por keda afó. E mester limpia vloer i mas kos i e no tin nodi di bai sera mas. E tabata traha duru i asina Reno a sigui biaha ku e boto. El a kumisa kompronde kiko e hendenan riba e boto ta hasi. Nan tabata horta hendenan pretu for di un lugá grandi ku yama Afrika , hasi nan preso i bendenan otro kaminda.
Meskos ku su mama a hasi ku ne.
Sigun Reno ta krese bira grandi e tambe a kumisa yuda nan. E tambe ta sali bai horta hende, mara nan trese nan na bordo pa bai bende nan otro kaminda.

Reno ta korda un bia ku e tabata abusando di poko di e hendenan, kon un homber a keda wak e duru den su kara. Nunka mas Reno por a lubida e mirada ei. Tabata un mirada di desperashon i a la vez di un tristesa ku e mes tambe a sinti te den fondo di su kurason. Un mirada ku nunka mas e por a lubidá. Tampoko e kara di e homber. For di e momentu ei el a kumisa sinti algu den su kurason. Un sintimentu di tristesa i a la vez un sintimentu di asko pa su mes i pa su kompañeronan.Tambe un sintimentu di kulpa. For di e dia ei el a kumisa sinti ku e mester a stop, pero e no tabata tin e kurashi i el a sigui.

Pa basta tempu el a sigui te awe ora el a sinti algu den dje a rementá i ku el a kumisá grita i rebeldiá. Ta kon bin el a sali bibo for di e situashon ei e no sa. Pero e no ke biba mas. E ke muri. E ke keda sinta bou di e palu te dia e muri, pero e ta sinti ku ahinda e no por skapa. E tin ku keda sinti e doló pa basta tempu.
Despues su bida a bira uno di un bagamundo, bibando den skuridat te un dia un debilidat i un kansá inmenso a poderá di su kurpa. El a komprondé ku lo no dura muchu mas i el a buska un kueba kaminda e por a pone su kabes abou den tur kietut. E delaster kos ku el a mira ta e wowonan di e homber Afrikano. “Pordonami, pordonami” tabata su delaster palabranan ku tabata no mas ku un suspiro. E tabata tin apenas 30 aña di edat.

Diana Marquez

Monday, September 5, 2011

Konosé bo Isla 2011-07: Muziekinstrumenten




De conch (karkó) en de koehoorn (kachu) worden gebruikt als muziekinstrumenten. De ezel leverde ook een bijdrage.

Vraag: Hoe leverde de ezel een muziekinstrument?

Sluitingsdatum: zondag 2 oktober 2011

Prijs: een cadeaubon van The Movies.

Sponsor: ESCRIBA N.V.

(Het inzenden van het antwoord op de prijsvraag gebeurt via e-mail:

revers@cura.net

of door een reply op de door u ontvangen mail. De winnaar wordt door loting bepaald uit de goede inzendingen.)

Konosé bo Isla 2011-06: antwoord

Antwoord: De statenverkiezingen van 1954 (bron: Martha van Bergen, Gilbert Cijntje, Frank Quirindongo, Demokrasia òf Minokrasia, Curaçao, 2000)

Er zijn 3 inzendingen, waarvan geen goed:

Eduardo Vlieg
Islelly Pikerie
America Augusta

Iedereen bedankt voor het meedoen.

Sunday, September 4, 2011

Volg de voetsporen

Nanzi gaat zijn leven beteren. Het probleem is echter dat niemand hem gelooft en dat maakt hem heel verdrietig. Hij gaat naar Shi Maria en vertelt haar van zijn voornemen, maar Shi Maria lacht hem uit.
‘Nanzi,’ zegt Shi Maria, ‘mijn lieve Nanzi, kijk in de spiegel en vertel mij of je het zelf gelooft.’ Nanzi kijkt in de spiegel en inderdaad, hij gelooft het zelf niet. Dat maakt hem nog neerslachtiger. Wat moet hij doen? Wie kan hem bijstaan met raad en daad? Hij peinst en peinst, en krijgt plotseling een ingeving. Wie anders, denkt hij opgelucht.

Nanzi gaat te rade bij professor Palabrua. Als de professor hem niet kan helpen, kan niemand hem helpen. Hij stapt vol goede moed in de richting van de tamarindeboom waarin Palabrua woont.
‘Hooggeleerde professor,’ zegt Nanzi plechtig,’ ik wil mijn leven...’
‘Doe normaal,’ valt Palabrua hem in de rede.
‘Beste vriend Palabrua,’ vervolgt Nanzi op een andere toon, ‘ik wil mijn leven beteren, maar niemand vertrouwt mij. Wat moet ik doen?’
‘Begrijpelijk, begrijpelijk,’ mompelt Palabrua, ‘laat mij kijken,’ en hij pakt een dik boek uit de boekenkast. ‘Een wolf in schaapskleren,’ staat met krulletters op de kaft. Hij bladert en bladert door het boek. Na een poosje klapt hij het boek dicht en schudt zijn hoofd.
‘Het spijt mij Nanzi, ik kan niets vinden. Je hebt het te bont gemaakt. Alleen je vrienden kunnen je misschien helpen, als je die nog hebt.’

Nanzi heeft maar één vriend, Kompa Sese.
‘Misschien, heel misschien kan ik je helpen,’ spreekt Sese aarzelend, ‘maar je moet mij op je erewoord beloven dat jij mij niet in de maling neemt.’
‘Zowaar ik een spin ben met acht poten en uit Afrika kom,’ antwoordt Nanzi plechtig.
‘Goed dan,’ zegt Sese, ‘ik zal aan de koning vragen om jou aan te nemen als nachtwaker, dan hoef ik niet zeven nachten in de week te werken.’
Na lang nadenken gaat de koning akkoord. ‘Maar wel één week proeftijd.’

Nanzi springt in het rond bij het horen van het bericht en begint diezelfde nacht nog met werken. Hij is ijverig en maakt zijn eerste rondje in de boomgaard van de koning. Daar ziet hij pruimen hangen, o als eieren zo groot. Het schijnt dat hij wil gaan plukken, maar weerstaat de verleiding. Dit is de eerste stap, denkt hij blij. De eerste nacht verloopt verder zonder noemenswaardigheden.

De tweede nacht neemt Nanzi een andere route en maakt een rondje in de wei. Daar ziet hij de vetgemeste koeien van de koning. Roodbont, zwartbont. Hij wil doorlopen, maar iets houdt hem tegen. Hij loopt naar de heg en maakt er een groot gat in, dat hij met kreupelhout bedekt.
In de ochtend komt Sese hem aflossen.
‘Ik kom vannacht niet werken,’ zegt Nanzi tegen Sese, ‘ik heb een vreselijke koppijn van twee nachten wakker blijven.’

De derde nacht houdt Kompa Sese zelf de wacht. Midden in de nacht wanneer het pikkedonker is, kruipt Nanzi naar het gat in de heg. Hij haalt het kreupelhout weg en stapt de wei in. Op de tast zoekt hij de grootste koe uit en neemt die mee. Hij loopt met de koe aan een touw in de richting van het huis van Sese. Tussen de struiken achter het huis slacht hij de koe en laat de huid daar achter. De rest neemt hij mee naar huis.

Vroeg in de ochtend verschijnt Nanzi voor Sese. ‘Ik kom je aflossen,’ zegt hij. Sese is heel blij. Nanzi is een goede vriend, denkt hij. Hij loopt weg, maar na tien stappen ziet hij het gat in de heg en dat er een koe mist.
‘Een dief, een dief,’ roept hij.
‘Waarschuw de soldaten en volg de voetsporen,’ schreeuwt Nanzi terug en kijkt verder naar het live optreden van Sting op zijn iPad..

Levensgevaarlijk

‘Wij zijn toch ook slaven geweest,’ zegt de leuk uitziende Joodse dame in de supermarkt. Hiermee bedoelt zij, dat zij de commotie en de discussie rond het slavernijverleden en de Afro-Curaçaoënaar en de echte Curaçaoënaar un peu beu is. Maar de Afro-Curaçaoënaar heeft daar geen boodschap aan en zal niet ter verificatie de Bijbelteksten erop naslaan. Dit neemt ook niet weg dat iedereen het recht heeft om zich te verdiepen in zijn verleden om zodoende te weten waar hij vandaan komt. ‘Intussen vergetend waar hij naartoe gaat,’ moppert de leuk uitziende dame. Yòyò denkt er het zijne van.

Yòyò werkt niet en heeft ook nooit gewerkt. Zijn voorouders hebben eeuwenlang - wanneer en hoe lang precies maakt niet uit - onder erbarmelijke omstandigheden hard moeten werken en hun nazaten hebben dan ook het recht om uit te rusten. Yòyò is dus ook slaaf geweest, hoewel je niet direct aan een neger denkt als je hem ziet. Hij is lang en slank, lichtkleurig als een latino, een kuif die hij met brylcreem in model houdt, midden veertig. Attributen waar zowel jonge meisjes als rijpere vrouwen op vallen.

Hij woont thuis, evenals zijn zes broers en zusters, die allemaal werken, behalve de jongste broer die nog studeert. Yòyò is de tweede in de rij. Het ouderlijk huis is in de loop der tijd links en rechts uitgebreid met slaapkamers, badkamers en toiletten, waardoor het binnen een wirwar is van gangen en stofnesten. Buiten op het erf staan er ’s morgens vroeg, wanneer iedereen nog thuis is, vijf auto’s en een fiets. De fiets is van Yòyò. À propos, Yòyò heet thuis gewoon Harold, zijn echte naam.

Dat hij niet werkt, is een doorn in het oog van de broers en zusters, maar er wordt niet over gepraat. Ma Rosa wil er niets van weten. Eind van de maand stopt zij Yòyò stiekem wat centjes toe van het huishoudgeld dat zij van de anderen krijgt, tot ergernis van die anderen.

Qua levensfilosofie is Yòyò een epicurist: pluk de dag en reken zo min mogelijk op morgen. Niet dat hij lanterfant, dat niet. Hij helpt Ma Rosa met het huishouden en Papachi met het schoonmaken van vis, Papachi gaat iedere ochtend vissen. Yòyò kookt de lekkerste vissoep, waar de anderen uit protest niet van proeven, behalve de jongste broer die nog op school zit. Op een zondagochtend, wanneer hij boordevol energie is omdat hij niet uit is gegaan, harkt hij de hele tuin schoon. Dat alles op basis van vrijwilligheid. De mens is vrij.

Wanneer het water hem tot de lippen staat, bakt hij een hoop patechi’s met de spullen van Ma Rosa. Hij stopt de pastechi’s in een mand, springt op de fiets en rijdt van deur tot deur in Montaña. In een mum van tijd heeft hij alles verkocht. Zuivere winst. Ma Rosa heeft wel bijtijds twee patechi’s kunnen bietsen.

‘Ik ben heel flexibel,’ zegt Yòyò wanneer hij op de filosofische toer is, meestal als hij een borrel op heeft. ‘Ik ben heel flexibel,’ herhaalt hij. ‘Als er bruine bonen op tafel komen, eet ik bruine bonen. Als ik karbonade voorgeschoteld krijg, eet ik karbonade. Maar als er keuze is tussen bruine bonen en karbonade, dan wil ik karbonade.’ De mens is vrij om te kiezen.

Hoewel Yòyò geen boekenwurm is, leest hij vaak en graag. Hij legt het tijdschrift neer dat hij in zijn handen heeft en denkt na over de tekst die hij pas gelezen heeft: ‘Veel mensen leiden hun leven zoals de automobilist die met een geblindeerde voorruit rijdt en in de achteruitkijkspiegel kijkt om te weten welke kant hij op moet. Het verleden bepaalt hun toekomst.’ Levensgevaarlijk, concludeert Yòyò.

Het zwembad

Zij kwam naast mij zitten in de bus die vanaf het station naar Stratum reed, een woonwijk in Eindhoven. De bus was praktisch leeg. Ik schoof tot tegen het raam aan om plaats voor haar te maken. Zij had lang blond haar dat heel even mijn wang streelde toen zij met haar slanke vingers erdoor streek. Mijn hart klopte in mijn keel.

‘Waar kom je vandaan?’ vroeg zij.
‘Uit Curaçao,’ antwoordde ik schor.
‘Later, na mijn studie, wil ik in het onderwijs bij jullie in Suriname.’
‘Curaçao,’ verbeterde ik haar tevergeefs.

Zij was eerstejaarsstudente aan de Pedagogische Academie. Ik weet niet meer hoe zij heette. Marloes, misschien. Dat is een mooie naam, zij was heel mooi. Op Curaçao kende ik Sonia, Diana, Jacqueline en Norma, maar allemaal hadden kroeshaar. Marloes had lang blond haar.

‘Ik moet bij de volgende halte uitstappen, ‘ zei ze en drukte op de knop, ‘zullen wij afspreken?’
‘Goed,’ antwoordde ik, terwijl allerlei gedachten door mijn hoofd speelden. Kon zij soul dansen? De bus stopte.
‘Woensdagmiddag drie uur, Sportfondsenbad,’ zei ze snel en rende naar de uitgang.

Woensdagochtend hadden wij zwemles. De schoolbus van Lan, de chauffeur, bracht ons van school naar het rifzwembad. Daar wachtte Bennie ons op. Woensdagochtend betekende voor ieder kind iets anders. Sommigen waren blij, anderen waren bang. Tijdens de zwemles kon je de kinderen verdelen in vier groepen. De kinderen met een zwemdiploma hadden het meeste aanzien. Zij mochten vrij zwemmen en van de springplank duiken. Zij hadden veel plezier. De tweede groep waren de kinderen die al konden zwemmen, maar nog geen diploma hadden. Zij moesten nog netjes, dat betekent volgens de regels, leren zwemmen bij Bennie. De derde groep waren de kinderen die niet konden zwemmen en het ook niet leerden. Dat kon ook niet in die paar lessen die wij kregen, want de schoolbus was de helft van het schooljaar kapot. De vierde groep waren de kinderen die aan de kant zaten, hetzij omdat zij van hun ouders niet mee mochten doen of omdat zij zo’n kabaal hadden gemaakt van de angst dat Bennie hen uit het bad had gestuurd. Ik hoorde bij de derde groep, hoewel ik mij als jongen van het Rif best kon behelpen in het water.

‘Waar is het Sportfondsenbad?’ vroeg ik aan een ouderejaarsstudent uit Curaçao. Ik was pas een week in Nederland.
‘Het Sportfondsenbad, wat moet je in het Sportfondsenbad?’ vroeg hij met een lichte spot in zijn stem.
‘Ik heb een afspraak,’antwoordde ik trots, ‘met een meisje met lang blond haar.’
‘Alle meisjes hier hebben lang blond haar.’
‘Ja, maar niet zo lang en niet zo blond als zij,’ en niet zo mooi, wilde ik eraan toevoegen, maar ik hield mij in omdat hij mij aankeek alsof ik van Mars kwam.
‘Enfin, je moet het zelf weten, in Tongelre’ zei hij en legde mij uit hoe ik naar Tongelre moest fietsen.

Het was maandag en het bleef maandag, want de klok stond stil. Woensdagmiddag drie uur kwam niet snel genoeg. Ik moest ook een zwembroek kopen, want die kwam niet voor in het lijstje dat Tirso Sprockel opnoemde tijdens de voorlichtingavond voor bursalen.

Klokslag drie uur stond ik in mijn zwembroek aan de rand van het zwembad. Ik zag een blond meisje mijn kant op kijken. Ik sprong in het water en spartelde naar haar toe. Op dat moment hoorde ik een fluitsignaal en een schreeuw. ‘Prrriet. Eruit jij, jij kunt niet zwemmen.’ Ik klom uit het water.
Marloes stond aan de kant en hield de hand vast van een pikzwarte jongen. ‘Maak kennis met mijn vriend Umbumbu,’ zei ze, ‘hij komt uit Afrika.’

Saturday, August 6, 2011

Konosé bo Isla 2011-06: Politieke historie


(Foto Nationaal Archief)

Vraag: Na welke verkiezingen in de Antillen deed het fenomeen ‘gana anochi, pèrdè mainta’ zich voor het eerst voor?

Sluitingsdatum: zondag 4 september 2011

Prijs: een cadeaubon van Candy Barrel.

Sponsor: ESCRIBA N.V.

(Het inzenden van het antwoord op de prijsvraag gebeurt via e-mail:

revers@cura.net

of door een reply op de door u ontvangen mail. De winnaar wordt door loting bepaald uit de goede inzendingen.)

Konosé bo Isla 2011-05: antwoord

Antwoord: Maduro & Curiel’s Bank, Plasa Jojo Correa

Er zijn 12 inzendingen, waarvan 9 goed:

Jamila Romero
Arelis Hurtado
Ariadne Faries
America Augusta
L. Blijden
Max Maria
Joyce Mahabali
Reginald Romer
Jules Marchena
Madelyn Francisco
L.J.Chr. Dee
Regina v/d Biest

De winnares is L. Blijden

Iedereen bedankt voor het meedoen.

Master


(Foto Amigoe)

Als Jezus van Nazareth weer geboren wordt, dan zal hij een vrouw zijn en noodgedwongen de paus van Rome ook. Ik ben tot deze stellige conclusie gekomen na het zien van de foto in de Amigoe van donderdag 14 juli, ter gelegenheid van het feit dat 23 personen hun master titel talen ontvangen hebben. Allemaal welgevoede dames, behalve Jeroen Heuvel. Hoe heb je het volgehouden, Jeroen? Ik ben erg trots op deze 23 personen, een paar van hen ken ik persoonlijk. Pabien! Eerlijk gezegd ben ik ook een beetje jaloers op twaalf van hen, die hun master titel Papiaments behaald hebben. De krant heeft het over een creoolse taal, ik heb het over taal.

Er is werk aan de winkel voor deze nieuwe masters. Ik heb de vrijheid genomen om een aantal taken voor hen te bedenken. In de eerste plaats het optreden als taalpolitie. Laatst zag ik in de krant een foto met Minister Koeiman erop ter gelegenheid van een eerste steenlegging. Op de eerste steen stond ‘prome blokki’. Erg. Die steen staat er voor altijd. Ten tweede, overeenstemming bereiken met betrekking tot de schrijfwijze van het Papiaments. Die is er toch, zegt u. Die is er niet, zeg ik. Ook overeenstemming met betrekking tot de grammatica . Verder mis ik een verklarend woordenboek Papiaments. En tot slot, het organiseren van een leergang Papiamentse Taal en Letterkunde. Dit laatste riekt naar eigenbelang.

Djidja

Met haar linkerhand houdt zij mijn rechterhand stevig vast. Haar tas hangt over haar rechterschouder en die houdt zij ook stevig vast. Daarin zitten de loten van de Landsloterij die zij verkoopt. Het verkoop vlot niet erg meer. Het is bijna bedelen geworden, je moet de mensen smeken om een lot te kopen.

Er staat een matige wind en de pontonbrug deint, voor haar gevoel, vervaarlijk op en neer. Dat is de reden dat zij nooit, of bijna nooit, naar Otrobanda gaat. Sinds zij naar Pietermaai is verhuisd, nu al een paar jaar geleden, steekt zij zelden nog de brug over. De laatste keer was voor de begrafenis van dinges, hoe heette zij ook weer, zij zat altijd naast de ingang van de supermarkt daar in de Breedestraat. Zij verkocht ook bièchi.
‘Ik hou je toch niet op, eh ..., mijn jongen?’ vraagt Djidja. ‘Nee, Djidja,’ lieg ik.

Djidja pan bolo. Zo noemde men haar vroeger omdat zij de lekkerste pan bolo’s van het eiland bakte.
‘Voor drie scholen bakte ik pan bolo’s. Iedere dag. Van maandag tot en met vrijdag. Twee jongensscholen en een meisjesschool. Voor de meisjes maakte ik de pan bolo’s ietsjes kleiner, niemand had dat in gaten, ha, ha, ha. Freddie bracht toen de pan bolo’s rond, op de bakfiets. Met Freddie moest je uitkijken. Hij drukte soms een paar pan bolo’s achterover en dan kreeg ik frater ..., frater ..., hoe heette hij ook weer? In ieder geval, dan kreeg de frater op mijn kop.
Ik heb er goed aan verdiend, ik heb alle drie mijn zoons naar de fraterschool kunnen sturen. Alles zelf betaald, een man had ik niet. De oudste heeft gestudeerd, hij woont nu in Nederland. Met kerst stuurt hij een kaart. De jongste wilde nooit deugen. Het gevang in, het gevang uit. Slechte vrienden heeft hij, want ik heb hem niet zo opgevoed. Als zij hem zoeken, dan komt hij soms bij mij schuilen. Jongen, zeg ik tegen hem, jongen, ik heb je niet zo opgevoed. Drugs dit en drugs dat. Ik heb je alles gegeven waar je om vroeg, je kwam nooit iets tekort. Dus donder op, of ik bel zelf de politie op. Ga terug naar je vrienden, ga daar schuilen.’

De wind waait een stukje van haar rok omhoog, haar benen zitten verpakt in dikke kousen. Aan haar voeten heeft zij witte sportschoenen.
‘Zij lopen geweldig, voor mijn verjaardag gehad van Didi, mijn dochter. Zij werkt bij de dinges bank daar in Punda, met papieren en zo. Eigenlijk is zij mijn dochter niet. Ik heb haar van de straat gehaald toen zij vier was. Ik heb haar gebaad, gekamd, zij had heel mooi lang zwart haar, en schone kleren aangetrokken. Zij is nooit meer naar haar echte moeder teruggegaan. Ik ben haar moeder, zij noemt mij Mai.’

Wij steken het Brionplein over. Djidja trotseert de felle zon. ‘Het doet mij nog altijd pijn,’ zegt zij. Ik kijk haar vragend aan.
‘Het doet mij nog altijd pijn, dat zij toen al die gebouwen in brand hebben gestoken. Didi zat daar op school. Ik zat in de Breedestraat toen de bende langskwam. Ik heb mijn stoel gepakt en ik ben naar huis gerend. Freddie kwam vertellen dat het hele plein in brand stond. Waar is Didi, gilde ik. Ik heb geen twee keer nagedacht, ik ben via de achtersteegjes naar de school gerend. Onderweg kwam ik haar tegen.’
‘Je hebt toch geen haast, mijn jongen?’ vraagt Djidja en pakt mijn hand weer stevig vast. Ik mompel iets, geen ja en geen nee.

‘Ik heb toch zo’n rare droom gehad vannacht. Ik was op een communiefeest ergens op Banda Abou. Ik kende niemand, allemaal onbekenden. Iedereen was in het wit gekleed. Ik was ook in het wit, maar op blote voeten. Plotseling zag ik Freddie lopen, hij was helemaal in het zwart. Ik liep naar hem toe en toen was hij verdwenen. Daarom ga ik hem nu opzoeken, ik moet hem de droom vertellen. Wij zijn er, hier linksaf, in deze steeg woont Freddie. Een geel huis. Wacht even, of is het de volgende steeg? Ik weet het niet meer.’

Hutspot

26 juli 1953: Mijn oom komt thuis met een stuk in zijn kraag en een grote sigaar in zijn mond. Hij stinkt naar Cubaanse rum. ‘Leve de revolutie,’ lalt hij. ‘Wat revolutie, in mijn huis geen revolutie,’ schreeuwt mijn oma en schopt hem het huis uit. Een eerste mislukte poging. 21 augustus 1966: Ik kom op Schiphol aan. Hoofddoel studeren. Nevendoel feestvieren. Of is het andersom? Ik moet naar Eindhoven. Overal staan mensen met borden waarop namen van studentensteden: Den Haag, Leiden, Nijmegen, Tilburg, geen Eindhoven. ‘Waar moet je naartoe,vriend?’ vraagt iemand. ‘Eindhoven.’ ‘Daar staat de bus. Die vertrekt over vijf minuten.’ 21 juli 1969: ‘Er staat een man op de maan,’ zingen wij op de melodie van ‘Er staat een paard in de gang.’ Later zingt Andre van Duin ‘Er staat een paard in de gang,’ op de melodie van ‘Er staat een man op de maan’. Je reinste plagiaat. 30 mei 1969: Curaçao staat in brand. Fè Lusafè heeft met lucifers gespeeld. Wij spoeden ons naar het Antillenhuis in Den Haag en vragen de gevolmachtigde minister Dr. Efrain Jonckheer om tekst en uitleg. Tekst kan hij geven, uitleg niet. ‘Daarvoor moeten jullie niet bij mij zijn,’ antwoordt hij. ‘Agenten, arresteer deze lastposten.’ 12 september 1966: Eerste collegedag. ‘Kijk naar de persoon links van u, kijk naar de persoon rechts van u. Een van u drieën zal deze studie afmaken.’ Slagingspercentage studie Technische Wiskunde in Eindhoven: 30%. De professor heeft er lol in. ‘Waarom is 0 kleiner dan 1?’ vraagt hij. ‘Wat doe ik hier?’ vraag ik. 4 december 1947: Ik word geboren als kind van mijn moeder en mijn vader. ‘Wat is dat?’ vraagt mijn vader. ‘Jouw kind,’ antwoordt mijn moeder. De zon komt die dag op om 06:41 uur en gaat onder om 18:09 uur, 11.27 uren zon. ‘Kind van de zon,’ zegt mijn vader. ‘Nee, jouw kind,’ herhaalt mijn moeder. 1 mei 1977: Mijn eerste werkdag bij Shell Curaçao N.V. Wacht even, dat kan niet. Dat is een zondag en nota bene arbeidersdag. 2 mei dan. 2 mei 1977: Mijn eerste werkdag bij Shell Curaçao N.V. als systeem analist bij de computer afdeling. Nu mag je wel technische wiskunde gestudeerd hebben en een jaar lang in Den Haag en Londen om- , her- en bijgeschoold zijn in de informatica, van de systemen die daar op de computer draaien, snap je geen sikkepit. Mijn systemen draaien dagelijks tussen 12:00 en 4:00 uur ’s nachts. Dan moet ik stand-by zijn. Ook in het weekend. April 1976: Ik studeer eindelijk af. Het slagingspercentage blijkt 10% te zijn. Ik ben de laatste der Mohikanen van 1966. Wordt er nog geschonken of niet? Mei 1984: Ik vertrek bij de Shell. Mei 1985: De Shell vertrekt van Curaçao. Wat een toeval. 4 april 1968: ‘Het is zijn eigen schuld dat hij doodgeschoten is,’ zegt persoon X. De namen zijn weggelaten om de gekken te beschermen. Wij zitten met een groep vrienden aan tafel in de kantine van de universiteit wanneer het nieuws ons bereikt. ‘Wat bedoel je?’ vragen wij en kijken persoon X vol ongeloof aan. ‘Ja, hij had niet moeten aankomen met negerrechten dit en negerrechten dat. Dat is provocatie.’ Zalig zijn de armen van geest (Mattheüs 5, 3). 5 juni 1968: Houden zij nou een keertje op met dat schieten? Nu is Robert Kennedy aan de beurt. 18 september 1970: Jimmy Hendrix. 4 oktober 1970: Janis Joplin. 29 juli 1974: Mama Cass. Allemaal dood. Wat is er aan de hand? 18 juli 1976: Het is zondag, 10 uur ’s avonds. De derde dag van de eerste editie van het North Sea Jazz festival in Den Haag. Wij zitten in de PWA zaal. Sun Ra speelt, begeleid door zijn Arkestra. ‘Some call me Mr. Ra. Some call me Mystery. But you can call me Mr. Mystery.’ 4 september 2010: Het is zaterdag. De tweede avond van de eerste editie van het Curaçao North Sea Jazz festival. Nathalie Cole zingt. Onvergetelijk. Voorjaar 1995: Ronnie Scott’s jazz club in Soho Londen. Monty Alexander is net klaar met spelen. Ronnie Scott sluit de avond af: ‘Thank you, ladies and gentlemen. You have made a happy man very old.’

Thursday, June 9, 2011

Clothilde

een schooljuffrouw, ene Clothilde
wist heel goed wat ze wilde
zo sprak zij, niet van trots ontbloot
wat vind je van mijn nieuwe boot
waarop de kinderen reageerden
wij hadden liever dat je ons taal en rekenen leerde.

030611 Frans Kapteijns.

Sunday, June 5, 2011

Konosé bo Isla 2011-05: Gebouw



Vraag: Welk gebouw is dit?

Sluitingsdatum: zondag 7 augustus 2011 (i.v.m. de vakantie)

Prijs: een cadeaubon van Mensing.

Sponsor: ESCRIBA N.V.

(Het inzenden van het antwoord op de prijsvraag gebeurt via e-mail:

revers@cura.net

of door een reply op de door u ontvangen mail. De winnaar wordt door loting bepaald uit de goede inzendingen.)

Konosé bo Isla 2011-04: antwoord

Antwoord: Talmu

Er zijn 20 inzendingen, waarvan 19 goed:

Angélique Da Costa Gomez
Max Martina
Joyce Mahabali
Verna Lopez
Reginald Romer
Andrés F. Casimiri
Yolanda Chakoetoe
Madelyn Francisco
Arelis Hurtado
Ethel Mercera
America Augusta
L.J.Chr. Dee
Winsel Peney
Regina v/d Biest
Siagnee Mariano
Eduardo Vlieg
Cheryl Coffi
Frans Kapteijns
Jaap Blenk
Edith Wal

De winnares is Angélique Da Costa Gomez

Iedereen bedankt voor het meedoen.

Naar de knoppen

Vandaag is hij in het wit gekleed, helemaal in het wit, dat wil zeggen: een korte witte broek en een wit shirt met lange mouwen. Je zou denken een lange witte broek en een wit shirt met korte mouwen, net als ieder ander, maar dat is niet wat Shon Ki aan heeft. De drie zwarte strepen van de witte Adidas schoenen passen bij de zwarte rand van de witte hoed. Alleen zijn zonnebril is niet wit, die is donkergroen zodat hij altijd een groene kijk heeft op de wereld. Groen zoals de tamarindeboom altijd groen is, ook in dorre tijden. En net als de tamarindeboom trotseert hij de hete tropenzon.

Hij is op het Waaigat uitgestapt. Vanochtend heeft hij een lift gekregen, normaal neemt hij de bus. Toen hij van huis ging, zei hij dat hij een ommetje ging maken. Dat zegt hij iedere ochtend wanneer hij de deur uitgaat, tegen niemand in het bijzonder. Kom je vroeg of laat, vraagt zijn vrouw iedere ochtend. Shon Ki gromt dan wat. Dan weet zijn vrouw dat hij vroeg komt, dat wil zeggen, vóór het middageten. Anders antwoordt hij niet en komt laat in de middag thuis met een stuk in zijn kraag.

Op de Wilhelminabrug glinsteren zijn twee gouden tanden in het zonlicht wanneer hij tegen de Haïtiaanse lacht en haar ronde gespierde billen nakijkt. ‘Mon amour,’ fluistert hij, want hij heeft op de mulo gezeten bij frater Pushi Machu waar hij Frans heeft gehad, alsook Engels en Spaans. ‘Fresku,’ antwoordt de Haïtiaanse en lacht haar mooie witte tanden bloot.

Hij haast zich Kuchara Alegre binnen, het restaurant van Shon Benchi dat sinds mensenheugenis op de Dèmpel staat, want hij kan zijn plas niet houden. Hij heeft geen tijd om te groeten en rent, voor zover je zijn dribbelen rennen kunt noemen, naar het toilet waar hij net op tijd de gele, niet meer zo krachtige, straal over de rand mikt. Zijn witte broek is gespaard gebleven. Hij denkt met weemoed terug aan de tijd dat hij op twee passen afstand in de pot kon richten.

Weer buiten kijkt hij naar links en hij kijkt naar rechts om te beslissen welke kant hij opgaat. Omdat hij toch nergens heengaat, zou het niets moeten uitmaken. Maar op de een of andere manier maakt het toch uit, in een van de twee richtingen ligt zijn geluk. Gisteren is hij naar rechts gegaan en heeft hij bij de vrouw verderop een lot van een gulden gekocht en gewonnen. Twintig gulden. Het geluk zit niet altijd in hetzelfde hoekje, dus gaat hij vandaag naar links.

Thuis weten zij niets van de twintig gulden. Ik ga mijn vrouw verrassen, denkt hij wanneer hij langs de barkjes loopt. Ik breng een zak lekkere rijpe mango’s voor haar mee. Hoewel, zij moet er niet teveel van eten. Haar bloed wordt warm van teveel mango’s eten en dan krijgt zij overal jeuk. Vooral tussen haar dijen. Het is geen gezicht haar zo tussen haar dijen te zien schuren. En dan met een harde haarborstel. Nee, het is geen goed idee om mango’s te kopen.

In de Heerenstraat wordt hij aangesproken door een schoolmeisje van een jaar of achttien. Een slank meisje met grote borsten. Of meneer vijf gulden voor haar heeft. Voor de bus. Zij moet helemaal naar Montaña. Zij glimlacht afwachtend.
Shon Ki aarzelt. Vijf gulden voor de bus, mompelt hij. Vijf gulden betaalde je vroeger in Campo Alegre. Vijf gulden betaalde Solema elke dag aan Manchi. Hij kijkt naar haar grote borsten. Zij glimlacht uitdagend.
‘Ik heb geen haast,’ zegt zij en neemt Shon Ki bij de arm, ‘wij kunnen ook eerst een pastechi gaan eten ergens. Waar gaan wij?’
‘Naar de knoppen ..., ik bedoel nergens,’antwoordt Shon Ki en trekt zijn arm terug.

De jury

Juffrouw Kip loopt parmantig het klaslokaal binnen. Vandaag is zij extra vroeg, want het is een bijzondere dag. Vandaag gaat zij op excursie met de kuikentjes. De klas gaat het maisveld bezoeken. Daar zullen zij uitleg krijgen van de boer hoe hij de lekkere mais verbouwt. Gisteravond heeft zij de picknickmandjes klaargezet met heerlijke maïskoekjes voor de leerlingen. De picknickmandjes? Lieve hemel! Nu ziet zij het pas. Alle mandjes zijn weg. Help!

Juffrouw Kip begint hysterisch te kakelen. ‘Een dief. Help! Een dief. Alle mandjes zijn weg.’ Op haar korte pootjes rent zij naar de rector van de school. ‘Meneer de Haan, help. Een dief heeft alle mandjes meegenomen. Wat moet ik nu doen?’
‘Rustig, rustig,’ zegt meneer de Haan, terwijl hij zijn pijp uitklopt in de asbak. ‘Wat is er aan de hand? Een dief? Mandjes?’
‘Ja,’ antwoordt juffrouw Kip, ‘een dief heeft ...’. Maar zij maakt haar zin niet af. Buiten op de speelplaats maken de kuikentjes een hels kabaal. Een gepiep vanjewelste. Juffrouw Kip en meneer de Haan rennen naar buiten.

‘Alle gebraden kiekens aan het spit,’ kraait meneer de Haan. Juffrouw Kip gruwt. De dief heeft zijn behoefte midden op het schoolplein gedaan.
‘Alle kuikens naar de klas,’ tokt juffrouw Kip streng, ‘vooruit, opschieten.’
Meneer de Haan kijkt beduusd. ‘Spinnenpoep,’ zegt hij met een ernstig gezicht. Van drollen weet hij alles af, hij heeft niet voor niets fecalica gestudeerd.

Spinnenpoep? Spinnenpoep? ‘Nanzi!’ schreeuwen juffrouw Kip en meneer de Haan in koor.
‘Dit kan niet,’ bromt meneer de Haan met ingehouden boosheid. Hij blijft kalm, wat er ook gebeurt. ‘Dit loopt de spuigaten uit. Nu is Nanzi echt te ver gegaan.’
‘Ja,’ antwoordt juffrouw Kip, ‘veel te ver, mijlen te ver. Alle mandjes jatten en ook nog dit. Bah. Wij moeten ons beklag doen bij de koning.’

‘Nanzi! Nanzi!’ roept Shi Maria. ‘Vandaag of morgen groei je vast aan die hangmat. Kom eruit. De koning laat je roepen, je moet onmiddellijk bij hem komen. Nanzi, schoft. Doe niet alsof je mij niet hoort.’ Shi Maria slaat met een stok tegen de hangmat. Een zak stro valt op de grond.

‘Nanzi is niet thuis en niemand weet waar hij is,’ zegt Kompa Sese tegen de koning.
‘Och, och, och, wat heb ik toch een koppijn,’ klaagt de koning, ‘waarom moet ik al die karweitjes opknappen? Die rotspin van een Nanzi. Kan hij zich niet een keertje fatsoenlijk gedragen? Och, och, och, wat moet ik doen om van deze koppijn af te komen? En u weet ook niet waar Nanzi zich schuilhoudt, meneer Sese?’
‘Nee, majesteit,’ antwoordt Kompa Sese.
‘Goed dan, u bent zijn beste vriend. Als u het niet weet, dan weet niemand het. Ik hou het proces zonder hem. Soldaat, roep alle dieren bijeen die een aanklacht hebben tegen Nanzi. De zitting begint nu meteen. Meneer Sese u kunt gaan.’ Hij weet drommels goed waar Nanzi uithangt, mompelt de koning.

‘Het proces gaat beginnen,’ zegt de koning plechtig en slaat met zijn voorzittershamer drie keer op tafel. ‘Wie wil er zitting nemen in de jury?’
‘Ik,’ brult de tijger, ‘hij heeft mij een lekker vet varkentje afhandig gemaakt.’ Mevrouw Pig knort afkeurend.
‘En ik,’ zegt het schildpad, ‘hij heeft van mijn oom soep gemaakt.’
‘Ik wil ook,’ kakelt juffrouw Kip.
‘Akkoord,’ spreekt de koning, ‘de eerste aanklacht tegen Nanzi is van de eierboer uit Barber.’
‘Onschuldig,’ klinkt de stem van Nanzi vanuit de verte. Iedereen kijkt verbaasd om.
‘Majesteit,’ spreekt Nanzi eerbiedig, ‘ik ben gekomen omdat ik een remedie heb tegen uw hoofdpijn. Allereerst eet u een sterke soep getrokken van schildpaddenkop, vervolgens kruipt u onder een warme deken gemaakt van tijgervacht en rust u uw hoofd op een zacht kussen gevuld met kippenveren.’
De koning kijkt hoopvol rond. De jury is verdwenen.

Monday, May 2, 2011

Konosé bo Isla 2011-04: Heilige Communie



Voor het communicantje wordt een stoel mooi versierd en op een verhoging geplaatst, zodat hij of zij op een soort troon zit.

Vraag: Hoe heet die troon in het Papiaments?

Sluitingsdatum: zondag 5 juni 2011

Prijs: een cadeaubon van Delifrance.

Sponsor: ESCRIBA N.V.

(Het inzenden van het antwoord op de prijsvraag gebeurt via e-mail:

revers@cura.net

of door een reply op de door u ontvangen mail. De winnaar wordt door loting bepaald uit de goede inzendingen.)

Konosé bo Isla 2011-03: antwoord

Antwoord: Krokèt di nasigori of krokèt di chines.

Er zijn 3 inzendingen, waarvan allemaal goed:

Flavia Vasco de Sousa
Reginald Römer
Edith Wal

De winnaar is Reginald Römer

Iedereen bedankt voor het meedoen.

Negentig

Amper heeft de mens rechtop leren lopen en komt hij met zijn hoofd boven het grasveld uit, of hij ziet ginder een wezen dat ook rechtop loopt en ook met zijn hoofd boven het grasveld uitkomt, en dat wezen lijkt heel erg veel op hem. Te veel zelfs. Ha, denkt de mens –nee, hij kan nog niet denken- ha, mompelt de mens, mijn evenbeeld en gelijkenis, en hij pakt zijn knuppel en slaat zijn medemens de hersenpan in. Ziezo.
De mens loopt verder en zwaait onwennig met zijn armen, die gisteren nog zijn voorpoten waren, en al zwaaiend met zijn armen ontwikkelen zich nieuwe cellen in zijn hersenen en de mens wordt intelligent. Nu kan hij wel denken.
In gedachten verzonken hoort de mens een gebrul achter hem. Hij draait zich om en staat oog in oog met een leeuw. Of is het een tijger? Om het even. Wat begint de mens tegen zo’n roofdier? Hij heeft geen klauwen, hij heeft geen scherpe tanden. Wegrennen? Hij heeft te korte benen. Denken? Helaas geldt de wet van de sterkste en niet de wet van de slimste. De leeuw valt aan.
Hoe oud is de mens als hij in stukken gereten wordt?
De mens loopt niet meer naakt in het veld. De mens heeft zich een hutje gebouwd en zich een stuk akker toegeëigend, waarop hij yam en zoete aardappelen verbouwt, en ook sorghum. Hij heeft een gnoe gedomesticeerd, die elke ochtend een emmer warme melk geeft.
De mens heeft geleerd om de wereld in twee groepen te verdelen: zijn stamgenoten en de rest, de vijand. Hij trekt eropuit om de vijand de hersenpan in te slaan. Boem, pats, krak. Ziezo.
Maar dan komt de droge tijd. De droge tijd? Nooit van gehoord. Voedsel gehamsterd? Moest dat? Dus daar is de droge tijd en niets groeit meer. Geen yam, geen zoete aardappel, geen sorghum, niets. De gnoe loopt erbij als een levend skelet en geeft alleen nog maar een druppel bloed bij het melken.
De mens trekt eropuit, maar bij de vijand groeit ook niets. Trouwens, de mens is te zwak om hersenpannen in te slaan. Wat te doen? Een kind opofferen aan de regengod, en nog één en nog één.
Hoe oud is de mens wanneer hij aan de honger bezwijkt?
De nieuwe hersencellen blijven groeien en de mens is nu de baas van de natuur. Een leeuw? Laat maar komen. De droge tijd? Laat maar komen. En de mens groeit in aantal en bouwt huizen naast elkaar, boven elkaar, onder elkaar. Gehuchten worden dorpen, dorpen worden steden, steden worden metropolen.
Maar wat hij eet, moet er ook weer uit, en waar moet de mens dat allemaal laten? In de riolen, in de sloten, in de rivieren. Hoe staat het met het drinkwater? Ja, hoe staat het daarmee? Niet mijn zorg, zegt de elite. De elite, een nieuw soort mens dat alles heeft. De andere mens, die dus niets heeft, heet nu het volk.
De mens krijgt gezelschap. Ratten! Ratten die zich tegoed doen aan de troep die de mens weggooit. De ratten hebben ook gezelschap. De Zwarte Dood.
Hoe oud zijn de elite en het volk als de Zwarte Dood toeslaat?
De mens wordt slimmer, maar niet wijzer. Hij splitst atomen en voelt zich machtig. De heerser van de schepping. Met een druk op de knop kan hij de wereld vernietigen. En ook zichzelf, realiseert hij zich tot zijn schrik.
Eindelijk wordt de mens wakker. Het kan zo niet langer. Milieu dit en milieu dat. Groen zus en groen zo. Longevity. Oud worden wordt een wetenschap. Hoe word je gezond en vitaal ouder?
Heel simpel, zegt Tante Alice Kuster, die pas negentig is geworden. Groente en fruit eten, niet roken en niet drinken. Trutru.

Vandaag dit en morgen dat

‘Wij hebben je gisteren gemist Oskar. Was je ziek?’

‘Nee, ik was jarig, 75, is dat geen mooie leeftijd? Ik ben de hele dag thuis gebleven, opgeruimd, alles netjes gezet, de keuken schoongemaakt. De kinderen zouden bellen en dan moest ik thuis zijn. ’s Morgens vroeg ben ik wel even naar de kerk gegaan, maar zij bellen niet zo vroeg. Na de mis heb ik wat groente gekocht bij de Portugees en een grote pan soep gemaakt. Je weet nooit wie langs komt. De pan soep staat er nog, ik heb er een kommetje van gegeten, maar de rest staat er nog. Ik heb ook zes flessen bier gehaald en in de koelkast gezet. Ik heb zelf twee van gedronken, ik ben geen bierdrinker.’

‘Kijk eens aan, morgen begraven ze Donny al. Dat staat hier in de krant. Arme Donny, die ochtend heb ik hem nog gesproken. Hij was hier in de markt geitenvlees komen kopen en een grote pompoen. Voor de soep, zei hij. Wat een combinatie, pompoensoep met geitenvlees, daar ga je wel dood van, zeker weten. Je hebt gehoord hoe het gebeurd is? Hij werd onwel in de bus. Hij neemt altijd de bus van Momon, die zet hem af tot voor de deur, dan hoeft hij niet met die zware tassen te sjouwen. Dus, hij begon te zweten en te stuiptrekken. De andere passagiers stopten de bus en stapten uit. Momon wist niet wat hij moest doen. Ik heb niet voor dokter gestudeerd, zei hij. Hij is dus als de duvel naar Maria’s huis in Montaña gereden en hem daar afgezet. Donny ging door de week iedere ochtend naar Maria en bleef tot in de namiddag. Daar lunchte hij. Ik weet niet wat hij thuis vertelde, dat hij ging vissen of zo. In ieder geval, Maria gaf hem een glas suikerwater, maar dat hielp niet. Zijn gezicht werd al blauw. Zij heeft hem toen in de auto gezet en naar zijn huis in Pietermaai gereden. Maar onderweg ging hij de pijp uit. Ter hoogte van de kerk van Santa Rosa. Zij had hem meteen daar op de begraafplaats kunnen laten, want daar wordt hij morgen begraven. Dus Maria moest de hele weg afleggen met een lijk naast haar. Hebben de kinderen nog gebeld?’

‘Nee, zij hebben niet gebeld. Zij hebben het druk daar in Nederland. Zeker bellen zij zondag. Zij weten dat ik zondag de hele dag thuis ben. Sinds Mirna er niet meer is maak ik zondag het huis aan kant, anders wordt het zo’n troep. De honden heb ik weggedaan. Hondenpoep opruimen in de tuin was Mirna’s taak. Om twaalf uur ga ik een portie eten halen bij de Chinees. Het moet dan heel toevallig zijn dat zij in dat half uurtje bellen. Hoe laat ga je morgen begraven?’

‘Dat weet ik nog niet. Morgen moet ik voor controle naar de dokter. Ik heb om één uur een afspraak. Maar je weet hoe het is, om vier uur zit je er nog. Hij gaat weer zeuren over die breuk. Dat ik moet opereren. Ik loop er al twee jaar mee rond, waarom zou ik opereren op mijn leeftijd. Ik hoef toch niet meer te voetballen?’

‘Gelijk heb je. Het ziekenhuis zal mijn gezicht niet zien. Ik ga daar niet eens op bezoek. Dinges, hoe heette hij ook weer? Ik kom zo op zijn naam. Hij is preventief zijn prostaat gaan opereren. Eddie heette hij, hij heeft het niet overleefd. Hij kreeg een of andere vreemde bacterie in zijn bloed. Eddie was een stuk jonger dan wij. Hij heeft niet van zijn pensioen kunnen genieten.’

‘De minister wil de pensioengerechtigde leeftijd verhogen naar 65 jaar.’

‘De minister kan de pot op. De hele regering kan de pot op. Wat doen zij voor de ouderen? Wat doen zij voor ons? Hopen dat wij doodgaan. Dat is goedkoper voor het pensioenfonds. Vroeger kregen de gepensioneerden van de Shell een prikje. Konden zij thuis op hun balkon in een schommelstoel koud worden. Djo, mijn neef, had pertinent geweigerd. Jullie stoppen die naald maar in jullie eigen reet, had hij tegen hen gezegd. Hij leeft nog, ver in de tachtig.’

‘Ik ga opstappen. Ik moet de bus nemen, de auto deed het vanochtend niet. Het is elke dag wat. Vandaag dit en morgen dat.’

Sunday, April 3, 2011

Konosé bo Isla 2011-03: Loempia



De Chinees in het vroegere en inmiddels gesloopte West-end gebouw was bekend om zijn heerlijke loempia’s.

Vraag: Hoe werd vroeger een loempia genoemd in het Papiaments?

Sluitingsdatum: zondag 1 mei 2011

Prijs: een cadeaubon van boekhandel Mensing.

Sponsor: ESCRIBA N.V.

(Het inzenden van het antwoord op de prijsvraag gebeurt via e-mail:

revers@cura.net

of door een reply op de door u ontvangen mail. De winnaar wordt door loting bepaald uit de goede inzendingen.)

Konosé bo Isla 2011-02: antwoord

Antwoord: Doen alsof je iets niet hoort (Oost-Indisch doof)

Er zijn 7 inzendingen, waarvan 4 goed:

Melinda Domacassé
America Augusta
Imogene Rosario
Reginald Römer
Regina v/d Biest
Jamila Romero
Frans Kapteijns

De winnaar is Frans Kapteijns

Iedereen bedankt voor het meedoen.

De hervorming

‘Weet je wat het probleem is?’ vraagt Nanzi aan de tijger die hem de pas afsnijdt.
‘Ja,’ antwoordt de tijger, ‘ik heb honger en er is niets te eten. Als ik mijn maag kon vullen met een magere spin, dan had ik jou al drie keer opgegeten. Maar, bij nader inzien.’
‘Nee, nee, nee,’ zegt Nanzi haastig, ‘daar hebben wij het nu niet over. Ik heb het over het staatsbestel.’
‘Vult het mijn maag, dat staatsbestel?’ vraagt de tijger.
‘Nee. Ja. Wat ik bedoel is dit. Op de keper beschouwd bestaat de gemeenschap uit drie groepen dieren: de denkers, de hebbers en de werkers. En nogmaals op de keper beschouwd moet het staatsbestel, of beter gezegd, het bosbestel ook zo ingericht zijn. De denkers zijn wijs en onbaatzuchtig, dus zij besturen het bos. De kosten van het besturen worden betaald door de hebbers die de goederen bezitten. De werkers produceren de goederen en die worden hen door de bezitters afgepakt. Zo krijgen wij de zogenoemde goederenstroom en economische stabiliteit. Wat ik hiermee probeer te zeggen is dat wij de staat, of beter gezegd, het bos dienovereenkomstig moeten hervormen.’
De tijger die maar de helft verstaat van wat Nanzi zegt, onderbreekt hem.
‘Luister Nanzi, Ik versta de helft van wat je daar raaskalt. Op de keper dit en op de keper dat, vertel mij maar liever, wat is de bottomline?’
‘De bottomline?’ mompelt Nanzi terwijl hij nadenkt. ‘De bottomline is, hoe zal ik het uitleggen, de bottomline is dat jij nooit meer honger zult hebben.’
‘Is dat zo?’ brult de tijger enthousiast. ‘Laten wij meteen gaan hervormen. Waar beginnen wij?’
‘Wij beginnen bij de denkers,’ antwoordt Nanzi opgelucht. ‘Even denken. Wie is de grootste denker van het bos? Natuurlijk, professor dr. Palabrua, laten wij hem gaan opzoeken.’

Professor Palabrua zit gebogen over vijf dikke boeken over de actuariële wiskunde en rekent tien vellen vol. Maar hij komt er niet uit. Wat is de minimale pensioengerechtigde leeftijd van de dieren in het bos? De eendagsvliegen willen hun recht doen gelden. Hoe hij ook integreert en differentieert, hij komt telkens uit op 65 en dat pikt geen hond.
‘Hooggeleerde heer Palabrua,’ zegt Nanzi met een plechtige stem, ‘vergeeft u ons de brutaliteit om zonder afspraak langs te komen en zonder te kloppen binnen te komen.’
‘Insgelijks, hooggezeten heer’ bromt de tijger ook plechtig.
Dr. Palabrua schrikt zich een uil bij het horen van de bromstem van de tijger en fladdert angstig naar de hoogste tak van zijn boomhuis.
‘Hooggeleerde,’ zegt Nanzi geruststellend, ‘u hoeft niet bang te zijn. Wij komen u alleen maar vertellen dat u de grootste denker van het bos bent. Komt u maar naar beneden.’
‘Ik zit liever hier,’ antwoordt de uil die wijs genoeg is om geen van beide gasten te vertrouwen, ‘vertelt u het maar.’
‘Goed dan,’ gaat Nanzi verder, ‘wij zijn zojuist tot de conclusie gekomen dat voor de goede gang van zaken de denkers het bos moeten besturen. U krijgt alle benodigde middelen van de hebbers. In ruil daarvoor moet u naar hun pijpen dansen. De tijger is een hebber, hij blijft hier en zal u alles uitleggen.’

‘Wacht, ik ga mee,’ schreeuwt de tijger die merkt dat Nanzi er stiekem tussenuit knijpt. Onderweg komen zij een boer tegen die een vet varken aan een touw meetrekt.
‘Mag een hebber het bezit van een andere hebber opeisen?’ vraagt de tijger aan Nanzi
‘Er moet altijd iets tegenover staan,’ antwoordt Nanzi, ‘dat heet een ruil.’
‘Hebt u uw leven lief?’ vraagt de tijger aan de boer.
‘Nou en of,’ antwoordt de boer.
‘Dan mag u het behouden in ruil voor het varken,’ zegt de tijger en neemt het touw over van de boer.
‘Jij vergeet iets,’ zegt Nanzi tegen de tijger, ‘ik ben een denker en ik krijg de middelen van de hebbers.’ En hij neemt het touw over van de tijger.

Middelmatigheid

Het elftal loopt trots het veld op in het nieuwe uniform, een zwarte broek en een gele trui: de Geelbuiken van Banda Riba. Chapè vloekt en schopt een steen weg met zijn kromme rechtervoet. Hij blijft op de bank, hij speelt niet mee. Je bent twee keer niet komen trainen, zegt de trainer, dus je doet niet mee. Maar ik heb uitgelegd waarom ik niet kon, antwoordt Chapè boos. De trainer is al op het veld instructies aan het geven aan de spelers. Zij spelen tegen de Kachapas van Banda Bou. Het is een belangrijke wedstrijd, de winnaar moet Curaçao vertegenwoordigen tijdens de regionale kampioenschappen in Suriname.

Chapè of Welek, zo wordt hij ook wel genoemd omdat hij bliksemsnel is, vindt dat hij de beste speler van de club is. Waarom moet hij trainen? Met zijn kromme rechtervoet weet de keeper nooit welke richting hij de bal uitschopt. Hij is degene die altijd de strafschoppen neemt. De keeper springt naar links en de bal rolt rechts het doel binnen. Nu zit hij op de bank. Wij gaan verliezen, bromt hij. Een schande.

Hij vindt het vooral een schande omdat allebei zijn vriendinnen op de tribune zitten, onwetend van elkaar. Allebei zijn komen kijken hoe hij de doelpunten maakt. Zeker drie, had hij beloofd.
Het eerste doelpunt valt, één nul voor Banda Bou. Nu kunnen zij niet zonder mij, denkt Chapè en maakt gebaren naar de trainer. Deze schudt met zijn hoofd van nee. Goooool, twee nul voor Banda Bou. Wat een lamzak, gromt Chapè.

Andrew Jones, Churandy Martina, Jean-Julien Rojer, wat hebben zij met elkaar gemeen? Zij zijn allemaal hier geboren. Akkoord, wat nog meer? Zij zijn alle drie internationaal bekend. Goed, maar nog iets. Hmmm, de lezer denkt na. Nee, wat dan? Alle drie oefenen zij vele uren per dag.

Ja, mijn dikke bult, zegt Chapè, ik moet ook nog werken. Elke dag een paar uur trainen, ben je gek. Twee keer per week is meer dan voldoende.
Er is een regel die zegt dat als je de top wil bereiken in sport, muziek, kunst, etc. of deskundig wil zijn op het een of ander gebied, je 10.000 uur daaraan besteed moet hebben. Alle drie de namen die wij genoemd hebben en waar wij trots op zijn, hebben de 10.000 uur ruimschoots overschreden.

De Canadese schrijver Malcolm Gladwell heeft in zijn boek Outliers: The Story of Success deze zogenaamde 10.000 uur regel populair gemaakt. Volgens Gladwell wordt succes meer bepaald door inzet dan door talent. Natuurlijk speelt talent een rol. Als je twee linkerhanden hebt, word je nooit een goede timmerman.
Ook de omgeving speelt vaak een doorslaggevende rol, zegt Gladwell. Waarom komen zoveel wiskundigen uit China, hardlopers uit Ethiopië, musici uit Cuba? Omdat de omgeving dat stimuleert. Er worden uren in geïnvesteerd. Bewust of onbewust. Wat stimuleren wij?

Middelmatigheid, zegt Reginald V. Römer tijdens de presentatie van zijn nieuwste boek: Sapaté, na bo sapatu! Een boek, 742 bladzijden dik, vol spreekwoorden, gezegden en uitdrukkingen in het Papiaments, met de equivalente vertalingen in het Nederlands, Engels en Spaans. Er staan 10.600 uitdrukkingen in, waaronder natuurlijk herhalingen, want een uitdrukking waar kat en muis in voorkomt, is te vinden onder ‘kat’ en onder ‘muis’.
Middelmatigheid, zegt Römer, omdat wij kiezen voor de weg van de minste weerstand en de tijd niet nemen om iets goed te doen. Dat hij de nodige uren heeft geïnvesteerd in het boek, is evident.

Ik sla het boek open op een willekeurige bladzijde. Mòfi di: ‘Mi ta traha mi kas, pero ku su dak’. Engelse vertaling: If a thing is worth doing, it’s worth doing well. / Do what you do with all your might.
Hé, wat toevallig.

Funchi met bakkeljauw

U luistert naar de radio en u hoort in het nieuws het bericht dat bij een instelling de bewoners boos zijn omdat zij stamppot voorgeschoteld krijgen in plaats van funchi met bakkeljauw. Het probleem is de nieuwe Hollandse kok, alsof er niet genoeg te bakken is in Holland komt een kok helemaal van de andere kant van de oceaan een potje stampen in plaats van in de funchi te roeren.
Uw kinderen hadden geen Hollandse kok, maar toch kregen zij twee keer per week stamppot van groene groenten te eten waardoor zij de volgende dag hun groene poep hadden na te kijken. Dat moet je de kinderen van tegenwoordig niet flikken. Zij hangen meteen aan de hulplijn en vertellen dat zij thuis gruwelijk mishandeld worden.
Krijgen jullie elke dag een pak rammel met een natte riem, vraagt de mevrouw aan het andere eind van de lijn. Neen, antwoorden de kinderen. Worden jullie met de kop in de wasmachine geduwd? Neen, antwoorden de kinderen. Wat verdorie dan wel, vraagt een ongeduldige hulpverleenster. Wij moeten twee keer per week stamppot eten van groene groenten. Wat zeggen jullie daar? Dat verzinnen jullie toch niet? Gruwelijk.
Hallo, zijn jullie er nog? Komen jullie uit een 1- of 2-ouder gezin? Twee ouders. Woont jullie vader nog thuis? Ja, mevrouw. Stamp hem het huis uit. Wij moeten van onze moeder stamppot eten. O ja? Stamp haar ook het huis uit en bellen jullie volgende week weer voor een follow-up. Hebben jullie het nummer?
En dan hebt u een vriend die zegt dat hij geen geld heeft om gezond te eten. Weet je wat een pakje kruidenthee kost in de winkel? Kruidenthee om je van binnen schoon te spoelen gelijk een wit laken? Dat is niet te betalen. Daarom gaat uw vriend naar McDonalds, Burgerking en Kentucky omdat daar de thee goedkoop is. En u legt uw vriend uit dat hij in de nieuwe markt goedkoop groenten kan kopen en daarmee een lekkere en gezonde pot kan stampen. En uw vriend snapt niet dat gezond ook nog lekker kan zijn.
Een andere kennis komt bij u klagen dat haar kinderen niet gezond willen eten en geen groenten lusten. Zij zet elke dag groente en fruit voor hun neus, maar zij raken die niet aan. En wie eet dan de groente en het fruit op, vraagt u aan uw kennis. Niemand, antwoordt zij. U ook niet, vraagt u verbaasd. Ik krijg het niet door mijn keel, antwoordt zij en trekt een vies gezicht.
Ook de overheid klaagt van obesitas dit en obesitas dat. De mensen zijn te dik, de jeugd is te dik. Er moet een nationale bewustwordingcampagne opgezet worden. Op school, op kantoor, op straat. Meer groenten en fruit op tafel. De mensen moeten meer bewegen, het liefst in het openbaar, op het Brionplein, met dure sportkleren aan van bekende merken. De overheid stelt dus een commissie in om dit alles in kaart te brengen en een rapport te schrijven en een congres te organiseren. De commissie vergadert na kantoortijd wanneer iedereen precies honger krijgt en de voorzitter vraagt voordat de vergadering begint wie snel een emmer Kentucky gaat halen.
In de zomer gaat u naar Nederland op bezoek bij de kinderen die groot en sterk en slim zijn geworden, en u maakt uw koffer open en haalt er allerlei lekkere dingen uit die u glimlachend op tafel uitstalt -pepersardientjes, libby’s sausijsjes, club social beschuiten- en de jongste zegt: Dit kunnen wij allemaal krijgen aan de Kruiskade. U kijkt een beetje sip en zij nemen u mee uit eten. Waar gaan wij? Een verrassing, een eettent in Zuid waar zij allerlei lekkere dingen hebben. U ziet flatwoningen met satellietschotels. U ziet hoofddoeken en kinderwagens. U ziet... verrek is dat niet Djidji van Boca Sami? Hier is het. Buiten staat een groot bord en u leest: Dagschotel: funchi met bakkeljauw. Hebben jullie ook stamppot, vraagt u.

Sunday, February 6, 2011

Konosé bo Isla 2011-02: Papiamentu

Vraag:
Wat betekent de uitdrukking in het Papiaments: ‘Ni patu, ni riu’?


Sluitingsdatum: zondag 6 maart 2011

Prijs: een cadeaubon van Candy Barrel.

Sponsor: ESCRIBA N.V.

(Het inzenden van het antwoord op de prijsvraag gebeurt via e-mail:

revers@cura.net

of door een reply op de door u ontvangen mail. De winnaar wordt door loting bepaald uit de goede inzendingen.)

Konosé bo Isla 2011-01: antwoord

Antwoord: Maria Porko Sushi

Er zijn 29 inzendingen, waarvan 26 goed:

Max Maria
America Augusta
Ariadne Faries
Max Martina
Solange Nijdam
Glyraine Celestina
Reginald Romer
Siagnee Mariano
Aileen Looman
Angélique Da Costa Gomez
Leendert J.J. Pengel
Winsel Peney
R. Severing
Arelis Hurtado
Jamila Romero
Douglas, Brigitte
Laicam How
Sheryl Losiabaar
Madelyn Francisco
Dominique Jong
Yolanda Chakoetoe
Lucinda Martha
Edward Nahar
Regina v/d Biest
Sam Shorty
L.J.Chr. Dee
Edith Wal
Emely Garcia
Rudy Hollander

De winnares is Ariadne Faries

Iedereen bedankt voor het meedoen.

Cinelandia

Als ik ergens een hekel aan had, dan was dat koude reskuk (rijstpannenkoek). Dat verkocht de oude vrouw die elke zondagmiddag naast de ingang van Cinelandia achter een bak vol lekkernijen zat. Koud in de zin van niet warm. Pannenkoeken moet je warm eten, vers uit de pan. Zij verkocht ook arepa di pampuna (pompoenpannenkoeken), koud. Dat vond ik helemaal smerig. Ik hield het op een zakje fruta di pan (broodvrucht) met een stukje kokos, een merkwaardige combinatie weliswaar, maar lekker. Dat wist de oude verkoopster, want ze zette het zakje al klaar wanneer zij mij aan zag komen. Ik betaalde met gepast geld, een kwartje.

Dit gebeurde allemaal nadat ik een kaartje had gekocht voor de voorstelling van half zeven: Bandits of the West, van Alan Rocky Lane. Hij was een betere tipo, held, dan Roy Rogers. Hij liet zich niet makkelijk in de luren leggen. Ik hoefde mij niet te haasten om naar binnen te gaan, want het eerste half uur zag je toch geen pest. Pas rond zeven uur zag je Alan Rocky Lane voorbij stuiven op zijn witte paard helemaal in het wit gekleed, achter de bandiet op een zwart paard en in het zwart gekleed aan .

‘Kijk boven je,’ riepen wij allemaal hysterisch. Maar het was te laat. De bandiet was op een rots geklommen en sprong bovenop Alan Rocky Lane toen deze, niets vermoedend, voorbij galoppeerde. Zij vielen allebei op de grond en gingen met elkaar op de vuist. ‘Hul e,’ schreeuwden wij bij elke vuistslag. ‘Hul e!’ ‘Sla hem!’ Maar de bandiet ontsnapte. ‘Stommerik.’ schreeuwden wij tegen Alan Rocky Lane.

Wat deed je als Otrobandista in Cinelandia? Goede vraag. Cinelandia was het domein van de jongens uit Pietermaai, Fleur de Marie, Sint Jago, Parera ... En er waren daar lastige individuen tussen.

‘Hul e,’ klonk het achter in de zaal. ‘Hul e.’ Alan Rocky Lane zat rustig op een stoel voor de Cantina een sigaret te roken. Nee, het gevecht was in filmzaal. Iedereen vergat het scherm en rende naar achteren. Het licht ging aan. Een jongen in het wit klom op een stoel en sprong op een andere jongen in het zwart. Zij tuimelden over de stoelen. Iedereen maakte plaats. ‘Hul e!’ De beheerder kwam aanlopen. Iedereen snelde naar zijn zitplaats. De twee jongens stonden op en gingen voorin zitten. Het licht ging weer uit.

De bandiet liep de Cantina binnen, in het wit gekleed. ‘Hij is het, pak hem,’ schreeuwden wij. Maar Alan Rocky Lane had niets in de gaten. Hij had zijn hoed over zijn ogen geschoven en deed een dutje. ‘Och, och, och, wat een stommerik,’ jammerden wij.

Op de muur aan de oostzijde van de filmzaal verscheen een gestalte. Het silhouet tekende zich af tegen de heldere sterrenhemel. Er verscheen nog een gedaante en nog een. Alle drie verdwenen tegelijk. Zij waren in de zaal gesprongen. Vanachter in de zaal schenen twee lichtbundels. Achter de lichtbundels liepen twee politieagenten. Iedereen zat doodstil. Niemand bewoog. De drie gestalten waren opgelost in het duister tussen de stoelen van de middelste rij. Ik had het door midden gescheurde entreekaartje klaar in mijn hand. Een lichtbundel scheen erop. Het licht verplaatste zich. Even later liepen de politieagenten weer naar achteren. Zij hadden drie jongens bij de kraag.

De bandiet ging aan de bar staan en bestelde een dubbele whisky. De barman schonk de whisky in met bevende handen. In plaats van te betalen, grijnsde de bandiet en liet zijn gouden tanden zien. Alan Rocky Lane kwam naast hem staan. Wij hielden onze adem in. Plotseling verschenen er allemaal rare tekens en sterretjes op het scherm. Het scherm werd wit. De filmstrook was geknapt. ‘Krak,’ klonk het. Een stoel rechtsvoor in de zaal sneuvelde. ‘Krak.’ Nog één, nu linksvoor. ‘Ik wil mijn geld terug,’ riep iemand.
Na een poosje werd de film hervat. Alan Rocky Lane zat op zijn paard. Hij floot en zong een liedje. Daarna draaide hij zich om en liet zijn paard steigeren. Het licht ging aan. The End.

K.

Waar leef je?

Het toestel op de vergadertafel piept twee keer. Een mooi dingetje, wit met een zilveren rand in een wit etuitje. Linda Treurniet pakt het snel op en drukt op een toets. Johan van den Bergh, verkoopmanager van IT4U, twijfelt. Moet hij doorgaan met de presentatie of moet hij even stil blijven? Linda kijkt met een schichtige blik op en knikt dat hij door moet gaan. Johan had net iedereen in zijn greep, hij was vol zelfvertrouwen. Nog één plaatje en ik heb ze over de streep, dacht hij. Maar nu is hij hun aandacht kwijt. In een fractie van een seconde.

Linda kijkt op het scherm en leest het bericht. Mariëla is bevallen van een meisje. Dat het een meisje was, wisten zij allang. Tegenwoordig weet je alles van te voren. De medische wetenschap staat voor niets. De dokter heeft zelfs al de intelligentie van het kind vastgesteld aan de hand van het aantal schoppen per tijdseenheid tegen de buik van de moeder.

Linda glimlacht. Niet tegen Johan, maar tegen zichzelf. Zij wordt de madrina, dat was afgesproken. Nee, niet daarom glimlacht zij. Zij glimlacht omdat in het bericht staat dat Michael de padrino wordt. Een knappe jongen, die Michael. Zij was al een tijd aan het broeden op hoe zij met hem in contact kon komen. Nu komt hij uit de hemel vallen.

Johan is toch niet doorgegaan met de presentatie, hij wacht totdat Linda weer opkijkt. Linda Treurniet MBA is de Financieel Manager van Bo Banko N.V. en Johan wil een nieuwe accounting software aan de bank slijten. Linda kijkt aandachtig op. Johan herhaalt wat er op het vorige plaatje stond: de tien voordelen van de nieuwe software. Linda knikt instemmend. ‘Piep, piep,’ gaat het toestel weer. Linda kijkt en krijgt de slappe lach. Een foto van Michael.

In het dorp Kitengui in Bas-Congo dansen de vrouwen in het rond van blijdschap. Er is een meisje geboren, gezond en wel. De goden worden bedankt. De moeder van veertien maakt het ook goed. De vader mag het kind nog niet zien. Twee weken later krijgt de familie in het dorp Niala, 200 kilometer verderop, bericht van de geboorte van hun nicht. Zij heet Dime Robo: zij die voor een dubbeltje geboren is. Het bericht wordt doorgeseind en komt een week later aan in het volgende dorp: ‘Onze nicht is geboren in Kitengui en zij heet Dime Robo. Volgende maand is het doopfeest.’ ‘Robo?’mompelt de dorpsoudste. ‘Zij die nooit een kwartje wordt?’

Jessica zit in haar auto, een grote grijze SUV, op de parkeerplaats van Fort Nassau. Het is zondagochtend zes uur. De parkeerplaats is verlaten, op een witte Toyota na die een eindje verderop geparkeerd staat. Toen Jessica aankwam rijden heeft zij gezien dat er jong stel in de auto zit. Zij heeft haar auto geparkeerd met de neus naar de straat en de motor en de lichten aan. Zij kijkt op de klok. Wat raar. De meiden zijn nooit laat. Integendeel, zij komt meestal als laatste aanrijden.

Zij beginnen precies om zes uur te lopen. Berg af richting CPA en dan linksaf naar Telecuraçao. Dat is het makkelijke gedeelte. Maar nu terug. Vijf keer heen en terug. Zij moeten terug, de auto’s staan boven op de heuvel geparkeerd. Psychologisch bedacht.

Het is tien over zes. Nu moet zij wel gaan bellen. Het kan toch niet dat zij zich alle vijf verslapen hebben. Linda proberen. Geen gehoor. Nog een keer. Eindelijk, Joyceline.
‘Hallo?’ klinkt een slaperige stem.
‘Met Jessica, ik sta hier alleen, wat is er gebeurd?’
‘Wat bedoel je? Er is niets gebeurd. Wij hadden gisteravond een doopfeest. Linda heeft iedereen gepingd op hun BlackBerry.’
‘Ik heb geen BlackBerry,’ antwoordt Jessica onnozel.
‘O nee?’ klinkt het verbaasd aan de andere kant van de lijn. ‘Waar leef je?’
‘Moet ik zo’n ding hebben dan?’ wil Jessica zeggen, maar Joyceline heeft al opgehangen.

K.

Tuesday, January 25, 2011

Sapaté, na bo sapatu! Nieuw boek van Reginald Römer



Mil i un
ekspreshon / lokushon / refran / dicho / proverbio / paremia / adagio / anegin / sentensia / komparashon / máksima
pa mi pueblo.

Reginald V. Römer

Sunday, January 2, 2011

Konosé bo Isla 2011-01: Vuurwerk



’s Morgens vroeg op nieuwjaarsdag zoeken de kinderen tussen de resten van het afgeschoten vuurwerk naar mislukte rotjes die niet afgegaan zijn. De rotjes hebben geen lont meer ofwel een te korte lont om aan te steken. Dus worden zij middendoor gebroken en het vrijkomende kruit wordt aangestoken. Dit maakt een sissend geluid.

Vraag: Hoe heet zo’n sissend rotje?

Sluitingsdatum: zondag 6 februari 2011

Prijs: een cadeaubon van Delifrance.

Sponsor: ESCRIBA N.V.

(Het inzenden van het antwoord op de prijsvraag gebeurt via e-mail:

revers@cura.net

of door een reply op de door u ontvangen mail. De winnaar wordt door loting bepaald uit de goede inzendingen.)

Konosé bo Isla 2010-11: antwoord

Antwoord: Kalbas largu

Er zijn 15 inzendingen, waarvan 11 goed:

Douglas, Brigitte
Erich Rene
Leendert J.J. Pengel
Sahermaina La Croes
Tamira La Cruz
Max Martina
Winsel Peney
Rudy Hollander
Aida Geerman
Yolanda Chakoetoe
Norman Levens
Eduardo Vlieg
L.J.Chr. Dee
America Augusta
Edith Wal

De winnaar is Max Martina

Iedereen bedankt voor het meedoen.

2011

Het jaar begint goed met de naamswijziging van de Universiteit van de Nederlandse Antillen, de UNA, aangezien de Nederlandse Antillen niet meer bestaan en derhalve een Universiteit van de Nederlandse Antillen ook niet kan bestaan, hoewel de fysieke aanwezigheid van het instituut aan de Jan Noorduijnweg zich wel degelijk opdringt. In een vloek en een zucht zijn de Nederlandse Antillen met alles erop en eraan op 10-10-10 van de kaart geveegd.

Na rijp beraad kiest een commissie van wijze mannen en vrouwen voor de nieuwe naam, die de afkorting CUWUC meekrijgt. Zoals bekend staat deze afkorting voor Curaçao University for Wisdom, Understanding and Communication.

De eerste daad van deze qua naam kersverse universiteit is het benoemen van de hele ministerraad tot eredoctor. Alle ministers kunnen zich voortaan doctor in de isotropische wetenschappen noemen en derhalve naar wens een d en een r, met een punt achter de r, voor hun naam zetten. Ministers die al in het bezit zijn van een eredoctoraat zijn dus doctor in het kwadraat, (dr.)².

De eerste steen van het nieuwe ziekenhuis wordt gelegd.

Ook de naamswijziging van het Peter Stuyvesant College valt, na een hevige strijd, in goede aarde. Het ene na het andere voorstel wordt door de ene, dan wel door de andere, partij verworpen: het Da Costa Gomez College, Tula, Karpata, Kolegio Soberano en wat dies meer zij. Totdat, warempel door de minister zelf, de oplossing aangedragen wordt. Zo simpel, zo eenvoudig, zo voor de hand liggend. Kolegio Shon Pe Lantasantu. Of zo men wil, het SPL College. Iedereen happy, iedereen blij. De minister krijgt een erediploma.

De tweede steen van het nieuwe ziekenhuis laat op zich wachten.

Het arbeidsplaatsenfonds werpt haar vruchten af. Het fonds is een initiatief van de Minister van Arbeid. Alle werknemers met een salaris boven het minimumloon storten vrijwillig vijf procent van hun salaris in het fonds. Met dit geld worden werkgevers gestimuleerd om jongeren in dienst te nemen en hen de mogelijkheid te bieden om een leertraject te doorlopen. Hiermee wordt het dilemma opgelost dat men eerst werkervaring moet hebben om een eerste baan te krijgen. De jeugdwerkeloosheid neemt af, wat zich vertaalt in minder criminaliteit.

Miss Karnaval, Miss Seú, Miss Deporte, Miss Teenage, Miss Curaçao, eindelijk een Miss Verstand.

Curaçaose jongeren keren terug uit Nederland om zich hier te vestigen. Niet in groten getale, maar zij zijn gesignaleerd in de stad. Zij zijn herkenbaar aan te wijde broeken en te blote bloesjes. De bevolking wordt opgeroepen om als zij zo’n exemplaar zien, dit te melden aan een speciaal hiervoor in het leven geroepen bureau ‘Curaçaose Jongeren Keren Terug’, tijdelijk ressorterend onder de Minister van Onderwijs. Er zijn tien jongeren aangemeld. Zij zijn in verzekerde bewaring gesteld onder verdenking van uitstaande studieschulden.

De eerste steen van het nieuwe ziekenhuis is gejat.

De Isla draait het hele jaar door op volle toeren, tot ergernis van de Smoc die ettelijke keren bij de directeur aanklopt maar hem nooit thuis aantreft. De BOO gaat niet plat. Welingelichte bronnen beweren dat de fabriek handmatig door kabouters draaiende gehouden wordt. Aqualectra levert stroom, waarachtig, zonder onderbreking. UTS upgrade in gedachten tot 100 Mb.

De eerste steen van de nieuwe schouwburg lijkt verdacht veel op die van het nieuwe ziekenhuis.

Met de jaarwisseling is een nieuw record gevestigd in het Guinness Book of World Records. Een pagara rond het Schottegat. Bij het ter perse gaan van deze krant knalt zij nog steeds.

K.