Sunday, March 3, 2013

Konosé bo Isla 2013-03: Lekker eten


Vraag: Hoe heet het pompoengerecht (in het Papiamentu) dat zijn naam ontleent aan het geluid dat het maakt bij het opscheppen?

Sluitingsdatum: zondag 7 april 2013

Prijs: een cadeaubon van boekhandel Mensing.  

Sponsor: ESCRIBA N.V.

(Het inzenden van het antwoord op de prijsvraag gebeurt via e-mail:

royevers@gmail.com

of door een reply op de door u ontvangen mail. De winnaar wordt door loting bepaald uit de goede inzendingen.)

Konosé bo Isla 2013-02: antwoord

Antwoord: Het standbeeld staat op het plein naast de Basilica Santa Ana  

Er zijn 14 inzendingen, waarvan 13 goed.


Reginald Römer
Max Martina
Lianne Leonora
H.A. Evertsz
Augusta Niels
Ethel Mercera
Eduardo Vlieg
Roel van der Velde
L. Blijden
Yolanda Chakoetoe
Joyce Mahabali
Iraima
Frans Kapteijns
Toos Smeulders



De winnares is Toos Smeulders

Iedereen bedankt voor het meedoen.

Bewegen

Ik heb goed nieuws voor de slenteraars onder ons. Een hele dag slenteren is beter voor de conditie dan een uur joggen. Dat blijkt uit een onderzoek van de universiteit van Maastricht onder gezonde studenten. In mijn studententijd onderzochten wij of je meer dronken werd van een fles jenever dan van een krat bier, maar ja, de tijden zijn veranderd.
   Toen mijn kinderen naar Nederland gingen om te studeren, heb ik ze twee dingen op het hart gedrukt: één, geef altijd een stevige hand en niet zo’n slap, klef handje zoals het hier de gewoonte is en twee, stap stevig door, niet slenteren, ook al ga je nergens heen. Nu kan ik ze amper bijhouden wanneer wij in de stad wandelen, eigen schuld. Moeten wij toch slenteren?
   Volgens het onderzoek gaat de vergelijking tussen joggen en slenteren alleen maar op als in beide gevallen evenveel calorieën verbruikt worden. Dat is nu juist het probleem, hoe weet je wanneer je à raison van één uur joggen geslenterd hebt? Bij onze dronkenschaptest was het criterium: je bent echt dronken wanneer je niet meer op je benen kan staan. Bij het slenteren kun je moeilijk zeggen: totdat je er bij neervalt.
   Dit wordt te ingewikkeld, laten wij het simpel houden. Ons probleem is niet dat wij moeten kiezen tussen joggen en slenteren, ons probleem is dat wij überhaupt te weinig bewegen.
   U staat ’s morgens op en doet een paar stappen in huis om te douchen en u aan te kleden. Misschien gaat u aan tafel zitten om te ontbijten, misschien ook niet (slechte gewoonte). U loopt naar de auto, die binnen een bereik van tien stappen in de tuin staat. Als u de avond tevoren te dronken was om de auto de tuin in te rijden, dan staat hij op straat. In dat geval moet u een eindje verder lopen.
   U rijdt naar het werk en stopt onderweg bij de snèk om twee pastechi’s en een rode limonade te kopen (slechte gewoonte). U stapt in de auto, bedenkt u en stapt weer uit om een johnny cake voor uw secretaresse te kopen. De johnny cakes zijn op, maar u hebt in ieder geval een paar extra stappen gelopen.
   U parkeert de auto zo dicht mogelijk bij de ingang van uw kantoor. Nu hangt het van de situatie af hoeveel u moet bewegen. Bij laagbouw bent u in een paar stappen op uw werkplek, bij hoogbouw gaat u met de lift
   De studenten die meededen aan het onderzoek moesten ook twee uur staan, want het staan verbruikt meer energie dan het zitten. Maar de moderne mens staat niet. De moderne mens zit. De moderne mens zit op zijn achterste. De moderne mens zit met zijn achterste op een bureaustoel met wielen. De moderne mens staat alleen maar op van zijn bureaustoel om naar het toilet te gaan. Over vijftig jaar heeft de moderne mens korte beentjes en een groot achterwerk. Sommige landgenoten zijn aardig op weg.
   Voor de lunch hoeft u ook niet op te staan. De lunch wordt op kantoor bezorgd, een groeiende markt. Wat staat er vandaag op het menu? Gisteren hadden zij bruine bonen met varkensstaart, u moest er de hele middag van scheetjes laten. Wat staat op het menu, vraagt u weer. Uw secretaresse weet het niet. Het maakt haar ook niets uit, zij eet wat de pot schaft. Zij weegt niet voor niets negentig kilo.
   Hè, hè, eindelijk, de klok slaat vijf uur. Tijd voor een borrel bij uw stamcafé, waar u voor de deur parkeert. En een lekkere kop erwtensoep, daar hebt u wel zin in. Na een stuk of wat borrels rijdt u huiswaarts, het moet ook niet te gek worden.
   Thuis aangekomen ploft u neer in de luie stoel voor de televisie en rust. In vrede.

Alles is relatief

Het transitiekabinet of overgangskabinet of tijdelijk kabinet -het leven zelf is ook tijdelijk- of hoe je het ook wilt noemen, zit nu, het weekend niet meegerekend, precies een maand. Wat hebben zij in die maand bereikt? Een maand is te kort, zou u zeggen, maar kort is relatief. Een normaal kabinet zou verhoudingsgewijs nu acht maanden zitten.
   Wat zou een normaal kabinet in acht maanden hebben kunnen doen? Regeren? Met nog drie jaar en vier maanden voor de boeg, is daar geen haast mee. Acht maanden is een beetje het einde van de periode waarin de coalitiepartners aan elkaar snuffelen om uit te vinden wat zij aan elkaar hebben. De huidige coalitiepartners hebben daar zes maanden voor uitgetrokken, de zittingsperiode van het takenkabinet. Juist, zo heet het, het schoot mij net te binnen.
   Na acht maanden breekt ook langzamerhand de tijd aan dat de nieuwe regering moet ophouden de vorige regering de schuld van alles te geven en de hand in eigen boezem beginnen te steken. Immers, het volk heeft een nieuwe regering gekozen omdat het vond dat de vorige het niet zo best heeft gedaan.
   Inmiddels zijn de kaarten ook geschud in het ambtenarenapparaat. Wie eerst een grote mond had, piept nu een toontje lager en vraagt een overplaatsing aan of meldt zich voorlopig ziek in de hoop dat de nieuwe regering vandaag of morgen valt.
   Dat alles gebeurt niet binnen een maand. Een regering valt niet binnen een maand, hoewel de Grieken dat bijna geflikt hebben. In de eerste maand maakt men kennis met elkaar en met anderen, leest men dossiers door, probeert men uit te vinden wie vriend en wie vijand is, verkent men de valkuilen, heeft men de beste voornemens, is men optimistisch gestemd en groeit de schare verre familieleden.
   Maar ... in een maand broedt een kip, dus alles is relatief. Over relativiteit gesproken, die wijsheid wordt toegeschreven aan Einstein, hoewel Galileo Galilei en Isaac Newton die eeuwen eerder al hadden ontdekt. Wij gebruiken allemaal die uitdrukking zonder precies te weten waar wij het over hebben.
   Relativiteit betekent simpel gezegd dat iets een betekenis krijgt ten opzichte van de betekenis van iets anders en vice versa. Niet simpel? Onze natuurkundeleraar gaf altijd als voorbeeld dat je schoen schoonmaken met een doek hetzelfde is als het doek vuil maken met je schoen. Denk daar eens over na. Wij keken hem met glazige ogen aan en de moed zonk hem in de schoenen.
   Wie in een trein gezeten heeft, kent wel het vreemde gevoel dat wanneer een andere trein naast uw trein komt rijden, het lijkt alsof uw trein achteruit rijdt in plaats van vooruit. Wie kan dat verklaren?
   Het schijnt dus dat wij verschijnselen waarnemen die niet overeenkomen met de werkelijkheid. Want een ding is zeker, uw trein rijdt vooruit en niet achteruit. Eng, hè?  Hoe weet u nu of iets werkelijkheid is of dat Einstein u niet een poets bakt met zijn relativiteit? Waar ligt de grens?
   Hebt u al een verklaring gevonden voor de treinen? Het heeft te maken met het gegeven dat snelheid een relatief begrip is. Als uw auto een snelheid heeft van tachtig kilometer per uur, dan is dat de snelheid ten opzichte van de stilstaande omgeving. Komt er nu een auto naast u rijden met ook een snelheid van tachtig kilometer per uur, dan staan de twee auto’s stil ten opzichte van elkaar en kunt u gezellig babbelen met de andere bestuurder.
   Herinnert u zich de oude cowboyfilms waarin de wielen van de karren in de tegenovergestelde richting draaiden? Hoe kwam dat?
   Wacht eens even. Nu zijn we wel heel erg afgedwaald. Laten wij terugkeren tot de oorspronkelijke vraag. Is een maand te kort? Voor een takenkabinet wel, voor een broedende kip niet.