Sunday, April 1, 2012

Konosé bo Isla 2012-04: Schelpen



Vroeger werden zeldzame schelpen gebruikt als ruilmiddel (geld). In het Papiaments wordt de naam van een schelpdier gebruikt om een kleine hoeveelheid aan te geven.

Vraag: Welk schelpdier is dat?

Sluitingsdatum: zondag 6 mei 2012

Prijs: een cadeaubon van boekhandel Mensing.

Sponsor: ESCRIBA N.V.

(Het inzenden van het antwoord op de prijsvraag gebeurt via e-mail:

revers@cura.net

of door een reply op de door u ontvangen mail. De winnaar wordt door loting bepaald uit de goede inzendingen.)

Konosé bo Isla 2012-03: antwoord

Antwoord: Riffort Village Otrobanda

Er zijn 8 inzendingen, allemaal goed:

Dennis Blanken
Arelis Hurtado
Elodie Heloise
Winsel Peney
Anita Alfonso
Glyraine Jukema
Yolanda Chakoetoe
Regina van der Biest

De winnares is Anita Alfonso

Iedereen bedankt voor het meedoen.

De brulwedstrijd

De koning ging voor zaken naar het buitenland voor een week samen met de koningin en stelde Nanzi aan als zijn plaatsvervanger.
‘Hoe kun je dat nou doen?’ vroeg de koningin verbouwereerd. ‘Nu gaat hij alle koeien stelen, je weet toch dat hij koeien steelt.’
‘Dat weet ik,’ antwoordde de koning, ‘maar hoe bewijs je dat? En denk eens na, als ik iemand anders benoem, dan neemt Nanzi hem beet en steelt alle koeien. Nu denkt hij dat de koeien deze week van hem zijn, dus hoeft hij ze niet te stelen.’
‘Wat ben je toch een slimme koning als je wakker bent, mmmwa,’ zei de koningin en gaf de koning een vochtige zoen op de mond.
De koning veegde zijn mond af met een zijden zakdoek en riep zijn soldaten. ‘Soldaten, breng Nanzi hier.’

Nanzi verscheen voordat de koning uitgepraat was. ‘Uw nederige dienaar, majesteit,’ zei hij geaffecteerd.
‘Luister,’ sprak de koning, ‘praat niet zo idioot. Deze week ben jij de koning en ik vertrouw erop dat jij een goede vorst zal zijn voor je onderdanen. Een ding druk ik je op het hart, pas op dat je niet door de tijger van de troon afgebruld wordt.’

Amper had de koning dat gezegd of ze hoorden de tijger brullen op de radio.
‘... en ik zeg jullie, beste luisteraars, geliefd volk. De krabben van Saliña zijn uitbuiters, zij bezitten alle zoutvlakten en alle moerassen. Zij zijn de grootgrondbezitters en zij buiten de arme garnalen uit. Wij zullen opkomen voor de garnalen, de kikkers en de slakken ...’
‘Soldaten,’riep de koning boos, ‘zet die radio uit. De dieren in het bos zijn dat gebrul beu en dan te bedenken dat hij op mijn troon wil zitten. Hij zal wel woest zijn wanneer hij hoort dat ik jou benoemd heb, Nanzi, dus een gewaarschuwde spin telt voor twee.’

De tijger was heel boos. ‘Wie? Nanzi? Die dief, die nietsnut, die hielenlikker, die kapitalist, die imperialist, die ..., die ...’
Nanzi hoorde dat en maakte zich zorgen. Wat moet hij als koning doen? Regeren is vooruitzien. Hij heeft een raadsman nodig. Een raadsman? Natuurlijk, wie anders.

Nanzi was bekaf toen hij het nest van professor Palabrua hoog in de tamarindeboom bereikte.
‘Verrek, professor, wat woon jij hoog, zeg. Luister, ik heb jouw hulp nodig. Hoe kan ik de tijger een toontje lager laten brullen?’
‘De tijger?’ reageerde Palabrua met afschuw. ‘Vergeet het maar, ik bemoei mij niet met de tijger. De dokter heeft gezegd dat ik ver van de politiek moet blijven.’
Nanzi keek hem aan met een koninklijke blik. ‘Professor, ik laat je in de gevangenis gooien. Ik ben de koning, vergis je niet.’
‘Nou goed dan, majesteit,’ zei de professor spottend, ‘kom mee.’ En hij nam Nanzi mee naar zijn studeerkamer. Hij pakte een paar dikke boeken uit de kast en bladerde erin. Hij schudde telkens met zijn hoofd. Na een poosje zette hij de boeken terug en nam een Chinees boek.
‘Ik heb het,’ zei hij plotseling, ‘je moet een brulwedstrijd houden. Wie het langst en het hardst brult, wordt de woordvoerder van de koning.’ ‘Je houdt mij voor de gek,’zei Nanzi. ‘Vertrouw mij,’ antwoordde Palabrua.

De wedstrijd begon de volgende ochtend vroeg op het paleisplein. Op het startsein van Nanzi begonnen alle dieren uit alle macht te brullen. Tegen middernacht waren alleen nog de leeuw en de tijger over. Spoedig daarna viel ook de leeuw af en de tijger brulde nog even door. Toen hield hij abrupt op. ‘Ik heb gewonnen,’ zei hij met een piepstemmetje. Nanzi keek Palabrua verwonderd aan.
‘De Chinezen zeggen dat iemand in zijn leven maar een bepaald aantal uren kan brullen, daarna houdt het op,’ legde de uil uit.

De lege ijskast

Chia zit pontificaal met gespreide benen op een stoel midden in de deuropening, niemand kan in of uit. Zij staart gedachteloos voor zich uit. De straat is verlaten en treurig. Zondagmiddag om twaalf uur is altijd een treurig moment. Chia weet niet waarom. Omdat het zo stil is? Of omdat het zo warm is? Op zondag schijnt de zon feller dan op andere dagen. De lucht boven het dak van de zwarte auto aan de overkant trilt.

Chia hoort de deur van de ijskast dichtslaan. Zij staat op en sloft op haar gezwollen en vermoeide benen naar de keuken. Haar slippers zijn half versleten zodat haar hielen over de vloer schuren. Zij is te zwaar, daarom zwellen haar benen. Zij moet afvallen, zei de dokter. De dokter weet niets, hij kan beter zijn mond houden. Zij is niet dik van het eten, zij is dik van de ellende. De ellende is in haar benen gaan zitten en in haar heupen en in haar billen en in haar god-weet-waar.

Zij trekt de deur van de ijskast open. Een kan water, half gevuld, verder niets. Zij maakt het deurtje van het vriesvak open en tilt het ijsbakje op, niets. Met een ruk draait zij zich om en ziet Ibi door de voordeur naar buiten glippen.
‘Ibiiii,’gilt zij. Maar Ibi is al verdwenen.

Zij sloft terug naar de stoel. Ibi heeft die aan de kant geschoven, Chia schuift hem terug Zij trekt haar jurk op voordat zij gaat zitten. De jurk is vanachter opengescheurd en de helft van haar onderbroek is zichtbaar. Roze en maat zoveel. Als je Chia boos wilt maken, moet je haar vragen welke maat onderbroek zij draagt. Dan hoor je dingen die je liever niet wilt horen. Chia’s vocabulaire is bepaald niet orthodox. Maar nu is zij om een andere reden boos. Heel boos.

Ibi komt terug met een bruine zak in zijn hand en blijft voor Chia staan. Hij kan niet langs, Chia verroert geen vin. Zij sluit haar ogen en opent die weer.
‘Wat heb je in die zak?’ vraagt zij.
‘Twee broodjes en een blik sardientjes,’ antwoordt Ibi, terwijl hij door zijn rastaharen strijkt. ‘Een broodje voor jou en een voor mij.’
‘Krijgt een moeder een kind om haar het graf in te jagen?’
‘Begin niet weer te zeuren, Mai, laat mij liever langs.’
‘Vervloekt zij de dag waarop ik je gebaard heb.’
‘Laat mij langs, Mai, laat mij langs. Ik verlies mijn geduld.’
‘Waarom loop je niet naar de hel?’ schreeuwt Chia. Alle buren komen naar buiten.
Ibi loopt om en klimt door het raam naar binnen. Chia staat op en volgt hem naar de keuken.

‘Hoe kom je aan het geld om brood te kopen?’ vraagt zij. Ibi antwoordt niet.
‘Je antwoordt niet, hè. Weet je wat je bent? Je bent een luie nietsnut. Je bent dertig en je werkt niet. Waarom ga je geen werk zoeken?’
Ibi wordt boos. ‘Is het mijn schuld dat ik geen werk heb? Waar is er werk? Zeg me, waar is er werk? Ik heb mij overal ingeschreven, overal hebben zij mijn naam genoteerd. Niemand wil mij hebben.’
‘Natuurlijk wil niemand je hebben. Wie wil een drugsverslaafde?’
‘Ik ben geen drugsverslaafde, Mai, praat geen onzin.’
‘En die rotzooi die je de hele dag ligt te roken dan, is dat geen drugs? Het hele huis stinkt ernaar. En bovendien ben je een dief. Ben je in de ijskast geweest?’
‘Noem mij geen dief, Mai, nu wordt ik echt boos. Wat heb ik te zoeken in een lege ijskast?’
‘Ik heb een briefje van tien gulden verscholen in het vriesvak en dat heb jij gestolen. Een dief ben je. Een dief.’
‘Noem mij geen dief,’ schreeuwt Ibi snikkend. Hij rent naar de ijskast en duwt die met al zijn kracht omver. De ijskast tuimelt en valt met een dreun op de vloer. Vlak voor de zere voeten van Chia.