Sunday, November 3, 2013

Konosé bo Isla 2013-09: Bekend boek

Ik moest constateren dat mijn bursalen langzamerhand
‘verhollandsten’ en dat Nederland met rasse schreden ‘vercuraçaoste’;
tussen de twee werelden was geen essentieel verschil meer:
het was één pot nat geworden...


Vraag: Welk boek van welke schrijver eindigt met bovenstaande passage?

Sluitingsdatum: zondag 1 december 2013.

Prijs: een cadeaubon van The Cinemas

Sponsor: ESCRIBA N.V.

(Het inzenden van het antwoord gebeurt via e-mail:
royevers@gmail.com
of door een reply op de door u ontvangen mail. De winnaar wordt door loting bepaald uit de goede inzendingen.)

 

 

Konosé bo Isla 2013-08: antwoord

Antwoord: Ma Koko (uit het verhaal "Kon araña a nase na Kòrsou")

Er zijn 5 inzendingen, waarvan 4 goed.

Flavia Vasco De Sousa
H. J. De Windt
Daianhara Coeriel
Iraima Offermans
Viola Statia

De winnaar is H.J. De Windt

Iedereen bedankt voor het meedoen. 

Sint en Piet


Toen wij klein waren, verscheen Sinterklaas ieder jaar rond deze tijd op het toneel. Hij kwam nergens vandaan, hij verscheen uit het niets zoals dat een heilige betaamt. Op school probeerden zij ons wijs te maken dat hij uit Spanje kwam. Wij waren wel klein, maar niet achterlijk. Als hij uit Spanje kwam, dan had hij Spaans moeten spreken en Sinterklaas sprak Nederlands, exact als de fraters.

   Bij ons in de buurt in Otrobanda kwam Sinterklaas uit de Rifwaterstraat of uit de Elleboogsteeg, wij wisten nooit precies. En als hij in de steegjes verscheen, was dat nooit te paard, want Betto kon geen paard rijden. De oudere jongens wisten dat het Betto was. Hoe wisten ze dat? Omdat Betto ieder jaar rond deze tijd een tabberd naar de laundry in de Breedestraat bracht. En Chinese kinderen konden ook roddelen. In het Chinees weliswaar, maar Betto en San Nikolas waren onvervalste Papiamentse woorden.

   Op Sinterklaasavond renden de pieten door de steegjes. Sommigen hadden hun gezicht met zwarte schoensmeer geschminkt, waardoor ze de volgende ochtend onder de puisten zaten. Anderen waren gewoon bruin of blank, maar allemaal hadden ze een roe in de hand en een muts op hun hoofd. Dat was het minimum wat je moest hebben om een piet te zijn. Nee, niet waar. Zij hadden ook zakken snoep bij zich en dat vonden wij het belangrijkste, de rest kon ons gestolen worden. Zwart of niet, het zou ons worst wezen.

   De pieten renden dus door de steegjes en iedereen die ze tegenkwamen, kreeg een pak slaag met de roe. Wat hadden wij een lol. “Piet kabriet,” schreeuwden wij. Er was geen Sinterklaas te bekennen. De pieten renden de huizen van de buurtbewoners, die televisie zaten te kijken, binnen en strooiden snoepgoed. Ik heb nooit begrepen waar die snoep vandaan kwam.

   Bij een van de huizen waar een welgesteld gezin woonde, kwam Sinterklaas op bezoek. Geen Betto, maar een echte Sinterklaas met echte pieten. Die renden niet door de steegjes, maar liepen deftig naast Sinterklaas. Wanneer zij binnen waren, gingen wij door de jaloezieën gluren. Sinterklaas ging op een mooi versierde stoel zitten en de pieten gingen, zonder roe, stokstijf naast hem staan. Er waren een heleboel kinderen binnen, geen enkele uit de buurt. De dochter des huizes, onze leeftijd, was het middelpunt van de belangstelling. Op een tafel in een hoek lagen een heleboel cadeaus. Sinterklaas had die waarschijnlijk eerder die dag, toen wij op school zaten, door de pieten laten bezorgen. De pieten strooiden geen snoepgoed, maar ieder kind kreeg een hele chocoladereep. Bij ons thuis moesten wij het met ons zessen doen met één reep.

   Op school kwam Sinterklaas als verrassing altijd onaangekondigd op bezoek. Althans, dat dacht hij. Frater Andreas was het hoofd van het Sint Thomas College en gaf les in de zesde klas. In zijn klas zaten allemaal grote jongens die twee of drie keer waren blijven zitten en vanwege hun leeftijd waren overgegaan. Die hadden geen boodschap aan Sinterklaas, die timmerden liever elkaars koppen in mekaar. Zodra frater Andreas verdween om zich te verkleden, verspreidden zij het nieuws. Wanneer Sinterklaas aankwam, letten wij allemaal op zijn bril.

   Het hoogtepunt van het Sinterklaasfeest was de schoentjesnacht, wij kenden geen pakjesavond. Sommige kinderen zetten een oude schoen en wat gras uit de tuin voor het paard van Sinterklaas. Ik zette mijn nieuwe schoen en een wortel, ik had in een boek gelezen dat het paard liever wortels at. Ik stopte er ook een lang verlanglijstje bij, zo hoopte ik meer cadeaus te krijgen dan de andere kinderen. Maar de Sinterklaas die bij ons langskwam, was klaarblijkelijk blind of hij was een analfabeet. Ik kreeg ieder jaar heel andere dingen dan waar ik om vroeg. Ik vroeg een autoped en kreeg een pijl en boog, die bij het eerste gebruik al in tweeën brak. Krak.

   Maar er waren ook kinderen in de straat die niets kregen. Noch van Sinterklaas, noch van Zwarte Piet, noch van de witte piet. Die mochten met de kapotte pijl en boog spelen.

                  

 

 

Wereldproblemen


Serapio analyseert de wereld zittend voor de televisie. Hij zapt naar CNN. Waar moet het naartoe met de verhoging van het schuldenplafond? Tot waar moet het verhoogd worden? Tot aan de hemel en totdat de overheid al het geld heeft opslokt? De werkeloosheid loopt de spuigaten uit. Wat is er gebeurd met de American Dream, Amerika het land van grenzeloze mogelijkheden. Van schoenpoetser tot bankdirecteur. Sinds Obama president is, denken de zwarte Amerikanen dat zij niet meer hoeven te werken. En dan de ambtenaren die lekker thuis zitten. Als zij hier zoiets zouden flikken, dan komen die overheidsdienaren nooit meer terug naar het werk. Als ze maar doorbetaald krijgen.

   Hij zapt naar Nederland 3, De Wereld Draait Door. Aan tafel zit als gast van Matthijs van Nieuwkerk een profvoetballer die recent uit de kast is gekomen.

   “Maria,” schreeuwt Serapio tegen zijn vrouw. “Doe alle kasten op slot. Timmer ze dicht. Wie hier in de kast zit, blijft erin.” Homoseksualiteit moet afgeschaft worden. Homoseksualiteit is een objectieve afwijking, zei de Paus. Die kan beter zijn mond houden en eens kijken hoeveel verkeerde priesters er wel niet op zijn rots zitten.

   In de buurt waar hij opgroeide, waren geen homo’s. Ja, twee jongens. Maar die waren door hun grootmoeders als mietjes opgevoed. Hoe wil je anders dat zij opgroeien? Eentje is later getrouwd en heeft twee kinderen, die is bekeerd.

   Serapio zit voor de televisie in de grote leren stoel die hij tien jaar geleden op zijn vijftigste verjaardag cadeau heeft gehad. Het leer is helemaal gescheurd, maar hij wil de stoel voor geen geld van de wereld wegdoen. Hoe Maria ook smeekt, want die vindt hem afschuwelijk staan in de huiskamer, vooral met Kerst.

   “Maria!” schreeuwt Serapio weer. “Moet ik soms doodgaan van de dorst?”

   Maria aarzelt om op te staan. Zij vindt het juist heel interessant te horen wat die profvoetballer te vertellen heeft.

   “Laat hem bij het damesteam gaan voetballen,” oppert Serapio. “Moet ik zelf opstaan? Au, ik krijg weer een steek in mijn lies.” Serapio mankeert niets aan zijn lies.

   Maria staat op om het traditionele glas whisky in te schenken. Eerst het glas helemaal vullen met kleine ijsblokjes en daaroverheen een flinke scheut White Label. Serapio zit dan de hele tijd te rinkelen met het ijs in het glas. Dat geluid werkt al dertig jaar op Maria’s zenuwen.

   Hij zapt door. Pauw & Witteman, weer een kletsprogramma. Wat kunnen die Nederlanders toch kletsen, zeg. Of er bezuinigd moet worden bij de publieke omroepen. Hij kent publieke vrouwen, publieke instellingen, de publieke sector, maar publieke omroepen? Nee.

   “Maria, wat zijn publieke omroepen?”

   “De Vara, NCRV, de EO, VPRO, televisie ... eh, dingesen die subsidie van de overheid krijgen.”

   “Geld van de overheid is geld van de belastingbetaler. Dan ben ik er tegen.”

   “Waartegen?” vraagt Maria. “Dat er bezuinigd wordt?”

   “Nee, dat de overheid geld geeft.”

   “Dan ben je ervoor.”

   Serapio trekt een rare snoet. Dat doet hij altijd wanneer Maria hem te slim af is.

   Oppositiepartijen D66, SGP en ChristenUnie sluiten akkoord met regeringspartijen PvdA en VVD over kabinetsbegroting. Hoort hij dat goed?

   “Maria, hoor ik dat goed?”

   “Gelukkig ben je nog niet doof.”

   Hij zat ook in de politiek op een blauwe maandag, in de oppositie. Dat was simpel, op alle voorstellen van de coalitie moest je tegen stemmen. Hij las de stukken niet eens. Af en toe, om het spannend te maken, verliet de hele oppositie de vergadering. Dan gingen ze gezellig een biertje drinken bij de Dominicaanse verderop, er zaten alleen maar mannen in de fractie. In Aruba wilden zij op een gegeven moment uit frustratie de statendebatten afschaffen, de oppositie kwam toch nooit opdagen.

   “Serapio, het gas is op,” roept Maria vanuit de keuken. “Ga bij het benzinestation snel een kleine gasfles halen, de funchi wordt hard.”

   Daar heeft hij nou een hekel aan. Gestoord te worden voor onbelangrijke zaken terwijl hij bezig is met wereldproblemen.