Als kind word je geleerd om beleefd te zijn wanneer je tegen ouderen praat. Nu zijn de beleefdheidsvormen in het Papiaments heel subtiel en soms ook ingewikkeld. De grootste boosdoener is het persoonlijk voornaamwoord ‘bo’. Hoe vaak hebben wij een draai om onze oren gehad als kind wanneer wij dat woord gebruikten? Het gebruik van ‘bo’ is verboden. Dit kan leiden tot zeer omslachtige conversaties: ‘Meneer Evers, ik wilde meneer Evers vragen of meneer Evers zo goed wilt zijn om... etc.’ Je wordt er tureluurs van. In het Nederlands gebruikt men ‘jij’ of ‘u’, en de Engelsen hebben zich er makkelijk van afgedaan, zij kennen alleen maar ‘you’.
Wat het gebruik van ‘jij’ of ‘jou’ betreft, zijn de Surinamers erg streng: het mag niet, punt uit, geen discussie. Zo gaat het verhaal van een jongetje dat in een Chinese winkel een broodje wilt bestellen. De jongen, welopgevoed, stapt de winkel binnen en wacht zijn beurt rustig af.
‘Wat moet het zijn, mi boi?’ vraagt de oude Chinees. De jongen aarzelt even.
‘Goede middag, Omoe,’ spreekt hij schuchter, ‘mag ik van u een broodje bakkeljauw, pardon, bakkelu.’
Oudere mensen noem je nooit bij hun echte naam, Maria wordt Iya, Hosé wordt Djo, Elena wordt Nena. De peettante wordt Dina van madrina, of Pepe van peet. Van sommige vrouwen uit de buurt weet niemand hoe zij eigenlijk heten: Yaya, Koma, Chichi. Opmerkelijk is dat alle Surinaamse vrouwen Mevrouw heten en alle Engelse vrouwen Mammy. De titulatuur Shon duidt op een zekere status: Shon Ka, Shon Guillermina, Shon Fil. (Shon Fia, maar die is dood.)
Zo had ik een grootoom die wij Oom Ie noemden. Nu realiseer ik me dat ik nooit heb geweten hoe Oom Ie werkelijk heette. Was het Isaac? Maar de naam Isaac was in die tijd voorbestemd voor blanke joden en Oom Ie had niets van een blanke jood. Hij was een korte zwarte man met hoepelbenen. Het enige wat wit aan hem was, waren zijn haren en zijn tanden. Misschien heette hij wel Federico, een naam die paste bij die tijd. In ieder geval zat er een ‘i’ in zijn naam. Dat zijn naam verkort werd, hoorde zo, hoe ouder hoe korter de aanspreeknaam. Bij Oom Ie kon het niet korter.
Iemand niet direct bij zijn naam noemen heeft niet alleen te maken met beleefdheid. Bij kinderen is het een soort van liefkozing: Poempi, Mamita, Boiki. Of gemakzucht: Broertje, Zusje. Bij sommige figuren is het een eufemisme: Dalakochi, Lagadishi, Blòblò.
Maar wij kunnen ook onbeleefd zijn. ’s Morgens om half acht stappen wij de stampvolle bakkerij annex broodjeszaak binnen en beginnen bij de deur al te schreeuwen: ‘Een broodje mortodella, twee broodjes salami en een met leverworst, aan deze kant juffrouw, voor mij.’
Of wij gooien de deur van het Chinese restaurant open: ‘Chino, porkchop mitar mitar, karbonade met een halve portie rijst en een halve portie patat, en schiet op want mijn auto staat verkeerd geparkeerd.’
De brave Chinees sloft naar de keuken.
‘Chief!’
De Chinees houdt halt bij de klapdeur.
‘Veel saus!’
De Chinees komt na een poosje terug en opent het witte foambakje.
‘Wat wilt u erop, meneer?’
‘Alles!’
(Schud, strooi, schep.)
‘Geen pika!’
‘U zei alles, meneer.’
‘Ja, alles, maar geen pika.’
Wanneer leren wij meneer zeggen tegen de Chinees?
Zo vind ik ook dat wij beleefder moeten zijn tegen mevrouw Bijleveld, zij deelt per slot van rekening de lakens uit. Ik vind dat wij moeten leren om voortaan op alles wat zij zegt welgemanierd te antwoorden. ‘Ja, Tante. Dank u wel, Tante.’
K.
Tuesday, December 30, 2008
Friday, December 19, 2008
Jat Schildpad
Jat, de wereldwijze schildpad
en groot redenaar
weegt elke toespraak
op de weegschaal van’t geduld
het is …. voor mij … een …gro..te …eer
om … tel … kens … maar weer … in de
ge. le. gen … heid ……..
Elk woordje rekt hij op …
- het sterkste elastiekje valt hierbij in het niet! -
en op de helft van zijn rede
is zelfs zijn trouwste publiek al weer thuis.
Jat heeft vele bestuurszetels ‘be-ze-ten’
van Commissaris van de Molenaars, via
Voorzitter van de stichting: Het Rus-ti-ge Leven
tot zelfs Minister van Onthaasting.
“Ik ben een wijsgeer van formaat”,
zoals hij zelf zei
en filosofeerde dan oneindig lang
over ….. de eeuwigheid.
Voor zijn mede-dieren bedenkt hij
plannen en voert die uit.
Komen er problemen
dan wordt een commissie samengesteld.
Jat maakt op iedereen indruk
-op het gewone volk het meest-
met zwaargewicht-woorden
die niemand begrijpt.
Maar ruzie heeft hij met Dokter Uil
die hem een kale opschepper,
een filosoof van de kouwe grond noemt.
Nee, die twee kunnen niet door één deur.
Jat, in zijn almachtige wijsheid
vermijdt elk contact met Uil,
want de Dokter heeft als doel
Jats ontmaskering gesteld.
Wat nu moet gebeuren is niet makkelijk …
Wanneer doet de gelegenheid zich voor, en…
hoe langzamer Jat praat
hoe sneller zijn hersens werken !
Maar …
Ergens is Jat kwetsbaar, heeft hij
een niet te overwinnen slechte gewoonte
want, zo schertst de schelle ekster …
‘Jat is gokverslaafd!’
Op zekere avond ontmoet Jat zijn maatjes
in het Grote Brandnetelbos
onder een lijsterbesboom
om samen te gaan dobbelen.
Als Jat gaat verliezen, begint hij te filosoferen :
Lieve mensen, denk er wel aan, geld maakt niet gelukkig,
Geld zaait tweedracht, geld werkt corruptie in de hand.
We zijn bijeen om samen een moment van geluk te beleven,
maar ik geloof dat het beter is dat ik vertrek.
Jat staat op en vertrekt … zonder te betalen.
Het dobbelen is voorbij, alle dieren gaan naar huis
en de vrienden blijven sprakeloos achter:
DIT ONRECHT MOET STOPPEN ! NU !
Wanhopig gaan ze naar Dokter Uil:
Dok, zo en zo is gebeurd, u moet ons helpen.
Wel, beste mensen, geldspelletjes zijn tegen mijn principes,
maar omdat het om Jat Schildpad gaat: Ik ben er klaar voor!
Voldaan vertrokken de vrienden
en spraken af dat ze Jat
hetzelfde zouden flikken
als Jat met hun had gedaan.
Aanstaande zondag is onze Koning jarig
er is vanaf ’s morgens vroeg feest.
Het officiële gedeelte is ’s middags,
Jat Schildpad voert ook het woord.
De Koning heeft met al zijn genodigden plaatsgenomen.
Dokter Uil zit op de eretribune.
Als Jat zijn toespraak heeft beëindigd
geeft de dokter een teken aan een van de vrienden.
Majesteit, zou ik een vraag mogen stellen?
Natuurlijk, mijn geliefde onderdaan, vraag wat je wil.
Zeer geachte heer Jat Schildpad,
allesweter en wereldwijd filosoof,
kunt u mij zeggen
wat u onder een dief verstaat?
Jat vindt de vraag wel vreemd
maar zijn geest werkt op topsnelheid:
Een dief neemt iets af van een ander.
Dat hem niet toebehoort.
En als je iets hebt
waar een ander recht op heeft
en je geeft hem dat niet,
ben je dan ook een dief?
Op dat moment kijkt Jat op
ziet Dokter Uil op de tribune
en weet meteen hoe laat het is.
Hij verontschuldigt zich en verdwijnt,
voordat onze Majesteit de Koning begrijpt
wat die trouwe onderdaan eigenlijk bedoelt.
Ja, beter blode Jat dan dode Jat.
(Moi Morkoi, vertaald door Frans Kapteijns)
en groot redenaar
weegt elke toespraak
op de weegschaal van’t geduld
het is …. voor mij … een …gro..te …eer
om … tel … kens … maar weer … in de
ge. le. gen … heid ……..
Elk woordje rekt hij op …
- het sterkste elastiekje valt hierbij in het niet! -
en op de helft van zijn rede
is zelfs zijn trouwste publiek al weer thuis.
Jat heeft vele bestuurszetels ‘be-ze-ten’
van Commissaris van de Molenaars, via
Voorzitter van de stichting: Het Rus-ti-ge Leven
tot zelfs Minister van Onthaasting.
“Ik ben een wijsgeer van formaat”,
zoals hij zelf zei
en filosofeerde dan oneindig lang
over ….. de eeuwigheid.
Voor zijn mede-dieren bedenkt hij
plannen en voert die uit.
Komen er problemen
dan wordt een commissie samengesteld.
Jat maakt op iedereen indruk
-op het gewone volk het meest-
met zwaargewicht-woorden
die niemand begrijpt.
Maar ruzie heeft hij met Dokter Uil
die hem een kale opschepper,
een filosoof van de kouwe grond noemt.
Nee, die twee kunnen niet door één deur.
Jat, in zijn almachtige wijsheid
vermijdt elk contact met Uil,
want de Dokter heeft als doel
Jats ontmaskering gesteld.
Wat nu moet gebeuren is niet makkelijk …
Wanneer doet de gelegenheid zich voor, en…
hoe langzamer Jat praat
hoe sneller zijn hersens werken !
Maar …
Ergens is Jat kwetsbaar, heeft hij
een niet te overwinnen slechte gewoonte
want, zo schertst de schelle ekster …
‘Jat is gokverslaafd!’
Op zekere avond ontmoet Jat zijn maatjes
in het Grote Brandnetelbos
onder een lijsterbesboom
om samen te gaan dobbelen.
Als Jat gaat verliezen, begint hij te filosoferen :
Lieve mensen, denk er wel aan, geld maakt niet gelukkig,
Geld zaait tweedracht, geld werkt corruptie in de hand.
We zijn bijeen om samen een moment van geluk te beleven,
maar ik geloof dat het beter is dat ik vertrek.
Jat staat op en vertrekt … zonder te betalen.
Het dobbelen is voorbij, alle dieren gaan naar huis
en de vrienden blijven sprakeloos achter:
DIT ONRECHT MOET STOPPEN ! NU !
Wanhopig gaan ze naar Dokter Uil:
Dok, zo en zo is gebeurd, u moet ons helpen.
Wel, beste mensen, geldspelletjes zijn tegen mijn principes,
maar omdat het om Jat Schildpad gaat: Ik ben er klaar voor!
Voldaan vertrokken de vrienden
en spraken af dat ze Jat
hetzelfde zouden flikken
als Jat met hun had gedaan.
Aanstaande zondag is onze Koning jarig
er is vanaf ’s morgens vroeg feest.
Het officiële gedeelte is ’s middags,
Jat Schildpad voert ook het woord.
De Koning heeft met al zijn genodigden plaatsgenomen.
Dokter Uil zit op de eretribune.
Als Jat zijn toespraak heeft beëindigd
geeft de dokter een teken aan een van de vrienden.
Majesteit, zou ik een vraag mogen stellen?
Natuurlijk, mijn geliefde onderdaan, vraag wat je wil.
Zeer geachte heer Jat Schildpad,
allesweter en wereldwijd filosoof,
kunt u mij zeggen
wat u onder een dief verstaat?
Jat vindt de vraag wel vreemd
maar zijn geest werkt op topsnelheid:
Een dief neemt iets af van een ander.
Dat hem niet toebehoort.
En als je iets hebt
waar een ander recht op heeft
en je geeft hem dat niet,
ben je dan ook een dief?
Op dat moment kijkt Jat op
ziet Dokter Uil op de tribune
en weet meteen hoe laat het is.
Hij verontschuldigt zich en verdwijnt,
voordat onze Majesteit de Koning begrijpt
wat die trouwe onderdaan eigenlijk bedoelt.
Ja, beter blode Jat dan dode Jat.
(Moi Morkoi, vertaald door Frans Kapteijns)
Tuesday, December 16, 2008
BON PASKU I FELIS AÑA 2009
Moi Morkoi
Moi Morkoi, un sabio riba tur tereno
un orador na tur okashon
ta pisa kada diskurso
riba balansa di pasenshi.
P’ami... ta un gran... pla-ser... i tam-be...
un gran... ho-nor... di a haña... e o-por-tu-ni-dat...
E ta rèk kada palabra
ku asta kakiña ta haña bèrgwensa
i promé ku e yega na mitar kaminda
dia bieu skuchadónan a laga kai pa kas.
Moi a okupá tur puesto den Sabana
komisario di Molina pa Mula Maishi
presidente di Fundashon pa Bon Bida
asta minister di Asuntunan ku no tin purá.
Moi ta un filósofo di taya
esei ta e mes ta bisa
e por sinta oranan largu
filosofiá tokante eternidat.
E ta traha plannan ekselente
pa otro bestia ehekutá
ora problema surgi
e ta forma un komishon.
Moi ta impreshoná tur bestia
mas tantu esunnan humilde
ku palabranan di peso
ku niun no ta komprendé.
El a pega ku Dòktor Palabrua
ku a yam’é un fantochi
un filósofo di awa dushi
nan dos no ta parti un pan.
Moi den su sabiduria profundo
ta evitá tur kontakto ku Palabrua
Dòktor a pone komo meta
pa un dia kita e maskarada di Moi.
Loke a resultá di no ta fásil
niun okashon no ta surgi
mes pokopoko ku Moi ta papia
mes rápido su serebro ta traha.
Pero Moi tin un punto débil
un bisio ku e no por kita
chuchubi a papia den Sabana
ku e ta adikto na wega di plaka.
Anochi den Kunuku di Bringamosa
skondí bou di palu di kibrahacha
e ta topa ku su kompinchinan
pa nan start un wega di dou.
Ora Moi pèrdè, e ta kuminsá filosofiá:
Rumannan kòrda bon, sèn no ta tur kos
sèn ta trese desunion, sèn ta korumpí
nos a bini huntu pa pasa un ratu kontentu
mi ta kere ku ora a yega pa mi retirá.
Moi ta lanta bai sin paga
wega a kaba, tur bestia bai nan kas
e kompinchinan ta keda mira otro:
E abusu akí tin ku stòp awor.
Desesperá nan a bai serka Palabrua:
Dòk tal kos ta pasando, bo tin ku yuda nos.
Wèl, shonnan, wega di plaka ta kontra mi prinsipio
pero komo ta Moi Morkoi, mi ta kooperá.
E kompinchinan a keda satisfecho
nan a bai pa traha nan plan
e anochi ei Moi a hasi mes triki
nos ta hañ’é, e kompinchinan a palabrá.
Djadumingu ta dia di Rei su aña
tin fiesta for di mainta tempran
e parti ofisial ta tuma lugá mèrdia
Moi Morkoi tambe ta un orador.
Shon Rei ta sintá ku tur su invitadonan
Dòktor Palabrua ta den tribuna di honor
ora Moi a kaba ku su diskurso
Dòktor a duna seña na un di e kompinchinan.
Shon Rei ta permití hasi pregunta?
Sigur, mi bon siudadano, puntra loke bo ke.
Distinguido señor Moi Morkoi,
sabio riba tur tereno, filósofo di taya
kon bo ta definí un ladron?
Moi a haña e pregunta straño
pero su mente ta traha ku rapides:
Un ladron ta kita kos for di un otro
ku no ta pertenesé na dje.
Awor si bo tin kos ku un otro
tin derecho riba dje i bo no ta dun’é
tambe bo ta un ladron?
E momento ei Moi a hisa kara
mira Dòktor Palabrua den tribuna
mesora e ta sa kuant’or tin.
El a pidi diskulpa i somentá
promé ku Shon Rei komprendé
kiko e bon siudadano ke men.
Mihó na awa ku pechu ariba.
Monday, December 8, 2008
Obesitas
Meme staat in de deuropening van het huisje op de heuvel en ziet de schoolbus krakend stoppen op de hoofdweg. Een jongen en een meisje stappen uit. Zij gooien hun schooltassen over de greppel, springen die achterna en beginnen aan de klim over de zandweg naar het huisje. Zij zien Meme en beginnen te hollen. Als gazellen springen zij met hun spillebeentjes over de cactussen. Meme ziet ze aan komen rennen en is bang dat zij struikelen. In haar linkerarm draagt zij een vederlichte baby en in haar rechterhand houdt zij een zuigfles vast gevuld met suikerwater die zij in de mond van de baby probeert te stoppen. De baby weigert de fles. Het is de derde fles suikerwater die zij hem voert die dag. Het groene snot loopt uit zijn neus.
De jongen en het meisje zijn gestopt met hollen, iets tussen de cactussen trekt hun aandacht. Een leguaan zeker, denkt Meme. Zij kijkt naar de contouren van haar afgezakte buik onder de slonzige jurk en naar haar hangende borsten. Verschrikkelijk vindt zij haar figuur, maar wat wil je van een vrouw die al voor haar vijfentwintigste vijf kinderen heeft gebaard. Zij woont met drie kinderen in het huisje. De twee andere kinderen wonen bij hun oma’s. Johnny is de oudste, hij is tien, en dan komt Melitsa, zij wordt negen. Plotseling overvalt haar een diepe droefenis. Wat heeft het leven voor zin? Over enkele minuten komen de kinderen binnen en wat moet zij tegen hen zeggen? Zij heeft niets in huis, maar dan ook niets. Een potje met suiker in een schotel met water tegen de mieren is het enige eetbaars in de keuken.
‘Dag Mammie,’ zegt Johnny, ‘wij hebben bijna een leguaan gevangen.’
‘Dag Mammie,’ hijgt Melitsa, ‘ik heb honger.’
Meme antwoordt niet. De twee kinderen lopen door naar de keuken. Meme slikt, zij kan haar tranen niet bedwingen. De baby begint te krijsen. Zij voelt de opwelling om hem in het struikgewas te slingeren. Meme schrikt van haar eigen gedachten.
Johnny komt uit de keuken, uit zijn broekzak steekt een stuk hout. ‘Kom,’ commandeert hij Melitsa, ‘neem een plastic zak mee.’ Meme vraagt niet waar zij naar toe gaan.
Zij verlaten het huis via de keukendeur en dalen de heuvel af. Zij komen langs het huis van Bòisi, de buurjongen van ongeveer vijftien jaar. Hij zit op de stoep voor zijn huis. ‘Waar gaan jullie naar toe in deze hitte?’ Johnny en Melitsa doen alsof zij hem niet horen en versnellen hun pas.
Bij een grote tamarindeboom houdt Johnny halt. ‘Hier zijn de nestjes,’ spreekt hij.
‘Welke nestjes?’ vraagt Melitsa.
‘Van de totolika’s,’ antwoordt Johnny en haalt de katapult uit zijn zak. ‘Ga jij aan die kant staan.’ Nu pas dringt het tot Melitsa door wat Johnny van plan is.
Zij schieten acht totolika’s en doen die in de plastic zak.
‘Wij moeten omlopen,’ zegt Johnny.
‘Als wij omlopen, komen wij te laat thuis,’ antwoordt Melitsa zorgelijk. ‘Ik weet iets.’
Zij haalt zes totolika’s uit de zak en stopt die onder haar jurk. ‘Laten wij gaan,’ zegt ze.
Bòisi ziet hen van verre aankomen en loopt hen tegemoet. ‘Wat hebben jullie in die zak?’
‘Het gaat je niets aan,’ antwoordt Johnny en houdt de zak achter zijn rug. Melitsa loopt door. Bòisi rukt de zak uit Johnny’s hand en schudt die leeg op de grond. ‘Stommeriken, al die tijd hebben jullie maar twee totolika’s geschoten?’ Een hond komt blaffend aanrennen.
Johnny haalt Melitsa in, zij nemen een kortere weg over een geitenpadje tussen de infrou’s. Plots zien zij iets geels onder de struiken. Een grote pompoen. Johnny duwt voorzichtig de infrou’s weg met een stok.
Na het eten zitten zij met zijn allen in de schaduw van het huis uit te rusten, de baby slaapt voldaan.
’s Avonds leest Meme in de krant dat Curaçao een alarmerend hoog aantal inwoners met overgewicht en obesitas heeft. Zij snapt er niets van.
K.
De jongen en het meisje zijn gestopt met hollen, iets tussen de cactussen trekt hun aandacht. Een leguaan zeker, denkt Meme. Zij kijkt naar de contouren van haar afgezakte buik onder de slonzige jurk en naar haar hangende borsten. Verschrikkelijk vindt zij haar figuur, maar wat wil je van een vrouw die al voor haar vijfentwintigste vijf kinderen heeft gebaard. Zij woont met drie kinderen in het huisje. De twee andere kinderen wonen bij hun oma’s. Johnny is de oudste, hij is tien, en dan komt Melitsa, zij wordt negen. Plotseling overvalt haar een diepe droefenis. Wat heeft het leven voor zin? Over enkele minuten komen de kinderen binnen en wat moet zij tegen hen zeggen? Zij heeft niets in huis, maar dan ook niets. Een potje met suiker in een schotel met water tegen de mieren is het enige eetbaars in de keuken.
‘Dag Mammie,’ zegt Johnny, ‘wij hebben bijna een leguaan gevangen.’
‘Dag Mammie,’ hijgt Melitsa, ‘ik heb honger.’
Meme antwoordt niet. De twee kinderen lopen door naar de keuken. Meme slikt, zij kan haar tranen niet bedwingen. De baby begint te krijsen. Zij voelt de opwelling om hem in het struikgewas te slingeren. Meme schrikt van haar eigen gedachten.
Johnny komt uit de keuken, uit zijn broekzak steekt een stuk hout. ‘Kom,’ commandeert hij Melitsa, ‘neem een plastic zak mee.’ Meme vraagt niet waar zij naar toe gaan.
Zij verlaten het huis via de keukendeur en dalen de heuvel af. Zij komen langs het huis van Bòisi, de buurjongen van ongeveer vijftien jaar. Hij zit op de stoep voor zijn huis. ‘Waar gaan jullie naar toe in deze hitte?’ Johnny en Melitsa doen alsof zij hem niet horen en versnellen hun pas.
Bij een grote tamarindeboom houdt Johnny halt. ‘Hier zijn de nestjes,’ spreekt hij.
‘Welke nestjes?’ vraagt Melitsa.
‘Van de totolika’s,’ antwoordt Johnny en haalt de katapult uit zijn zak. ‘Ga jij aan die kant staan.’ Nu pas dringt het tot Melitsa door wat Johnny van plan is.
Zij schieten acht totolika’s en doen die in de plastic zak.
‘Wij moeten omlopen,’ zegt Johnny.
‘Als wij omlopen, komen wij te laat thuis,’ antwoordt Melitsa zorgelijk. ‘Ik weet iets.’
Zij haalt zes totolika’s uit de zak en stopt die onder haar jurk. ‘Laten wij gaan,’ zegt ze.
Bòisi ziet hen van verre aankomen en loopt hen tegemoet. ‘Wat hebben jullie in die zak?’
‘Het gaat je niets aan,’ antwoordt Johnny en houdt de zak achter zijn rug. Melitsa loopt door. Bòisi rukt de zak uit Johnny’s hand en schudt die leeg op de grond. ‘Stommeriken, al die tijd hebben jullie maar twee totolika’s geschoten?’ Een hond komt blaffend aanrennen.
Johnny haalt Melitsa in, zij nemen een kortere weg over een geitenpadje tussen de infrou’s. Plots zien zij iets geels onder de struiken. Een grote pompoen. Johnny duwt voorzichtig de infrou’s weg met een stok.
Na het eten zitten zij met zijn allen in de schaduw van het huis uit te rusten, de baby slaapt voldaan.
’s Avonds leest Meme in de krant dat Curaçao een alarmerend hoog aantal inwoners met overgewicht en obesitas heeft. Zij snapt er niets van.
K.
Sunday, December 7, 2008
Konosé bo Isla 2008-12: Een lied / un kantika
Nos tera ta baranka
i solo ta kima
Pobresa ta nos suerte
i bida ta pisá
Vraag: Bovenstaande tekst is onderdeel van een lied. Wie heeft het lied geschreven?
Pregunta: E teksto ariba ta parti di un kantika. Ken a skirbi e kantika?
Sluitingsdatum: zondag 4 januari 2009
Prijs: een cadeaubon van boekhandel Mensing
Sponsor: Datelnet n.v.
(Het inzenden van het antwoord op de prijsvraag gebeurt via e-mail:
revers@cura.net
of door een reply op de door U ontvangen mail van Learnforfun. De winnaar wordt door loting bepaald uit de goede inzendingen.)
i solo ta kima
Pobresa ta nos suerte
i bida ta pisá
Vraag: Bovenstaande tekst is onderdeel van een lied. Wie heeft het lied geschreven?
Pregunta: E teksto ariba ta parti di un kantika. Ken a skirbi e kantika?
Sluitingsdatum: zondag 4 januari 2009
Prijs: een cadeaubon van boekhandel Mensing
Sponsor: Datelnet n.v.
(Het inzenden van het antwoord op de prijsvraag gebeurt via e-mail:
revers@cura.net
of door een reply op de door U ontvangen mail van Learnforfun. De winnaar wordt door loting bepaald uit de goede inzendingen.)
Konosé bo Isla 2008-11: antwoord
Antwoord:
‘Kombitu sin noi, ta fiesta di kachó’
Een ongenode gast die niet welkom is.
Un persona ku ta presentá na un fiesta sin invitashon.
Er zijn 8 inzendingen, waarvan 6 goed:
Marreline Schoop
Farienne
Tony Soliana
L.J.Chr. Dee
Frans Kapteijns
Yolanda Chakoetoe-Trotman
Joan Augusta
Niels Augusta
Iedereen bedankt voor het meedoen.
De winnares is Marreline Schoop
‘Kombitu sin noi, ta fiesta di kachó’
Een ongenode gast die niet welkom is.
Un persona ku ta presentá na un fiesta sin invitashon.
Er zijn 8 inzendingen, waarvan 6 goed:
Marreline Schoop
Farienne
Tony Soliana
L.J.Chr. Dee
Frans Kapteijns
Yolanda Chakoetoe-Trotman
Joan Augusta
Niels Augusta
Iedereen bedankt voor het meedoen.
De winnares is Marreline Schoop
Monday, December 1, 2008
De nieuwe allochtoon
Ton, de nieuwe allochtoon
een gastpersoon op eigen rots
zit voor zich uit te dromen in Rincon
van vroeger, arm maar trots.
Nu is er rijkdom en overvloed
bedrijvigheid, groei, het kan niet op
maar Ton’s eigenheid is bankroet
wat dan nog, denkt hij hardop.
Ton, zit niet zo te maffen man
schiet op, de boot moet rap te water
ik moet varen naar Ispahan
roep Bubuchi, die is zeker zo zat als een ladder.
Straks verwijs ik jullie allebei
naar de index dagdromerij
zo komen jullie nooit vooruit
maar Ton heeft inmiddels een leguanenhuid.
K.
een gastpersoon op eigen rots
zit voor zich uit te dromen in Rincon
van vroeger, arm maar trots.
Nu is er rijkdom en overvloed
bedrijvigheid, groei, het kan niet op
maar Ton’s eigenheid is bankroet
wat dan nog, denkt hij hardop.
Ton, zit niet zo te maffen man
schiet op, de boot moet rap te water
ik moet varen naar Ispahan
roep Bubuchi, die is zeker zo zat als een ladder.
Straks verwijs ik jullie allebei
naar de index dagdromerij
zo komen jullie nooit vooruit
maar Ton heeft inmiddels een leguanenhuid.
K.
Dosente, mi ta konta ku bo
Dosente,
Mi’n sa
Pero mi ke sa
P’esei mi ta serka bo
P’esei mi ke bo yuda mi
Edukashon ta mi úniko speransa
Edukashon lo hisa mi nivel
Edukashon lo yuda mi kumpli
Edukashon ta base pa progreso di un pueblo
No wak mi aparensia
No wak mi fam
No wak mi bario
Wak mi deseo pa progresá
Mi ta konfia den bo
Mi ta sigui bo instrukshon
Mi ta duna tur ku tin
Pa mi progresá
Duna mi guia, sin manipulá mi
Motivá mi, si mi mester desha
Komprondé pa mi, ora mi faya
Sostené mi semper, pa mi logra
Inspirá mi ku bo ehèmpel i dedikashon
Demostrá mi bo atenshon
Pa asina mi komprondé bo pashon
Di e forma ei nos ta krea huntu un mihó nashon
(2008.04.16)
Hensley F. Koeiman
Kaya Moises 7
568-8709
Mi’n sa
Pero mi ke sa
P’esei mi ta serka bo
P’esei mi ke bo yuda mi
Edukashon ta mi úniko speransa
Edukashon lo hisa mi nivel
Edukashon lo yuda mi kumpli
Edukashon ta base pa progreso di un pueblo
No wak mi aparensia
No wak mi fam
No wak mi bario
Wak mi deseo pa progresá
Mi ta konfia den bo
Mi ta sigui bo instrukshon
Mi ta duna tur ku tin
Pa mi progresá
Duna mi guia, sin manipulá mi
Motivá mi, si mi mester desha
Komprondé pa mi, ora mi faya
Sostené mi semper, pa mi logra
Inspirá mi ku bo ehèmpel i dedikashon
Demostrá mi bo atenshon
Pa asina mi komprondé bo pashon
Di e forma ei nos ta krea huntu un mihó nashon
(2008.04.16)
Hensley F. Koeiman
Kaya Moises 7
568-8709
Wednesday, November 5, 2008
Don Gayo Lindo
Yubi Chuchubi, lenga largu, ta kana konta
ku Don Gayo Lindo mainta ta kanta kokoyoko
antó anochi ta zoya merengue ku Patricia Patu
i ta pesei galiña no a sobra orea.
Doña Poyo, un galiña di bon famia
ku no ta permití mal papiá di su kasá
a kunsumí mashá i a informá
Don Gayo Lindo kiko Yubi a laga sa.
Don Gayo Lindo, un gai kòrá potente
su plumanan nèchi striká
un reputashon indiskutibel
di antesedente aristokrátiko
ku un bos severo a kontestá:
Mi ta pon’é paga pa su piká, yama Shon Ki Kinikini
pa mi palabrá kon ta duna e malditu chuchubi un bon sutá.
Shon Ki a presentá i Don Gayo Lindo a instruí:
Shon Ki, awe nochi bo ta bai den mondi di kadushi
huntu ku mi kasá Doña Poyo, boso tur dos disfrasá
bai buska e malditu chuchubi ku ta daña
mi reputashon i bo ta dun’é un bon sutá.
Bo ta puntra e promé para ku bo topa
bou di palu di indju pabou di kurá
ta unda e demoño su nèshi ta.
Ora bo ta bèk bo ta haña
dos webu di chòk pa bo saboriá.
(Pa kasualidat Yubi
sintá den un palu pariba di kurá
a tende tur detaye di e plan.)
Anochi Shon Ki i Doña Poyo, disfrasá
a topa un para den sukú bou di palu di indju
i nan a puntr’é unda e nèshi di Yubi Chuchubi ta.
Ku un bos fini e para a kontestá:
Paranan disfrasá, Yubi Chuchubi
no ta den su nèshi awe nochi
pa e no haña un halá di sota
el a bai den mondi di infrou
bai siña kanta kokoyoko pa kamuflá su bos.
Sigui e sonido i boso ta yega di mes.
Bèrdat, mas aleu nan a tende
kantamentu di kokoyoko pa bai dilanti
nan a sigui e sonido i a yega serka kuchikuchi
pa no avisá Yubi Chuchubi i reda nan mes.
Di repente nan a bula sali, kla pa gara e chuchubi
i dun’é un bon sutá, topa ku Don Gayo Lindo
i Patricia Patu pechu ariba ta zoya
un merengue ku Dios di ta basta.
Kompader
ku Don Gayo Lindo mainta ta kanta kokoyoko
antó anochi ta zoya merengue ku Patricia Patu
i ta pesei galiña no a sobra orea.
Doña Poyo, un galiña di bon famia
ku no ta permití mal papiá di su kasá
a kunsumí mashá i a informá
Don Gayo Lindo kiko Yubi a laga sa.
Don Gayo Lindo, un gai kòrá potente
su plumanan nèchi striká
un reputashon indiskutibel
di antesedente aristokrátiko
ku un bos severo a kontestá:
Mi ta pon’é paga pa su piká, yama Shon Ki Kinikini
pa mi palabrá kon ta duna e malditu chuchubi un bon sutá.
Shon Ki a presentá i Don Gayo Lindo a instruí:
Shon Ki, awe nochi bo ta bai den mondi di kadushi
huntu ku mi kasá Doña Poyo, boso tur dos disfrasá
bai buska e malditu chuchubi ku ta daña
mi reputashon i bo ta dun’é un bon sutá.
Bo ta puntra e promé para ku bo topa
bou di palu di indju pabou di kurá
ta unda e demoño su nèshi ta.
Ora bo ta bèk bo ta haña
dos webu di chòk pa bo saboriá.
(Pa kasualidat Yubi
sintá den un palu pariba di kurá
a tende tur detaye di e plan.)
Anochi Shon Ki i Doña Poyo, disfrasá
a topa un para den sukú bou di palu di indju
i nan a puntr’é unda e nèshi di Yubi Chuchubi ta.
Ku un bos fini e para a kontestá:
Paranan disfrasá, Yubi Chuchubi
no ta den su nèshi awe nochi
pa e no haña un halá di sota
el a bai den mondi di infrou
bai siña kanta kokoyoko pa kamuflá su bos.
Sigui e sonido i boso ta yega di mes.
Bèrdat, mas aleu nan a tende
kantamentu di kokoyoko pa bai dilanti
nan a sigui e sonido i a yega serka kuchikuchi
pa no avisá Yubi Chuchubi i reda nan mes.
Di repente nan a bula sali, kla pa gara e chuchubi
i dun’é un bon sutá, topa ku Don Gayo Lindo
i Patricia Patu pechu ariba ta zoya
un merengue ku Dios di ta basta.
Kompader
Thursday, October 30, 2008
Konosé bo Isla 2008-11: Gezegden / ekspreshon
Vraag: Wat bedoelt men met het volgende gezegde: ‘Kombitu sin noi ta fiesta di kachó’?
Pregunta: Kiko nan ke men ku e siguiente ekspreshon: ‘Kombitu sin noi ta fiesta di kachó’?
Sluitingsdatum: zondag 7 december 2008
Prijs: een cadeaubon van Candybarrel .
Sponsor: Datelnet n.v.
(Het inzenden van het antwoord op de prijsvraag gebeurt via e-mail:
revers@cura.net
of door een reply op de door U ontvangen mail van Learnforfun. De winnaar wordt door loting bepaald uit de goede inzendingen.)
Pregunta: Kiko nan ke men ku e siguiente ekspreshon: ‘Kombitu sin noi ta fiesta di kachó’?
Sluitingsdatum: zondag 7 december 2008
Prijs: een cadeaubon van Candybarrel .
Sponsor: Datelnet n.v.
(Het inzenden van het antwoord op de prijsvraag gebeurt via e-mail:
revers@cura.net
of door een reply op de door U ontvangen mail van Learnforfun. De winnaar wordt door loting bepaald uit de goede inzendingen.)
Konosé bo Isla 2008-10: antwoord
Antwoord:
‘Tot de oudste liederen zullen de ‘cantica di bula bai’ uit de slaventijd behoren, die bezongen hoe de Luango-negers hun vernederende positie uit de slavernij konden ontvluchten, omdat ze naar Afrika konden vliegen zolang ze in het nieuwe land nog geen zout gegeten hadden.’ (Wim Rutgers, Beneden en boven de wind)
Er zijn 13 inzendingen, waarvan 6 goed:
Iedereen bedankt voor het meedoen.
De winnares is Sheila Payne
‘Tot de oudste liederen zullen de ‘cantica di bula bai’ uit de slaventijd behoren, die bezongen hoe de Luango-negers hun vernederende positie uit de slavernij konden ontvluchten, omdat ze naar Afrika konden vliegen zolang ze in het nieuwe land nog geen zout gegeten hadden.’ (Wim Rutgers, Beneden en boven de wind)
Er zijn 13 inzendingen, waarvan 6 goed:
Iedereen bedankt voor het meedoen.
De winnares is Sheila Payne
Sunday, October 19, 2008
Zomercarnaval
De felle zon weerkaatst tegen de glazen wand van het hoge gebouw van de Nationale Nederlanden naast het station en schijnt vanuit twee richtingen in mijn gezicht. De echte zon staat in het westen. Een groep agenten overlegt voor het kantoor van het RET, het Rotterdamse openbaar vervoerbedrijf. Er is veel blauw op straat. Een bomvolle lijn vier stopt bij de tramhalte en stroomt leeg, niemand spreekt Nederlands. Er is veel zwart op straat. Op het pleintje voor het Westin hotel delen vijf lieftallige blonde tienermeisjes flesjes water uit. Een eindje verder duwt een bruin meisje met groene ogen en krulhaar mij een OLA ijslolly in de hand, gratis. Zij glimlacht tegen mij. Ik glimlach terug en blijf staan, maar zij glimlacht alweer tegen een andere voorbijganger.
Ik loop door en laat mij meesleuren met de stroom mensen in de richting van het centrum. Uit de verte klinkt muziek, geen hoempapa, maar salsa, of is het een steelband? Op de trottoirs zitten de mensen rustig te wachten, kinderen spelen. Ik ben nog in de alcoholvrije zone. Het nuttigen van alcoholische dranken is alleen toegestaan op het Stadhuisplein, de Coolsingel en omgeving. Een man loopt met een beker bier in zijn hand. Hij wordt aangesproken door twee agenten, een man en een vrouw. Hij reageert verongelijkt. ‘Ik mag toch drinken waar ik wil? Dit is toch een vrij land?’ De agenten weten hem te overtuigen. Hij gooit het bier op de schoenen van de mannelijke agent en smijt de beker op de grond. De agenten schudden het hoofd en lopen door.
Ik loop op de Lijnbaan, alle winkels zijn open, wat een drukte. Opeens ruikt het Surinaams lekker: kipsaté, nasi, bami, barra. Achter het kraampje staan twee Hindoestaanse vrouwen te zweten. Ik koop een portie satés en een fles water. Zes euro vijftig, jeetjemina. Het water is niet koud. Het verse sinaasappelsap van het kraampje ernaast ook niet.
Zonder er erg in te hebben arriveer ik bij de Erasmusbrug. Daar staan de groepen klaar om te vertrekken. De brassband van de eerste groep speelt al, weifelend nog. Het publiek staat te kijken alsof er een begrafenisstoet aankomt. In de groep helpt een vrouw met een dikke buik en een piercing in haar navel een andere vrouw met een nog dikkere buik een te kort rokje omhoog trekken. Haar bruine gezicht is mooi opgemaakt, het haarvet glinstert in de zon en druipt langs haar nek over haar naakte brede schouders bestrooid met glitters. Het startsein klinkt, de groepen zetten zich in beweging, het zomercarnaval van Rotterdam is begonnen.
Ik loop langs de kant mee, ‘second line’ heet dat in New Orleans. De dansers in de groepen doen hun best om gezellig te zijn, niet iedereen heeft het ritme te pakken. Er dansen ook robots mee. Het publiek kijkt koeltjes toe. Op de Coolsingel slaat het om, iedereen raakt plotseling los, de muziekgroepen komen op dreef. De mensenmassa staat tien rijen dik langs de weg te kijken, alleen de toppen van praalwagens zijn nog te zien. Ik kom bij McDonald’s aan en waan mij op Curaçao. Daar staat iedereen die ik in geen jaren gezien heb. ‘Kompader, ki tin, mi brò?’ ‘Chikí, ik dacht dat je dood was.’
Ik wil doorlopen, maar het gaat niet. Ik kan noch vooruit, noch achteruit. Dan maar een biertje drinken, ik bestel een Polar. Nee, die kennen ze niet. Een Antilliaanse vrouw verkoopt gebakken vis, mulá, vers uit Curaçao, vijftien euro, geen geld.
Plotseling moet ik aan de kant, een blinde Curaçaoënaar met een donkere bril op komt met zijn stok aanlopen. Tik, tik, tik. Ik schat hem een jaar of vijftig. Hij loopt naar het toilet, iedereen laat hem langs, hij hoeft ook niet te betalen. Na een poosje komt hij terug, zichtbaar opgelucht. Hij loopt naar zijn groep vrienden. Tik, tik, tik. Bij de groep aangekomen doet hij lachend de donkere bril af en fluit naar een meisje in hotpants dat net voorbijloopt. Heeft Rita Verdonk toch gelijk?
K.
Ik loop door en laat mij meesleuren met de stroom mensen in de richting van het centrum. Uit de verte klinkt muziek, geen hoempapa, maar salsa, of is het een steelband? Op de trottoirs zitten de mensen rustig te wachten, kinderen spelen. Ik ben nog in de alcoholvrije zone. Het nuttigen van alcoholische dranken is alleen toegestaan op het Stadhuisplein, de Coolsingel en omgeving. Een man loopt met een beker bier in zijn hand. Hij wordt aangesproken door twee agenten, een man en een vrouw. Hij reageert verongelijkt. ‘Ik mag toch drinken waar ik wil? Dit is toch een vrij land?’ De agenten weten hem te overtuigen. Hij gooit het bier op de schoenen van de mannelijke agent en smijt de beker op de grond. De agenten schudden het hoofd en lopen door.
Ik loop op de Lijnbaan, alle winkels zijn open, wat een drukte. Opeens ruikt het Surinaams lekker: kipsaté, nasi, bami, barra. Achter het kraampje staan twee Hindoestaanse vrouwen te zweten. Ik koop een portie satés en een fles water. Zes euro vijftig, jeetjemina. Het water is niet koud. Het verse sinaasappelsap van het kraampje ernaast ook niet.
Zonder er erg in te hebben arriveer ik bij de Erasmusbrug. Daar staan de groepen klaar om te vertrekken. De brassband van de eerste groep speelt al, weifelend nog. Het publiek staat te kijken alsof er een begrafenisstoet aankomt. In de groep helpt een vrouw met een dikke buik en een piercing in haar navel een andere vrouw met een nog dikkere buik een te kort rokje omhoog trekken. Haar bruine gezicht is mooi opgemaakt, het haarvet glinstert in de zon en druipt langs haar nek over haar naakte brede schouders bestrooid met glitters. Het startsein klinkt, de groepen zetten zich in beweging, het zomercarnaval van Rotterdam is begonnen.
Ik loop langs de kant mee, ‘second line’ heet dat in New Orleans. De dansers in de groepen doen hun best om gezellig te zijn, niet iedereen heeft het ritme te pakken. Er dansen ook robots mee. Het publiek kijkt koeltjes toe. Op de Coolsingel slaat het om, iedereen raakt plotseling los, de muziekgroepen komen op dreef. De mensenmassa staat tien rijen dik langs de weg te kijken, alleen de toppen van praalwagens zijn nog te zien. Ik kom bij McDonald’s aan en waan mij op Curaçao. Daar staat iedereen die ik in geen jaren gezien heb. ‘Kompader, ki tin, mi brò?’ ‘Chikí, ik dacht dat je dood was.’
Ik wil doorlopen, maar het gaat niet. Ik kan noch vooruit, noch achteruit. Dan maar een biertje drinken, ik bestel een Polar. Nee, die kennen ze niet. Een Antilliaanse vrouw verkoopt gebakken vis, mulá, vers uit Curaçao, vijftien euro, geen geld.
Plotseling moet ik aan de kant, een blinde Curaçaoënaar met een donkere bril op komt met zijn stok aanlopen. Tik, tik, tik. Ik schat hem een jaar of vijftig. Hij loopt naar het toilet, iedereen laat hem langs, hij hoeft ook niet te betalen. Na een poosje komt hij terug, zichtbaar opgelucht. Hij loopt naar zijn groep vrienden. Tik, tik, tik. Bij de groep aangekomen doet hij lachend de donkere bril af en fluit naar een meisje in hotpants dat net voorbijloopt. Heeft Rita Verdonk toch gelijk?
K.
Een syllepsis
‘Hij nam iets uit de brandkast dat van een ander was, daarna een vrouw die ook van een ander was en tenslotte de benen.’
Godfried Bomans
Godfried Bomans
Sunday, October 12, 2008
Dierengeluiden
We weten dat er in de tijd van de slavernij liederen gezongen werden, maar we weten niet meer welke, noch hoe de oorspronkelijke vorm was.
De oudste pogingen tot schriftelijke vastlegging, die jammer genoeg nooit teruggevonden zijn, dateerden al van voor 1863. Een van de eerste eigenaars van San Pedro noteerde in een aantal schriften de verhalen, gebeurtenissen en gebruiken die hij hoorde en zag. We zouden in deze plantage-eigenaar de eerste Curaçaose folklorist kunnen zien. Maar alle materiaal is door brand verloren gegaan. Daarnaast waren er al vroeg enkele Europese onderzoekers die vastlegden wat ze zagen, zoals een oude man van in de tachtig aan pater P.H.F. Brenneker nog in de jaren zestig vertelde: ‘Eens kwamen de vier eigenaren van Koraal Specht bijeen, en riepen de bomba's [opzichters] van de slaven. Dezen moesten werkliedjes zingen in het gené, en de heren schreven ze op. Ze stuurden ze naar Holland ter onderzoek en kregen als antwoord terug, dat het vooral teksten waren ontleend aan dierengeluiden.’
(Wim Rutgers, Beneden en boven de wind)
De oudste pogingen tot schriftelijke vastlegging, die jammer genoeg nooit teruggevonden zijn, dateerden al van voor 1863. Een van de eerste eigenaars van San Pedro noteerde in een aantal schriften de verhalen, gebeurtenissen en gebruiken die hij hoorde en zag. We zouden in deze plantage-eigenaar de eerste Curaçaose folklorist kunnen zien. Maar alle materiaal is door brand verloren gegaan. Daarnaast waren er al vroeg enkele Europese onderzoekers die vastlegden wat ze zagen, zoals een oude man van in de tachtig aan pater P.H.F. Brenneker nog in de jaren zestig vertelde: ‘Eens kwamen de vier eigenaren van Koraal Specht bijeen, en riepen de bomba's [opzichters] van de slaven. Dezen moesten werkliedjes zingen in het gené, en de heren schreven ze op. Ze stuurden ze naar Holland ter onderzoek en kregen als antwoord terug, dat het vooral teksten waren ontleend aan dierengeluiden.’
(Wim Rutgers, Beneden en boven de wind)
Wan Yuana
Wan Yuana, echadó di baina
a kana lastra tur di banda
dos mushi di ròm den su kana
raspa ku su pata na porta di su kambrada
nèt ora esaki a sali ku un bònder di paña
pa abri na waya.
Doña Ana, mi kambrada, mi a sinti bo falta, bin dunami un brasa.
Doña Ana?... Doña Ana?... Doña Ana ta bo kasá na La Kampana
ami ta Koma Wana, bo pasá di den Sabana
unda bo ta kana lastra ora bo yena bo kana.
Loke sea, yuana pa yuana tur ta yuana
mi a bini pa regla bo kuenta.
Regla ken su kuenta?
Bo ni por para
riba bo kuater patanan.
Bin yudami kologá paña na waya.
Laga e pañanan para, solo ni a sali
ban paden pa nos kanta.
Awe t’abo so lo kanta
nos delaster kansion a lagami
ku un kantidat di kriatura
ku niun bo n’ ke kria.
Koma Wana, Sabana ta kankan di mata
bo kriaturanan por kuida nan mes kurpa
ademas tur su kara parse Shon Pa bo kasá.
Shon Pa ta ni papia, te p’e kanta.
Wèl, nos ta kanta Aleluya, un refran so, ban.
Lagami lòs, ni un, ni dos refran, kuminsá kana
pa bo yega serka Ana na La Kampana
promé ku Shon Pa baha warda.
Wan Yuana a keda ku gana
i tur di banda el a kana
lastra den direkshon di La Kampana.
Yegando La Kampana, djaleu el a tende Ana ta kanta.
Hepa, esaki ta straño, Ana no gusta kanta
tur ora su kurpa ta kansá, ta kiko ta pasa?
Kouteloso el a gatia yega serka, rèk wak na bentana
kurioso pa mira ta kiko ta pone Ana kanta ku tantu gana.
Ora su wowonan a kustumbrá ku e skuridat, el a mira Doña Ana
i Shon Pa den koro ta kanta Gloria, keriendo ku Wan
ta serka Koma Wana ta kanta Aleluya.
(For di e buki 'Komehein ta traha kas pa prikichi buta aden' di Kompader)
a kana lastra tur di banda
dos mushi di ròm den su kana
raspa ku su pata na porta di su kambrada
nèt ora esaki a sali ku un bònder di paña
pa abri na waya.
Doña Ana, mi kambrada, mi a sinti bo falta, bin dunami un brasa.
Doña Ana?... Doña Ana?... Doña Ana ta bo kasá na La Kampana
ami ta Koma Wana, bo pasá di den Sabana
unda bo ta kana lastra ora bo yena bo kana.
Loke sea, yuana pa yuana tur ta yuana
mi a bini pa regla bo kuenta.
Regla ken su kuenta?
Bo ni por para
riba bo kuater patanan.
Bin yudami kologá paña na waya.
Laga e pañanan para, solo ni a sali
ban paden pa nos kanta.
Awe t’abo so lo kanta
nos delaster kansion a lagami
ku un kantidat di kriatura
ku niun bo n’ ke kria.
Koma Wana, Sabana ta kankan di mata
bo kriaturanan por kuida nan mes kurpa
ademas tur su kara parse Shon Pa bo kasá.
Shon Pa ta ni papia, te p’e kanta.
Wèl, nos ta kanta Aleluya, un refran so, ban.
Lagami lòs, ni un, ni dos refran, kuminsá kana
pa bo yega serka Ana na La Kampana
promé ku Shon Pa baha warda.
Wan Yuana a keda ku gana
i tur di banda el a kana
lastra den direkshon di La Kampana.
Yegando La Kampana, djaleu el a tende Ana ta kanta.
Hepa, esaki ta straño, Ana no gusta kanta
tur ora su kurpa ta kansá, ta kiko ta pasa?
Kouteloso el a gatia yega serka, rèk wak na bentana
kurioso pa mira ta kiko ta pone Ana kanta ku tantu gana.
Ora su wowonan a kustumbrá ku e skuridat, el a mira Doña Ana
i Shon Pa den koro ta kanta Gloria, keriendo ku Wan
ta serka Koma Wana ta kanta Aleluya.
(For di e buki 'Komehein ta traha kas pa prikichi buta aden' di Kompader)
Sunday, October 5, 2008
Konosé bo Isla 2008-10: Vrijheid
Vraag: Van welke slaven vertelde men in de slaventijd dat zij naar Afrika konden terugvliegen en zo hun vrijheid terugkregen?
Sluitingsdatum: zondag 2 november 2008
Prijs: een cadeaubon van The Movies .
Sponsor: Datelnet n.v.
(Het inzenden van het antwoord op de prijsvraag gebeurt via e-mail:
revers@cura.net
of door een reply op de door U ontvangen mail van Learnforfun. De winnaar wordt door loting bepaald uit de goede inzendingen.)
Sluitingsdatum: zondag 2 november 2008
Prijs: een cadeaubon van The Movies .
Sponsor: Datelnet n.v.
(Het inzenden van het antwoord op de prijsvraag gebeurt via e-mail:
revers@cura.net
of door een reply op de door U ontvangen mail van Learnforfun. De winnaar wordt door loting bepaald uit de goede inzendingen.)
Konosé bo Isla 2008-09: antwoord
Antwoord:
Droevig eiland droevig volk
droevig eiland in de kolk
van de maalstroom van de maalstroom
droevig eiland zonder tolk.
Er zijn 9 inzendingen, waarvan 7 goed:
Loeki Peters
Jules Marchena
Yolanda Chakoetoe
L.J.Chr. Dee
F. d..S..T..
King Yen Yung
Joan Augusta
Carol Dick
Frans Kapteijns
Iedereen bedankt voor het meedoen.
De winnares is Yolanda Chakoetoe
Droevig eiland droevig volk
droevig eiland in de kolk
van de maalstroom van de maalstroom
droevig eiland zonder tolk.
Er zijn 9 inzendingen, waarvan 7 goed:
Loeki Peters
Jules Marchena
Yolanda Chakoetoe
L.J.Chr. Dee
F. d..S..T..
King Yen Yung
Joan Augusta
Carol Dick
Frans Kapteijns
Iedereen bedankt voor het meedoen.
De winnares is Yolanda Chakoetoe
Saturday, October 4, 2008
Ban ban lesa un ròndu
Willemstad – Om te vieren dat er weer een boekenpakket verschenen is en om dit aan het publiek te presenteren, organiseert de Fundashon pa Planifikashon di Idioma (FPI) samen met Gallery Alma Blou een voorleeswedstrijd met de naam Ban ban lesa un ròndu op vrijdag 10 oktober, 18.30 uur in Landhuis Habaai.
Iedereen is welkom en als men 14 jaar of ouder is, kan men inschrijven voor de wedstrijd. Deelnemers krijgen verhalen uit Wazo riba ròndu van Elis Juliana voor te lezen, en er zijn prijzen te winnen. Ook zullen enkele auteurs van de boeken uit het boekenpakket iets uit hun werk voordragen.
Al enkele jaren produceert de FPI boekenpakketten voor leerlingen van het voortgezet onderwijs, en deze werken zijn vaak verplichte literatuur op de scholen geworden. In 2004 verscheen pakket 1 met vier titels voor leerlingen van de brugklassen, in 2006 pakket 2 met drie titels voor de tweede klassen en onlangs in 2008 pakket # 3 voor de derde en vierde klassen van HAVO, VWO en VSBO. Dit laatste pakket besteedt aandacht aan de verschillende genres, poëzie, novelle, toneel en korte verhalen. Het gaat om de volgende titels en auteurs:
• Bos di buriku, van Philip A. Rademaker. De gedichtenbundel (62 pagina’s) is een heruitgave van 37 gedichten die in 2000 verschenen zijn. De dichter Philip (Fifi) Rademaker geniet ook bekendheid als acteur, voordrachtkunstenaar en schilder. Fifi gelooft in de kracht van het woord. Hij beheerst het Papiamentu voortreffelijk, zijn gedichten zijn klankrijk en beeldend.
• Katibu di shon van Carel de Haseth. De novelle (67 pagina’s) gaat over de gebeurtenissen rond de slavenopstand van 1795. Het perspectief ligt zowel bij een van de leiders van de opstand, als bij de zoon van de meester en eigenaar van plantage Knip. Katibu di shon is voor het eerst gepubliceerd in 1988 en was tijdens cursussen LO Papiamentu een verdienstelijk studieobject voor verhaalanalyse. Ook in het buitenland is de novelle bekend geworden door de vertalingen in het Nederlands (Slaaf en Meester) en Duits (Sklave und Herr).
• De toneelstukken Nos no ta hende mas en Den nòmber di tata van Albert Schoobaar zijn met veel succes op bijna alle middelbare scholen van Curaçao en Bonaire opgevoerd. De auteur vertolkte zelf de hoofdrol in beide stukken. Het gaat om teksten die mensen aan het denken zetten, en op een indringende manier pijnlijke situaties voor het voetlicht brengen. De FPI heeft deze twee toneelstukken in een boek van 113 pagina’s samengebracht.
• De FPI heeft ook Wazo riba ròndu van onze grote auteur Elis Juliana opnieuw uitgegeven. De heruitgave behelst alle 121 verhalen (368 pagina’s). Wazo, het alter ego van Elis Juliana, is heel Curaçao rondgetrokken en heeft de mensen in hun dagelijkse leven geobserveerd. Met veel humor en ironie beschrijft Wazo de sfeer van de jaren zestig op Curaçao.
De presentatie van deze boeken vindt plaats tijdens de literaire voorleeswedstrijd Ban ban lesa un ròndu. Iedereen is welkom. Voor meer informatie en/of inschrijven kunt u bellen/mailen naar Ini Statia: tel. 8691166, e-mail: i.statia@fpi.an
Iedereen is welkom en als men 14 jaar of ouder is, kan men inschrijven voor de wedstrijd. Deelnemers krijgen verhalen uit Wazo riba ròndu van Elis Juliana voor te lezen, en er zijn prijzen te winnen. Ook zullen enkele auteurs van de boeken uit het boekenpakket iets uit hun werk voordragen.
Al enkele jaren produceert de FPI boekenpakketten voor leerlingen van het voortgezet onderwijs, en deze werken zijn vaak verplichte literatuur op de scholen geworden. In 2004 verscheen pakket 1 met vier titels voor leerlingen van de brugklassen, in 2006 pakket 2 met drie titels voor de tweede klassen en onlangs in 2008 pakket # 3 voor de derde en vierde klassen van HAVO, VWO en VSBO. Dit laatste pakket besteedt aandacht aan de verschillende genres, poëzie, novelle, toneel en korte verhalen. Het gaat om de volgende titels en auteurs:
• Bos di buriku, van Philip A. Rademaker. De gedichtenbundel (62 pagina’s) is een heruitgave van 37 gedichten die in 2000 verschenen zijn. De dichter Philip (Fifi) Rademaker geniet ook bekendheid als acteur, voordrachtkunstenaar en schilder. Fifi gelooft in de kracht van het woord. Hij beheerst het Papiamentu voortreffelijk, zijn gedichten zijn klankrijk en beeldend.
• Katibu di shon van Carel de Haseth. De novelle (67 pagina’s) gaat over de gebeurtenissen rond de slavenopstand van 1795. Het perspectief ligt zowel bij een van de leiders van de opstand, als bij de zoon van de meester en eigenaar van plantage Knip. Katibu di shon is voor het eerst gepubliceerd in 1988 en was tijdens cursussen LO Papiamentu een verdienstelijk studieobject voor verhaalanalyse. Ook in het buitenland is de novelle bekend geworden door de vertalingen in het Nederlands (Slaaf en Meester) en Duits (Sklave und Herr).
• De toneelstukken Nos no ta hende mas en Den nòmber di tata van Albert Schoobaar zijn met veel succes op bijna alle middelbare scholen van Curaçao en Bonaire opgevoerd. De auteur vertolkte zelf de hoofdrol in beide stukken. Het gaat om teksten die mensen aan het denken zetten, en op een indringende manier pijnlijke situaties voor het voetlicht brengen. De FPI heeft deze twee toneelstukken in een boek van 113 pagina’s samengebracht.
• De FPI heeft ook Wazo riba ròndu van onze grote auteur Elis Juliana opnieuw uitgegeven. De heruitgave behelst alle 121 verhalen (368 pagina’s). Wazo, het alter ego van Elis Juliana, is heel Curaçao rondgetrokken en heeft de mensen in hun dagelijkse leven geobserveerd. Met veel humor en ironie beschrijft Wazo de sfeer van de jaren zestig op Curaçao.
De presentatie van deze boeken vindt plaats tijdens de literaire voorleeswedstrijd Ban ban lesa un ròndu. Iedereen is welkom. Voor meer informatie en/of inschrijven kunt u bellen/mailen naar Ini Statia: tel. 8691166, e-mail: i.statia@fpi.an
Sunday, September 28, 2008
Vooruitblik
Op een rots in het Schottegat spreekt Jan van Gent tegen zijn zoontje in het nest.
‘Moet je eens luisteren, zoon, op deze rots zal de economie van dit eiland gebouwd worden.’
‘Visje, visje,’ krijst Jantje van Gent.
‘Visje, visje, jij altijd met je hongerige buik, het leven is meer dan alleen maar eten. Luister, wat ik je ga vertellen is goed voor je algemene ontwikkeling. Op deze rots zal een imperium verrijzen dat het gezicht van dit eiland voorgoed zal veranderen. Er zal voorspoed en welvaart komen voor alle inwoners. Gonzende fabrieken, glimmende tanks, rokende schoorstenen, lange pijpleidingen worden gebouwd. Landskinderen van Banda Riba tot Banda Bou worden tewerkgesteld. Zij zullen iedere zaterdagmiddag geld ontvangen in een zakje, dat zij diezelfde avond nog opmaken aan eten, drinken en feesten. Er zullen mensen uit andere landen komen: Makambas uit Holland, Matis uit Suriname, Bedjis van de Bovenwinden, Kompaders uit Madeira. Iedereen krijgt een plaats. De Makambas krijgen grote huizen met mooie tuinen, dag en nacht bewaakt, de vrouwen hoeven niet te werken en liggen de hele dag aan het strand; de Matis hun eigen dorp, geur van roti, pom en pastei, de vrouwen staan de hele dag in de keuken; de Kompaders krijgen barakken, kaki werkpakken en poetslappen, muito obrigado; de Bedjis zoeken het maar uit.’
‘Visje, visje!’
Janneke van Gent komt thuis. ‘Heb je die jongen nog geen eten gegeven? Wat zit je daar tegen hem te wauwelen, heb je al rum gedronken, zo vroeg al?’
‘Rustig, rustig, vrouwtje, je praat als een viswijf. Ik ben de jongen algemene ontwikkeling aan het bijbrengen.’
‘Wat voor algemene ontwikkeling? Wat voor ontwikkeling heb je zelf, anders dan jatten op de kade?’
‘De pot verwijt de ketel, laat mij in je tas kijken wat je zelf op de kop hebt getikt.’
‘Hou je handen thuis. Wat was je aan het vertellen?’
‘Een droom, een kans voor dit eiland. Kijk wat een mooie haven, het is toch zonde om die onbenut te laten. Hier kun je een prachtige industrie neerzetten. Op een van mijn vluchten heb ik gezien dat zij ginder op het vaste land een zwarte blubber uit de zee halen. Daar moet iets mee te doen zijn en dat kunnen wij mooi hier doen. Ginder schieten zij om de haverklap de leider van zijn sokkel. Hier hebben wij een stabiel politiek klimaat.’
‘Nou zeg, dat klinkt geleerd. Heb je marihuana gerookt?’
‘Marihuana bestaat niet. Luister naar mijn droom. Er komen schepen die de zwarte blubber meebrengen en andere schepen brengen de verwerkte producten weer weg. Al die schepen moeten een keer gerepareerd worden. Dat doen wij ook hier. Het wordt druk in de haven.’
‘En wij zijn ons nest kwijt.’
‘Je kunt ook niet alles tegelijk hebben. Het wordt niet alleen druk in de haven, het wordt druk op het hele eiland. Dat noemt men welvaart.’
‘Die zwarte blubber lijkt mij wel smerig. Ik zou het wel jammer vinden als alles onder die troep komt.’
‘Wat wil je nou voor het eiland? Groene bomen, blauwe zee, witte stranden, waar je geen sikkepit aan hebt, of wil je geld?’
‘Kan het niet allebei?’
‘Nee, vrouwtje, daar kun je met je vogelverstand niet bij. Het is of het een of het ander. Maar voorwaar, ik zeg je, er zullen over negentig jaar valse profeten opstaan die verkondigen dat je ook op andere manieren geld kunt verdienen. Dat de hele santenkraam niets meer waard is dan oud roest en moet worden afgebroken. Dat de rook uit de schoorstenen de mensen ziek maakt. Wat wil je, honger is ook slecht voor de gezondheid.’
‘Onze kleinkinderen blijven met hun vleugels vastzitten in het zwarte meer dat zij volstorten.’
‘Dat is van later zorg.’
K.
‘Moet je eens luisteren, zoon, op deze rots zal de economie van dit eiland gebouwd worden.’
‘Visje, visje,’ krijst Jantje van Gent.
‘Visje, visje, jij altijd met je hongerige buik, het leven is meer dan alleen maar eten. Luister, wat ik je ga vertellen is goed voor je algemene ontwikkeling. Op deze rots zal een imperium verrijzen dat het gezicht van dit eiland voorgoed zal veranderen. Er zal voorspoed en welvaart komen voor alle inwoners. Gonzende fabrieken, glimmende tanks, rokende schoorstenen, lange pijpleidingen worden gebouwd. Landskinderen van Banda Riba tot Banda Bou worden tewerkgesteld. Zij zullen iedere zaterdagmiddag geld ontvangen in een zakje, dat zij diezelfde avond nog opmaken aan eten, drinken en feesten. Er zullen mensen uit andere landen komen: Makambas uit Holland, Matis uit Suriname, Bedjis van de Bovenwinden, Kompaders uit Madeira. Iedereen krijgt een plaats. De Makambas krijgen grote huizen met mooie tuinen, dag en nacht bewaakt, de vrouwen hoeven niet te werken en liggen de hele dag aan het strand; de Matis hun eigen dorp, geur van roti, pom en pastei, de vrouwen staan de hele dag in de keuken; de Kompaders krijgen barakken, kaki werkpakken en poetslappen, muito obrigado; de Bedjis zoeken het maar uit.’
‘Visje, visje!’
Janneke van Gent komt thuis. ‘Heb je die jongen nog geen eten gegeven? Wat zit je daar tegen hem te wauwelen, heb je al rum gedronken, zo vroeg al?’
‘Rustig, rustig, vrouwtje, je praat als een viswijf. Ik ben de jongen algemene ontwikkeling aan het bijbrengen.’
‘Wat voor algemene ontwikkeling? Wat voor ontwikkeling heb je zelf, anders dan jatten op de kade?’
‘De pot verwijt de ketel, laat mij in je tas kijken wat je zelf op de kop hebt getikt.’
‘Hou je handen thuis. Wat was je aan het vertellen?’
‘Een droom, een kans voor dit eiland. Kijk wat een mooie haven, het is toch zonde om die onbenut te laten. Hier kun je een prachtige industrie neerzetten. Op een van mijn vluchten heb ik gezien dat zij ginder op het vaste land een zwarte blubber uit de zee halen. Daar moet iets mee te doen zijn en dat kunnen wij mooi hier doen. Ginder schieten zij om de haverklap de leider van zijn sokkel. Hier hebben wij een stabiel politiek klimaat.’
‘Nou zeg, dat klinkt geleerd. Heb je marihuana gerookt?’
‘Marihuana bestaat niet. Luister naar mijn droom. Er komen schepen die de zwarte blubber meebrengen en andere schepen brengen de verwerkte producten weer weg. Al die schepen moeten een keer gerepareerd worden. Dat doen wij ook hier. Het wordt druk in de haven.’
‘En wij zijn ons nest kwijt.’
‘Je kunt ook niet alles tegelijk hebben. Het wordt niet alleen druk in de haven, het wordt druk op het hele eiland. Dat noemt men welvaart.’
‘Die zwarte blubber lijkt mij wel smerig. Ik zou het wel jammer vinden als alles onder die troep komt.’
‘Wat wil je nou voor het eiland? Groene bomen, blauwe zee, witte stranden, waar je geen sikkepit aan hebt, of wil je geld?’
‘Kan het niet allebei?’
‘Nee, vrouwtje, daar kun je met je vogelverstand niet bij. Het is of het een of het ander. Maar voorwaar, ik zeg je, er zullen over negentig jaar valse profeten opstaan die verkondigen dat je ook op andere manieren geld kunt verdienen. Dat de hele santenkraam niets meer waard is dan oud roest en moet worden afgebroken. Dat de rook uit de schoorstenen de mensen ziek maakt. Wat wil je, honger is ook slecht voor de gezondheid.’
‘Onze kleinkinderen blijven met hun vleugels vastzitten in het zwarte meer dat zij volstorten.’
‘Dat is van later zorg.’
K.
Friday, September 19, 2008
Een mensenleven
‘Wij hebben toch wat meegemaakt in een mensenleven, de eerste mens op de maan bijvoorbeeld.’
‘Je wordt oud, schat, als mensen beginnen te zeveren over vroeger dan worden ze oud.’
‘Wij worden allemaal oud, de klok tikt even snel voor ons allemaal. Wat ik bedoel is dat er heel wat belangrijke dingen zijn gebeurd die wij bewust meegemaakt hebben. Weet je nog hoe de eerste man op de maan heette?’
‘Vergeet niet dat ik tien jaar jonger ben dan jij.’
‘Neil Armstrong, 21 juli 1969.’
‘Toen was de rook in Punda en Otrobanda nog niet opgetrokken.’
‘That's one small step for man, one giant leap for mankind.’
‘Wat? Dertig mei?’
‘Nee, dat zei Neils Armstrong. En dan Fidel Castro, tien jaar eerder.’
‘Ik was toen nog niet geboren.’
‘Mijn oom was een grote bewonderaar van Fidel. Als hij van het werk thuiskwam zei hij altijd, ‘llegó un Cubano’. Wij liepen hem tegemoet en droegen zijn tas voor hem. Hij had altijd een stukje brood over en daar mochten wij om vechten.’
‘Ik dacht dat je oom bij de Shell werkte, niet echt een revolutionaire club. Wat voor werk deed hij?’
‘Hij was chauffeur van de directie. Twee keer in de week bracht hij de echtgenotes naar het directiestrand bij Caracasbaai, hij nam soms ook zijn zwembroek mee.’
‘Een rasrevolutionair dus.’
‘En de moord op John F. Kennedy op 22 november 1963 in Dallas. Ik kwam net uit school toen wij het bericht hoorden. Ik zat op de MULO. Heel Curaçao was geschokt.’
‘Precies drie jaar later sterft Dòktor da Costa Gomez. Dat had er toch niets mee te maken, of wel?’
‘Praat geen onzin. Dòktor is gestorven aan een longontsteking.’
‘Ze zeggen van de ellende. Maar hou op met dat gezeik en ga liever twee biertjes halen uit de koelkast.’
‘Juny, haal even twee koude biertjes voor deze twee oudjes, neem er zelf ook een. Deze nog, de zonsverduistering van 26 februari 1998. Weet je nog? Een boze luisteraar belde een radiostation op om te vragen waarom de verduistering op een doordeweekse dag onder werktijd plaats moest vinden en waarom gobièrnu er niet voor kon zorgen dat het naar zondag verschoven werd, zodat de gewone man ook kon kijken.’
‘Je liegt, je hebt je roeping gemist, je moest schrijver worden met die verhaaltjes van jou.’
‘Ik heb het met mijn eigen oren gehoord.’
‘Gaat moeilijk met andermans oren. Ik heb er zelf ook een paar.’
‘Oren?’
‘Nee, historische gebeurtenissen. 3 Januari 1970?’
‘Mmm..., 3 januari 1970, laat mij denken..., kabinet Petronia?’
‘Nee, nog erger, het einde van de muziek. De Beatles vallen uit elkaar, onderlinge ruzie.’
‘Hoezo het einde van de muziek? De tumba floreerde, Boy Dap wordt drie keer tumba koning met Estrellas del Caribe, in theater Roxy volgens mij en daarna weer twee keer in SUBT stadion, Doble R wordt opgericht...’
‘Ik had het over muziek.’
‘Je discrimineert.’
‘Niet boos worden, nu een laatste. 15 december 2008?’
‘Begin van het einde. Welterusten.’
K.
‘Je wordt oud, schat, als mensen beginnen te zeveren over vroeger dan worden ze oud.’
‘Wij worden allemaal oud, de klok tikt even snel voor ons allemaal. Wat ik bedoel is dat er heel wat belangrijke dingen zijn gebeurd die wij bewust meegemaakt hebben. Weet je nog hoe de eerste man op de maan heette?’
‘Vergeet niet dat ik tien jaar jonger ben dan jij.’
‘Neil Armstrong, 21 juli 1969.’
‘Toen was de rook in Punda en Otrobanda nog niet opgetrokken.’
‘That's one small step for man, one giant leap for mankind.’
‘Wat? Dertig mei?’
‘Nee, dat zei Neils Armstrong. En dan Fidel Castro, tien jaar eerder.’
‘Ik was toen nog niet geboren.’
‘Mijn oom was een grote bewonderaar van Fidel. Als hij van het werk thuiskwam zei hij altijd, ‘llegó un Cubano’. Wij liepen hem tegemoet en droegen zijn tas voor hem. Hij had altijd een stukje brood over en daar mochten wij om vechten.’
‘Ik dacht dat je oom bij de Shell werkte, niet echt een revolutionaire club. Wat voor werk deed hij?’
‘Hij was chauffeur van de directie. Twee keer in de week bracht hij de echtgenotes naar het directiestrand bij Caracasbaai, hij nam soms ook zijn zwembroek mee.’
‘Een rasrevolutionair dus.’
‘En de moord op John F. Kennedy op 22 november 1963 in Dallas. Ik kwam net uit school toen wij het bericht hoorden. Ik zat op de MULO. Heel Curaçao was geschokt.’
‘Precies drie jaar later sterft Dòktor da Costa Gomez. Dat had er toch niets mee te maken, of wel?’
‘Praat geen onzin. Dòktor is gestorven aan een longontsteking.’
‘Ze zeggen van de ellende. Maar hou op met dat gezeik en ga liever twee biertjes halen uit de koelkast.’
‘Juny, haal even twee koude biertjes voor deze twee oudjes, neem er zelf ook een. Deze nog, de zonsverduistering van 26 februari 1998. Weet je nog? Een boze luisteraar belde een radiostation op om te vragen waarom de verduistering op een doordeweekse dag onder werktijd plaats moest vinden en waarom gobièrnu er niet voor kon zorgen dat het naar zondag verschoven werd, zodat de gewone man ook kon kijken.’
‘Je liegt, je hebt je roeping gemist, je moest schrijver worden met die verhaaltjes van jou.’
‘Ik heb het met mijn eigen oren gehoord.’
‘Gaat moeilijk met andermans oren. Ik heb er zelf ook een paar.’
‘Oren?’
‘Nee, historische gebeurtenissen. 3 Januari 1970?’
‘Mmm..., 3 januari 1970, laat mij denken..., kabinet Petronia?’
‘Nee, nog erger, het einde van de muziek. De Beatles vallen uit elkaar, onderlinge ruzie.’
‘Hoezo het einde van de muziek? De tumba floreerde, Boy Dap wordt drie keer tumba koning met Estrellas del Caribe, in theater Roxy volgens mij en daarna weer twee keer in SUBT stadion, Doble R wordt opgericht...’
‘Ik had het over muziek.’
‘Je discrimineert.’
‘Niet boos worden, nu een laatste. 15 december 2008?’
‘Begin van het einde. Welterusten.’
K.
Sunday, September 7, 2008
Konosé bo Isla 2008-09: Kwatrijnen uit Fort Amsterdam, Cola Debrot
Droevig eiland droevig volk
droevig eiland in de kolk
van de maalstroom van de maalstroom
??????????????????????????
Vraag: Maak het bovenstaande kwatrijn van Cola Debrot af.
Sluitingsdatum: zondag 5 oktober 2008
Prijs: een cadeaubon van Boekhandel Mensing .
Sponsor: Datelnet n.v.
(Het inzenden van het antwoord op de prijsvraag gebeurt via e-mail:
revers@cura.net
of door een reply op de door U ontvangen mail van Learnforfun. De winnaar wordt door loting bepaald uit de goede inzendingen.)
droevig eiland in de kolk
van de maalstroom van de maalstroom
??????????????????????????
Vraag: Maak het bovenstaande kwatrijn van Cola Debrot af.
Sluitingsdatum: zondag 5 oktober 2008
Prijs: een cadeaubon van Boekhandel Mensing .
Sponsor: Datelnet n.v.
(Het inzenden van het antwoord op de prijsvraag gebeurt via e-mail:
revers@cura.net
of door een reply op de door U ontvangen mail van Learnforfun. De winnaar wordt door loting bepaald uit de goede inzendingen.)
Konosé bo Isla 2008-08: antwoord
Antwoord: De boom staat op Scharloo op het terrein waar de Vijf Zinnen heeft gestaan tussen MCB en Kas di Kultura.
Er zijn 15 inzendingen, waarvan 14 goed:
Erich Rene
Max Martina
Willy Maal
Crisen Schorea
Tamira La Cruz
Ed Nahar
Norman Levens
J.T. Emers
Yolanda Chakoetoe
Winsel Peney
Carol Dick
Lida Pandt
Niels Augusta
Joan Augusta
L.J.Chr. Dee
Iedereen bedankt voor het meedoen.
De winnaar is Erich Rene
Er zijn 15 inzendingen, waarvan 14 goed:
Erich Rene
Max Martina
Willy Maal
Crisen Schorea
Tamira La Cruz
Ed Nahar
Norman Levens
J.T. Emers
Yolanda Chakoetoe
Winsel Peney
Carol Dick
Lida Pandt
Niels Augusta
Joan Augusta
L.J.Chr. Dee
Iedereen bedankt voor het meedoen.
De winnaar is Erich Rene
Sunday, August 24, 2008
De Koning
Wij zaten met een groep vrienden in de kantine en hadden net het bericht ontvangen dat Martin Luther King doodgeschoten was. Wij keken verslagen voor ons uit. In de kantine zaten hoofdzakelijk jongens, een enkel meisje, zij studeerde werktuigbouwkunde en zag er niet uit. In haar vrije tijd repareerde zij auto’s. De kantinejuffrouw lonkte naar ons, zij had lang blond haar en een mooi gezicht, een jaar of twintig.
‘Het is zijn eigen schuld,’ zei een getikte vriend.
Wij reageerden niet. Wij reageerden nooit als hij iets zei. De kantinejuffrouw kwam de tafel afruimen.
‘Wij moeten vanavond iets organiseren,’ opperde een vriend met een Jimmy Hendrix afro, ‘een black culture avond.’
‘Dat doen we,’ reageerde de mafkees, ‘daarna gaan wij naar de stad en timmeren de eerste en de beste makamba die wij tegenkomen in mekaar.’ De kantinejuffrouw glimlachte, ze had rotte tanden.
Die avond trommelden wij iedereen op, studenten en arbeiders, werkend of niet werkend, wij maakten geen onderscheid. De trompet van Miles Davis klonk schel, Miles in the Sky.
‘Wat staat op het programma?’ vroeg een niet werkende arbeider.
‘Martin Luther King is vermoord.’
‘Wij breken de stad af!’ sprak hij fel en stak een jointje op. ‘Een trekje?’ ‘Nee, dank je.’
Drie meisjes met korte rokken en dikke bruine dijen kwamen binnen.
‘Wat een herrie,’zei de tofste van de drie, ‘hebben jullie geen betere muziek? Say it loud - I’m black and I’m proud, James Brown, daar kun je tenminste op dansen.’
‘Wij hebben geen feest, Martin Luther King is dood.’
‘O jee, een vriend van jullie?’
‘Mijn oom,’ antwoordde de mafkikker.
‘Wie heeft Frantz Fanon gelezen?’ vroeg Jimmy Hendrix. ‘Black Skin, White Masks, een geweldig boek, ik heb het bij me, ik kan er een stukje uit voorlezen.’
‘Niet moeilijk doen, professor,’ reageerde de toffe meid, ‘wij weten dat je slim bent, wat heb je nog meer bij je, rode libanon?’
‘Niggers are scared of revolution
But niggers shouldn't be scared of revolution
Because revolution is nothing but change
And all niggers do is change.’
‘Dat kennen jullie niet,’ schepte de gesjeesde vriend op. Iedereen bleef stil. ‘Dat gedicht heb ik gehoord in New York, toen ik laatst daar was.’
‘Je bent nooit in New York geweest, flippo,’ zei het meisje terwijl zij een stukje rode libanon in een vloeitje verbrokkelde, ‘je bent niet verder gekomen dan Amsterdam.’
Jimmy Hendrix haalde zijn mondharmonica tevoorschijn en begon een blues te spelen die hij zelf gecomponeerd had: ‘Kòrsou na kandela Blues’. Het was een profetisch lied over de uitbuiting van arbeiders op Curaçao. Het meisje blies een rookwolk in zijn gezicht.
‘Vertel ons liever van die Martin van jullie, in plaats van die onzin te zingen. Waaraan is hij doodgegaan?’
‘Zalig zijn de simpelen van geest,’ zei Jimmy Hendrix en borg zijn mondharmonica op, ‘in welke grot wonen jullie?’
‘In de grot van je m..., breek me de bek niet open.’
‘Gaan wij de stad nog afbreken?’ vroeg de niet werkende arbeider.
Veertig jaar later zit ik voor de televisie en ik kijk naar CNN. De einduitslag van de presidentsverkiezingen in de Verenigde Staten is net binnen. Een zwarte Amerikaan heeft gewonnen. Ik bel de kale Jimmy Hendrix op. ‘The King is dead, long live the King’, zegt hij.
K.
‘Het is zijn eigen schuld,’ zei een getikte vriend.
Wij reageerden niet. Wij reageerden nooit als hij iets zei. De kantinejuffrouw kwam de tafel afruimen.
‘Wij moeten vanavond iets organiseren,’ opperde een vriend met een Jimmy Hendrix afro, ‘een black culture avond.’
‘Dat doen we,’ reageerde de mafkees, ‘daarna gaan wij naar de stad en timmeren de eerste en de beste makamba die wij tegenkomen in mekaar.’ De kantinejuffrouw glimlachte, ze had rotte tanden.
Die avond trommelden wij iedereen op, studenten en arbeiders, werkend of niet werkend, wij maakten geen onderscheid. De trompet van Miles Davis klonk schel, Miles in the Sky.
‘Wat staat op het programma?’ vroeg een niet werkende arbeider.
‘Martin Luther King is vermoord.’
‘Wij breken de stad af!’ sprak hij fel en stak een jointje op. ‘Een trekje?’ ‘Nee, dank je.’
Drie meisjes met korte rokken en dikke bruine dijen kwamen binnen.
‘Wat een herrie,’zei de tofste van de drie, ‘hebben jullie geen betere muziek? Say it loud - I’m black and I’m proud, James Brown, daar kun je tenminste op dansen.’
‘Wij hebben geen feest, Martin Luther King is dood.’
‘O jee, een vriend van jullie?’
‘Mijn oom,’ antwoordde de mafkikker.
‘Wie heeft Frantz Fanon gelezen?’ vroeg Jimmy Hendrix. ‘Black Skin, White Masks, een geweldig boek, ik heb het bij me, ik kan er een stukje uit voorlezen.’
‘Niet moeilijk doen, professor,’ reageerde de toffe meid, ‘wij weten dat je slim bent, wat heb je nog meer bij je, rode libanon?’
‘Niggers are scared of revolution
But niggers shouldn't be scared of revolution
Because revolution is nothing but change
And all niggers do is change.’
‘Dat kennen jullie niet,’ schepte de gesjeesde vriend op. Iedereen bleef stil. ‘Dat gedicht heb ik gehoord in New York, toen ik laatst daar was.’
‘Je bent nooit in New York geweest, flippo,’ zei het meisje terwijl zij een stukje rode libanon in een vloeitje verbrokkelde, ‘je bent niet verder gekomen dan Amsterdam.’
Jimmy Hendrix haalde zijn mondharmonica tevoorschijn en begon een blues te spelen die hij zelf gecomponeerd had: ‘Kòrsou na kandela Blues’. Het was een profetisch lied over de uitbuiting van arbeiders op Curaçao. Het meisje blies een rookwolk in zijn gezicht.
‘Vertel ons liever van die Martin van jullie, in plaats van die onzin te zingen. Waaraan is hij doodgegaan?’
‘Zalig zijn de simpelen van geest,’ zei Jimmy Hendrix en borg zijn mondharmonica op, ‘in welke grot wonen jullie?’
‘In de grot van je m..., breek me de bek niet open.’
‘Gaan wij de stad nog afbreken?’ vroeg de niet werkende arbeider.
Veertig jaar later zit ik voor de televisie en ik kijk naar CNN. De einduitslag van de presidentsverkiezingen in de Verenigde Staten is net binnen. Een zwarte Amerikaan heeft gewonnen. Ik bel de kale Jimmy Hendrix op. ‘The King is dead, long live the King’, zegt hij.
K.
Friday, August 22, 2008
Churandy, Kabayero noble (un ehèmpel, un inspiradó i nos tesoro)
Kabayero noble, nos héroe Churandy Martina
Bo nòmber ta mentá den prensa i den tur skina
Na weganan Olímpiko, ainda bo no a logra plata ni oro
Pero pa Antia i sigur Kòrsou , semper lo bo keda nos tesoro
Bo ta un gran ehèmpel pa hubentut
P’esei nos mester paga bo ku gratitut
Den bo bida bo a salta hopi momentunan di goso
Den kuadro di hasi bo máksimo esfuerso
Hopi di loke bo ta poseé i tin
Bo a laga mundu henter mira for di Beijing
Todopoderoso realmente a bendishoná bo ku un don
Basá riba bo prestashon, mundu awor sa ku bo ta super bon
Un kos ta sigur, fo’i Banda Riba te Banda Bou
Tur hende ta anhelá bo yegada aki na Kòrsou
Abo huntu ku tur e otronan ku a presta i bira famoso
Lo inspirá nos hendenan pa hasi Kòrsou un pais grandioso
Señor guiá bo i warda bo bou di su protekshon
I drama pa bo i henter bo famia su bendishon
Teresa (Techi) Koeiman-Doran
Kòrsou, 21 di ougùstùs 2008
Bo nòmber ta mentá den prensa i den tur skina
Na weganan Olímpiko, ainda bo no a logra plata ni oro
Pero pa Antia i sigur Kòrsou , semper lo bo keda nos tesoro
Bo ta un gran ehèmpel pa hubentut
P’esei nos mester paga bo ku gratitut
Den bo bida bo a salta hopi momentunan di goso
Den kuadro di hasi bo máksimo esfuerso
Hopi di loke bo ta poseé i tin
Bo a laga mundu henter mira for di Beijing
Todopoderoso realmente a bendishoná bo ku un don
Basá riba bo prestashon, mundu awor sa ku bo ta super bon
Un kos ta sigur, fo’i Banda Riba te Banda Bou
Tur hende ta anhelá bo yegada aki na Kòrsou
Abo huntu ku tur e otronan ku a presta i bira famoso
Lo inspirá nos hendenan pa hasi Kòrsou un pais grandioso
Señor guiá bo i warda bo bou di su protekshon
I drama pa bo i henter bo famia su bendishon
Teresa (Techi) Koeiman-Doran
Kòrsou, 21 di ougùstùs 2008
Thursday, August 21, 2008
Thursday, August 14, 2008
Grote Banaan uit Afrika (een kinderliedje)
De grote banaan uit afrika die danste de hele dag van je bi boe ba ba nanana.
En iedereen die het zag zei; hé waar komt die banaan vandaan hé waar gaat ie naar toe?
We dansen die banaan achterna van je bie boe ba la loe.
De grote banaan uit afrika die keek toen heel verwonderd.
De mensen zongen bi boe ba
Het waren er wel honderd ze dansten naar het warme strand
en riepen met z'n allen lang leve het bananen land
En trap niet op de kwallen bi boe banana loe.
De grote banaan uit afrika die danste de hele dag van je bi boe ba ba nanana.
En iedereen die het zag zei; hé waar komt die banaan vandaan, hé waar gaat ie naar toe?
We dansen die banaan achterna van je bie boe ba la loe.
De grote banaan uit afrika begon opeens te rennen.
Hij wilde naar het water toe om lekker te gaan zwemmen,
hij trok zijn gele jasje uit en sprong toen in de golven.
daar werd hij door een hoge zee haast helemaal bedolven bi boe banana loe.
Die blote banaan uit afrika die zwom toen de hele dag,
want hij ging terug naar afrika en iedereen die het zag zei;
hé waar zou die banaan heen gaan hé waar gaat ie naar toe?
Hij zwemt terug naar Afrika van je bie boe ba la loe.
En iedereen die het zag zei; hé waar komt die banaan vandaan hé waar gaat ie naar toe?
We dansen die banaan achterna van je bie boe ba la loe.
De grote banaan uit afrika die keek toen heel verwonderd.
De mensen zongen bi boe ba
Het waren er wel honderd ze dansten naar het warme strand
en riepen met z'n allen lang leve het bananen land
En trap niet op de kwallen bi boe banana loe.
De grote banaan uit afrika die danste de hele dag van je bi boe ba ba nanana.
En iedereen die het zag zei; hé waar komt die banaan vandaan, hé waar gaat ie naar toe?
We dansen die banaan achterna van je bie boe ba la loe.
De grote banaan uit afrika begon opeens te rennen.
Hij wilde naar het water toe om lekker te gaan zwemmen,
hij trok zijn gele jasje uit en sprong toen in de golven.
daar werd hij door een hoge zee haast helemaal bedolven bi boe banana loe.
Die blote banaan uit afrika die zwom toen de hele dag,
want hij ging terug naar afrika en iedereen die het zag zei;
hé waar zou die banaan heen gaan hé waar gaat ie naar toe?
Hij zwemt terug naar Afrika van je bie boe ba la loe.
Wednesday, August 6, 2008
Top 100 movie quotes (a selection)
1. "Frankly, my dear, I don't give a damn." Clark Gable as Rhett Butler in Gone With the Wind (1939)
2. "I'm going to make him an offer he can't refuse." Marlon Brando as Vito Corleone in The Godfather (1972)
8. "May the Force be with you." Harrison Ford as Han Solo in Star Wars (1977)
22. "Bond. James Bond." Sean Connery as James Bond in Dr. No (1962)
41. "We rob banks." Warren Beatty as Clyde Barrow in Bonnie and Clyde (1967)
42. "Plastics." Walter Brooke as Mr. Maguire in The Graduate (1967)
53. "One morning I shot an elephant in my pajamas. How he got in my pajamas, I don't know." Groucho Marx as Capt. Geoffrey T. Spaulding in Animal Crackers (1930)
56. "A boy's best friend is his mother." Anthony Perkins as Norman Bates in Psycho
(1960)
63. "Mrs. Robinson, you're trying to seduce me. Aren't you?" Dustin Hoffman as Benjamin Braddock in The Graduate (1967)
85. "My precious." Andy Serkis as Gollum in The Lord of the Rings: The Two Towers
(2002)
90. "Shaken, not stirred." Sean Connery as James Bond in Goldfinger (1964)
2. "I'm going to make him an offer he can't refuse." Marlon Brando as Vito Corleone in The Godfather (1972)
8. "May the Force be with you." Harrison Ford as Han Solo in Star Wars (1977)
22. "Bond. James Bond." Sean Connery as James Bond in Dr. No (1962)
41. "We rob banks." Warren Beatty as Clyde Barrow in Bonnie and Clyde (1967)
42. "Plastics." Walter Brooke as Mr. Maguire in The Graduate (1967)
53. "One morning I shot an elephant in my pajamas. How he got in my pajamas, I don't know." Groucho Marx as Capt. Geoffrey T. Spaulding in Animal Crackers (1930)
56. "A boy's best friend is his mother." Anthony Perkins as Norman Bates in Psycho
(1960)
63. "Mrs. Robinson, you're trying to seduce me. Aren't you?" Dustin Hoffman as Benjamin Braddock in The Graduate (1967)
85. "My precious." Andy Serkis as Gollum in The Lord of the Rings: The Two Towers
(2002)
90. "Shaken, not stirred." Sean Connery as James Bond in Goldfinger (1964)
Tuesday, August 5, 2008
Culturele curiositeit
Papiamentu mocht niet op schoolplein. ‘Ki falta bo, sua?’ Pats! Een draai om mijn oren van Frater Dismas. De polsen van Frater Dismas waren even dik als mijn dijbenen. Hij had dubbele letter, wat betekende dat zijn klappen extra hard aankwamen. Dit gebeurde op een onbewaakt moment, want wij hadden altijd iemand op de uitkijk wanneer wij in een groepje stonden te praten. Als de frater aankwam, gaf Witte Veder een signaal en dan deden wij waar wij het beste in waren, zwijgen in alle talen.
De fraters waren ervan overtuigd dat het spreken van Papiamentu de hersenen aantastte, waardoor de intelligentie achteruitging. Intelligentie was toen nog niet normaal verdeeld.
Ik was een jaar of vijf, zes en sprak thuis, op straat, in de winkel en in de kerk Papiamentu. Voor zover ik mij kan herinneren spraken alle jongens in mijn klas thuis Papiamentu, behalve, nu ik erover nadenk, de zoon van een arts die zijn praktijk op het Rif had, maar hij sprak ook Papiamentu op het schoolplein.
Ondanks de terreur deden wij het niet slecht op school. Op ons schoolrapport stond een merkwaardige vermelding ‘groep’ geheten en die liep van één tot vijf. Tot de eerste groep behoorden de beste leerlingen en de slechtste tot vijfde groep. ‘Mi ñetu mayó a sali eerste groep, mijn oudste kleinkind is in de eerste groep uitgekomen,’ riep mijn grootmoeder luid in de straten van Otrobanda. Aan de indeling van de zitplaatsen in de klas kon men de schoolresultaten aflezen, de eerstegroepers zaten op de eerste rij, daarachter de tweedegroepers, enzovoorts. Hoewel de vijfdegroepers officieel helemaal achterin zaten, waren zij meestal druk in het weer met het opknappen van karweitjes voor de frater: koffie halen, plantjes water geven, mappen rondbrengen, noem maar op. Onderwijs was aan hen niet besteed.
Ik moet eerlijkheidshalve zeggen dat ik niet altijd in de eerste groep uitkwam, dat was niet goed voor mijn reputatie in de steegjes van Otrobanda.
Later, in de derde klas geloof ik, kregen wij een Surinaamse leerkracht. Hij sprak ook geen Papiamentu, maar hij had een donkere huidskleur en dat gaf hoop, hij was een bondgenoot. Een keer vroeg ik hem, in een vlaag van enthousiasme, of hij wel funchi at. Dat was het minste wat je kon verwachten van een bondgenoot die geen Papiamentu sprak. ‘Ik heb funchi wel een keer gegeten, maar gebakken, anders lust ik het niet.’ Ik vond hem een verrader. Dat de fraters geen Papiamentu spraken en geen funchi aten, dat kon ik hen vergeven, zij kwamen immers uit Tilburg, een boerendorp in die tijd. Maar hem niet, hij kwam uit Suriname en daar wisten zij het beter.
Op een dag verscheen er een groep rare gasten op school. Zij waren jong en keurig gekleed met lange mouwen en stropdassen. Zij kwamen kweken en werden verdeeld over de klassen. Eentje was mijn buurjongen, maar hij deed alsof hij mij niet kende. Zo stroomden de scholen langzamerhand vol met leerkrachten die wel Papiamentu spraken en funchi aten, maar dat verloochenden. De leerlingen waren echter niet gek en hadden gauw genoeg in de gaten dat meneer of juffrouw de sommen ook in het Papiamentu kon uitleggen. Ze deden dus alsof zij het Nederlands niet verstonden, hun goed recht. Zo deed het Papiamentu ongemerkt haar intrede in de scholen.
Toen dit goed en wel aan de gang was, kwamen de intellectuelen op de proppen met ‘Papiamentu a bai skol’ en schreven de introductie van het Papiamentu in het onderwijs op hun conto. Zes jaar geleden stapte ook het Rooms Katholieke Schoolbestuur op de bandwagon onder het motto ‘if you cannot beat them, join them’, en introduceerde het Papiamentu als instructietaal op al haar scholen, behalve het Vigdis Jonckheer-Mensing College, omdat het schoolbestuur in onderwijs in de moedertaal geloofde (noot: mevrouw Vigdis Jonckheer-Mensing q.e.p.d. was jarenlang directeur van het RK Schoolbestuur).
Zes jaar later krijgt het RK Schoolbestuur koude voeten aangezien ‘kinderen in groep vijf en zes van het Papiamentstalig funderend onderwijs (fo) slechtere resultaten behalen op het gebied van taal en rekenen dan leerlingen van vergelijkbare leerjaren in het oude onderwijssysteem’ en draait de klok terug. Voornaamste reden: er is niet genoeg materiaal in de moedertaal. Met andere woorden, iemand is lui geweest, of zoals dat meestal het geval is, wij zeggen wel A maar geen B. B laten wij over aan het Opperwezen, dat echter andere dingen aan zijn hoofd heeft.
De cirkel is bijna rond, er resteert nog de beslissing om het Papiamentu te verbieden op het schoolplein. Het Papiamentu wordt verheven, net als de funchi, tot een culturele curiositeit, leuk voor de Hollanders om eraan te ruiken.
K.
De fraters waren ervan overtuigd dat het spreken van Papiamentu de hersenen aantastte, waardoor de intelligentie achteruitging. Intelligentie was toen nog niet normaal verdeeld.
Ik was een jaar of vijf, zes en sprak thuis, op straat, in de winkel en in de kerk Papiamentu. Voor zover ik mij kan herinneren spraken alle jongens in mijn klas thuis Papiamentu, behalve, nu ik erover nadenk, de zoon van een arts die zijn praktijk op het Rif had, maar hij sprak ook Papiamentu op het schoolplein.
Ondanks de terreur deden wij het niet slecht op school. Op ons schoolrapport stond een merkwaardige vermelding ‘groep’ geheten en die liep van één tot vijf. Tot de eerste groep behoorden de beste leerlingen en de slechtste tot vijfde groep. ‘Mi ñetu mayó a sali eerste groep, mijn oudste kleinkind is in de eerste groep uitgekomen,’ riep mijn grootmoeder luid in de straten van Otrobanda. Aan de indeling van de zitplaatsen in de klas kon men de schoolresultaten aflezen, de eerstegroepers zaten op de eerste rij, daarachter de tweedegroepers, enzovoorts. Hoewel de vijfdegroepers officieel helemaal achterin zaten, waren zij meestal druk in het weer met het opknappen van karweitjes voor de frater: koffie halen, plantjes water geven, mappen rondbrengen, noem maar op. Onderwijs was aan hen niet besteed.
Ik moet eerlijkheidshalve zeggen dat ik niet altijd in de eerste groep uitkwam, dat was niet goed voor mijn reputatie in de steegjes van Otrobanda.
Later, in de derde klas geloof ik, kregen wij een Surinaamse leerkracht. Hij sprak ook geen Papiamentu, maar hij had een donkere huidskleur en dat gaf hoop, hij was een bondgenoot. Een keer vroeg ik hem, in een vlaag van enthousiasme, of hij wel funchi at. Dat was het minste wat je kon verwachten van een bondgenoot die geen Papiamentu sprak. ‘Ik heb funchi wel een keer gegeten, maar gebakken, anders lust ik het niet.’ Ik vond hem een verrader. Dat de fraters geen Papiamentu spraken en geen funchi aten, dat kon ik hen vergeven, zij kwamen immers uit Tilburg, een boerendorp in die tijd. Maar hem niet, hij kwam uit Suriname en daar wisten zij het beter.
Op een dag verscheen er een groep rare gasten op school. Zij waren jong en keurig gekleed met lange mouwen en stropdassen. Zij kwamen kweken en werden verdeeld over de klassen. Eentje was mijn buurjongen, maar hij deed alsof hij mij niet kende. Zo stroomden de scholen langzamerhand vol met leerkrachten die wel Papiamentu spraken en funchi aten, maar dat verloochenden. De leerlingen waren echter niet gek en hadden gauw genoeg in de gaten dat meneer of juffrouw de sommen ook in het Papiamentu kon uitleggen. Ze deden dus alsof zij het Nederlands niet verstonden, hun goed recht. Zo deed het Papiamentu ongemerkt haar intrede in de scholen.
Toen dit goed en wel aan de gang was, kwamen de intellectuelen op de proppen met ‘Papiamentu a bai skol’ en schreven de introductie van het Papiamentu in het onderwijs op hun conto. Zes jaar geleden stapte ook het Rooms Katholieke Schoolbestuur op de bandwagon onder het motto ‘if you cannot beat them, join them’, en introduceerde het Papiamentu als instructietaal op al haar scholen, behalve het Vigdis Jonckheer-Mensing College, omdat het schoolbestuur in onderwijs in de moedertaal geloofde (noot: mevrouw Vigdis Jonckheer-Mensing q.e.p.d. was jarenlang directeur van het RK Schoolbestuur).
Zes jaar later krijgt het RK Schoolbestuur koude voeten aangezien ‘kinderen in groep vijf en zes van het Papiamentstalig funderend onderwijs (fo) slechtere resultaten behalen op het gebied van taal en rekenen dan leerlingen van vergelijkbare leerjaren in het oude onderwijssysteem’ en draait de klok terug. Voornaamste reden: er is niet genoeg materiaal in de moedertaal. Met andere woorden, iemand is lui geweest, of zoals dat meestal het geval is, wij zeggen wel A maar geen B. B laten wij over aan het Opperwezen, dat echter andere dingen aan zijn hoofd heeft.
De cirkel is bijna rond, er resteert nog de beslissing om het Papiamentu te verbieden op het schoolplein. Het Papiamentu wordt verheven, net als de funchi, tot een culturele curiositeit, leuk voor de Hollanders om eraan te ruiken.
K.
Monday, August 4, 2008
Sunday, August 3, 2008
Konosé bo Isla 2008-08: Behoud natuur
Het terrein rondom deze boom wordt schoongemaakt voor (commerciële) doeleinden. Deze prachtige boom wordt blijkbaar/hopelijk behouden.
Vraag: Waar staat deze boom?
Sluitingsdatum: zondag 7 september 2008
Prijs: een cadeaubon van Candy Barrel .
Sponsor: Datelnet n.v.
(Het inzenden van het antwoord op de prijsvraag gebeurt via e-mail:
revers@cura.net
of door een reply op de door U ontvangen mail van Learnforfun. De winnaar wordt door loting bepaald uit de goede inzendingen.)
Konosé bo Isla 2008-07: antwoord
Antwoord: Makaprein
Er zijn 33 inzendingen, waarvan 25 goed:
Leendert J.J. Pengel
Joan Augusta
Elly Osepa
Papy Lareine
F. d..S..T..
Tamira La Cruz
Virlene de Lanoy
Islelly.Pikerie
Winsel Peney
Yolanda Chakoetoe
Nuelette Adams
Loeki Peters
Jefka Alberto
Max Martina
Erich Rene
R.V. Romer
Aimee Kleinmoedig
Magdalis Bakboord
Elodie Voorbraak
Ilona Berggraaf
Efren
Jaap Blenk
Erseline Mauricio
Lida Pandt
Niels Augusta
J.T. Emers
Farienne Martis
Eugene Kapel
Tilly Peters
Daisy Mogen
Sharine Martina
Carol Dick
Gilson Elmzoon
Iedereen bedankt voor het meedoen.
De winnares is Elly Osepa
Er zijn 33 inzendingen, waarvan 25 goed:
Leendert J.J. Pengel
Joan Augusta
Elly Osepa
Papy Lareine
F. d..S..T..
Tamira La Cruz
Virlene de Lanoy
Islelly.Pikerie
Winsel Peney
Yolanda Chakoetoe
Nuelette Adams
Loeki Peters
Jefka Alberto
Max Martina
Erich Rene
R.V. Romer
Aimee Kleinmoedig
Magdalis Bakboord
Elodie Voorbraak
Ilona Berggraaf
Efren
Jaap Blenk
Erseline Mauricio
Lida Pandt
Niels Augusta
J.T. Emers
Farienne Martis
Eugene Kapel
Tilly Peters
Daisy Mogen
Sharine Martina
Carol Dick
Gilson Elmzoon
Iedereen bedankt voor het meedoen.
De winnares is Elly Osepa
Tuesday, July 22, 2008
Afdankertjes
Buiten sneeuwt het en ik lig onder de dekens met een sinusitis. Ik gebruik een baddoek in plaats van een handdoek om mijn neus te snuiten. De platenspeler is binnen handbereik en daarop draait voor de zoveelste keer vanavond het inmiddels grijs gedraaide nieuwste album van de Beatles, Sgt. Pepper’s Lonely Heart Club Band. Mijn favoriete nummer is ‘She’s leaving home’, over een meisje dat op een woensdagochtend om vijf uur haar ouderlijk huis verlaat en een brief achterlaat. De ouders vragen zich af wat zij verkeerd hebben gedaan, want zij hebben hun dochter alles gegeven wat zij hadden. Behalve begrip, blijkt aan het eind van het liedje. Herkenbaar?
Wat ik hier vertel is natuurlijk lang geleden, dat had u al in de gaten. Wat ik wil duidelijk maken is dat ik voor teksten met inhoud ga, liedjes die een verhaal vertellen. Een ander lied van latere datum is ‘A boy named Sue’ van Johnny Cash. Het verhaal van een jongen die door zijn vader, voordat deze zijn moeder verlaat, Sue wordt genoemd. Op school plagen de jongens hem en de meisjes giechelen wanneer zij zijn naam horen. Sue brengt al vechtend zijn jeugd door. Hij gaat overal naar zijn vader op zoek en zweert dat hij hem vermoordt wanneer hij hem vindt. Hij vindt hem in een café en er volgt een gevecht, waarbij zij allebei hun revolvers trekken, anders was het geen Amerikaans verhaal. Met getrokken revolvers legt de vader uit aan zijn zoon dat hij hem Sue genoemd heeft om hem te sterk te maken, ‘this world is rough and you’ve gotta be tough’. Zoon begrijpt het nu, vader en zoon vallen elkaar in de armen. Zeer overdreven, maar er zit een kern ter overdenking in. Niet dat u nu meteen uw zoontje Zulaika of Natasha moet gaan noemen.
Recentelijk schoot mij een heel oud lied te binnen, ‘Second Hand Rose’(1921) van Fanny Brice, later ook gezongen door Barbra Streisand.. In een lokale krant las ik twee berichten. Het eerste verhaalde over vijftig gebruikte computers van de Nederlandse ministerie van Verkeer en Waterstaat, symbolisch overhandigd door minister Camiel Eurlings aan onze minister Adriaens. De computers zijn bestemd voor het onderwijs. Het andere ging over ongeveer 1100 oude business seats uit het voetbalstadion De Kuip in Rotterdam die naar de Nederlandse Antillen en Suriname zullen worden overgebracht. Nu moet je een gegeven paard niet in de bek kijken en ik wil ook niet ondankbaar zijn, maar ik moest onwillekeurig denken aan Second Hand Rose.
Laat mij terugkeren naar mijn studentenkamer. De platenspeler had ik voor vijfentwintig gulden op de kop getikt bij de lompenboer en verder was mijn kamer volgepropt met tweedehands spullen. Mijn bed van toen staat nu in de kamer van mijn dochter. Het arme meisje moest als kind noodgedwongen slapen op een bed van meer dan dertig jaar oud.
De tijden zijn echter veranderd. In het appartement van mijn studerende dochter staan voornamelijk nieuwe spullen. Op de scholen willen de leerlingen nieuwe computers. Het is zelfs zo dat de eisen aan computers in het onderwijs hoger zijn dan die aan computers in een kantooromgeving. De toepassingen in het onderwijs zijn allemaal multimedia, terwijl kantoorapplicaties hooguit gebruik maken van graphics.
Of de voetbalsupporters ook op nieuwe stoelen willen zitten, weet ik niet. Wie geen geld heeft kan niets eisen, no money, no love. Ik ben niet tegen afgedankte spullen, maar zij moeten wel bruikbaar zijn. Zo kunnen wij best een achttal afgedankte ministers gebruiken. Jan Peter zal na de verkiezingen van 2010 ongetwijfeld nog een tijdje meekunnen, Camiel ook.
K.
Wat ik hier vertel is natuurlijk lang geleden, dat had u al in de gaten. Wat ik wil duidelijk maken is dat ik voor teksten met inhoud ga, liedjes die een verhaal vertellen. Een ander lied van latere datum is ‘A boy named Sue’ van Johnny Cash. Het verhaal van een jongen die door zijn vader, voordat deze zijn moeder verlaat, Sue wordt genoemd. Op school plagen de jongens hem en de meisjes giechelen wanneer zij zijn naam horen. Sue brengt al vechtend zijn jeugd door. Hij gaat overal naar zijn vader op zoek en zweert dat hij hem vermoordt wanneer hij hem vindt. Hij vindt hem in een café en er volgt een gevecht, waarbij zij allebei hun revolvers trekken, anders was het geen Amerikaans verhaal. Met getrokken revolvers legt de vader uit aan zijn zoon dat hij hem Sue genoemd heeft om hem te sterk te maken, ‘this world is rough and you’ve gotta be tough’. Zoon begrijpt het nu, vader en zoon vallen elkaar in de armen. Zeer overdreven, maar er zit een kern ter overdenking in. Niet dat u nu meteen uw zoontje Zulaika of Natasha moet gaan noemen.
Recentelijk schoot mij een heel oud lied te binnen, ‘Second Hand Rose’(1921) van Fanny Brice, later ook gezongen door Barbra Streisand.. In een lokale krant las ik twee berichten. Het eerste verhaalde over vijftig gebruikte computers van de Nederlandse ministerie van Verkeer en Waterstaat, symbolisch overhandigd door minister Camiel Eurlings aan onze minister Adriaens. De computers zijn bestemd voor het onderwijs. Het andere ging over ongeveer 1100 oude business seats uit het voetbalstadion De Kuip in Rotterdam die naar de Nederlandse Antillen en Suriname zullen worden overgebracht. Nu moet je een gegeven paard niet in de bek kijken en ik wil ook niet ondankbaar zijn, maar ik moest onwillekeurig denken aan Second Hand Rose.
Laat mij terugkeren naar mijn studentenkamer. De platenspeler had ik voor vijfentwintig gulden op de kop getikt bij de lompenboer en verder was mijn kamer volgepropt met tweedehands spullen. Mijn bed van toen staat nu in de kamer van mijn dochter. Het arme meisje moest als kind noodgedwongen slapen op een bed van meer dan dertig jaar oud.
De tijden zijn echter veranderd. In het appartement van mijn studerende dochter staan voornamelijk nieuwe spullen. Op de scholen willen de leerlingen nieuwe computers. Het is zelfs zo dat de eisen aan computers in het onderwijs hoger zijn dan die aan computers in een kantooromgeving. De toepassingen in het onderwijs zijn allemaal multimedia, terwijl kantoorapplicaties hooguit gebruik maken van graphics.
Of de voetbalsupporters ook op nieuwe stoelen willen zitten, weet ik niet. Wie geen geld heeft kan niets eisen, no money, no love. Ik ben niet tegen afgedankte spullen, maar zij moeten wel bruikbaar zijn. Zo kunnen wij best een achttal afgedankte ministers gebruiken. Jan Peter zal na de verkiezingen van 2010 ongetwijfeld nog een tijdje meekunnen, Camiel ook.
K.
Thursday, July 17, 2008
Julie Andrews - My Favorite Things
Raindrops on roses and whiskers on kittens
Bright copper kettles and warm woolen mittens
Brown paper packages tied up with strings
These are a few of my favorite things!
Cream colored ponies and crisp apple strudels
Doorbells and sleigh bells and schnitzel with noodles
Wild geese that fly with the moon on their wings
These are a few of my favorite things!
Girls in white dresses with blue satin sashes
Snowflakes that stay on my nose and eye lashes
Silver white winters that melt into spring
These are a few of my favorite things!
When the dog bites, when the bee stings
When I'm feeling sad,
I simply remember
my favorite things
and then I don't feel so bad!
Friday, July 11, 2008
Schuldsanitair
Iya zit met de handen in het haar. Haar kleindochter Karina moet haar eerste heilige communie doen en Iya komt precies vijfhonderd gulden tekort om de witte kanten jurk op te halen. Zij heeft de jurk eergisteren gezien. Prachtig! Karina zal eruit zien als een engeltje. Marisela, de buurvrouw, zal geel en groen zien van jaloezie, zij kan zich zo’n dure jurk nooit permitteren. Alleen weet Iya bij God niet waar zij de vijfhonderd gulden vandaan moet halen, zij staat bij iedereen in het rood. Vanmorgen nog moest zij Manuel, de Portugees van de toko op de hoek, uitschelden. Hij weigerde Karina een blikje corned beef en een half pond funchimeel mee te geven omdat het kredietboekje vol was. Een gierige lomperd, die Manuel. Hij woont al zijn hele leven op dit eiland, maar heeft de gierigheid nooit afgeleerd. Manuel wist niet hoe snel hij de spullen mee moest geven toen Iya in haar kapotte jurk in de winkel verscheen, zij was niet eens gebaad. En te weten dat zij zich niet kwaad mag maken van de dokter, niet goed voor haar bloeddruk.
Zij heeft al twee dagen hoofdpijn. Morgen moet zij de jurk ophalen, anders wordt die verkocht, had de naaister gezegd. Iya verscheurt liever de jurk, dan dat die verkocht wordt, de naaister weet niet met wie zij te maken heeft. Maar zover wilt Iya het niet laten komen. Zij heeft zich suf gepiekerd van wie zij die vijfhonderd gulden kan lenen. Nog meer schulden maken, zij wordt er niet goed van. De aflossing van de nieuwe ijskast heeft zij al drie maanden niet betaald, zij hoopt dat de Hindu die niet vóór het communiefeest komt halen. Hij zal in ieder geval de voordeur moeten openbreken, want zij gaat niet open doen. Het beeld van Sint Antonius staat ook al een week met het gezicht naar de muur toe.
Haar laatste hoop was Tiko, de peetoom van Karina. Maar Tiko kan niet en praat raar de laatste tijd. Hij zit bij gobiernu en werkt in het Bestuurscollege. De tijden zijn veranderd, had Tiko gezegd, er is nu Algemene Maatregel van Rijksbestuur Tijdelijk Financieel Toezicht. Bij de ingang van het Bestuurscollege staan twee Hollandse bewakers. Iedereen die binnenkomt moet zijn portemonnee openmaken en de bewakers noteren hoeveel geld je hebt. Wanneer je ’s middags het Bestuurscollege verlaat tellen de bewakers weer je geld en je moet het verschil verantwoorden. Vroeger kon je nog een briefje van honderd uit de staatskas achterover drukken, maar nu gaat dat niet meer. ‘Dus het spijt mij, Komader.’
Het meisje aan het loket van het onderstandkantoor vanochtend was ook een Nederlandse. ‘Mevrouw Maria, u ziet er stevig en gezond uit, waarom gaat u niet werken?’ Wat stevig en gezond, had Iya haar willen antwoorden, je ziet aan de buitenkant toch niet wat een mens van binnen mankeert, geef me mijn geld.
Iya had haast, want zij had maar twee uurtjes vrij gekregen van Chan, de Chinese eigenaar van de wasserij waar zij een handje meehelpt. Iedere keer als zij Chan om een gunst vraagt, moet zij hem haar billen laten betasten. Zij loopt dan naar de opslagplaats achter het gordijn en hij komt zogenaamd onopgemerkt achter haar aan. De andere vrouwen kijken de andere kant op. Chan ta gusta chanchan, mompelen zij.
Wat sta ik hier te suffen, denkt Iya, laat mij liever mijn werk doen voordat Chan begint te zeuren, daar komt hij aan.
‘Er staat een klant aan de balie, Maria. Ben je blind?’
Iya sloft naar de balie om de Hollandse klant te helpen die een stapel broeken op de toonbank gedeponeerd heeft. Hij glimlacht vriendelijk, Iya kijkt nors. Zij vult het bonnetje in, scheurt de carbonkopie af en deponeert die zonder op te kijken op de toonbank naast de broeken. De klant glimlacht nog steeds, pakt het papiertje op, vouwt het en zegt goedendag.
Iya spreidt de stapel uit en strijkt de broeken een voor een glad. In de zak van een van de broeken hoort zij iets ritselen. Zij steekt haar hand in de zak en haalt een geel bankbiljet tevoorschijn. Een briefje van tweehonderd euro. Zij kijkt snel om haar heen, iedereen is geconcentreerd aan het werken. Zou Tiko dit bedoelen met schuldsanitair?
K.
Zij heeft al twee dagen hoofdpijn. Morgen moet zij de jurk ophalen, anders wordt die verkocht, had de naaister gezegd. Iya verscheurt liever de jurk, dan dat die verkocht wordt, de naaister weet niet met wie zij te maken heeft. Maar zover wilt Iya het niet laten komen. Zij heeft zich suf gepiekerd van wie zij die vijfhonderd gulden kan lenen. Nog meer schulden maken, zij wordt er niet goed van. De aflossing van de nieuwe ijskast heeft zij al drie maanden niet betaald, zij hoopt dat de Hindu die niet vóór het communiefeest komt halen. Hij zal in ieder geval de voordeur moeten openbreken, want zij gaat niet open doen. Het beeld van Sint Antonius staat ook al een week met het gezicht naar de muur toe.
Haar laatste hoop was Tiko, de peetoom van Karina. Maar Tiko kan niet en praat raar de laatste tijd. Hij zit bij gobiernu en werkt in het Bestuurscollege. De tijden zijn veranderd, had Tiko gezegd, er is nu Algemene Maatregel van Rijksbestuur Tijdelijk Financieel Toezicht. Bij de ingang van het Bestuurscollege staan twee Hollandse bewakers. Iedereen die binnenkomt moet zijn portemonnee openmaken en de bewakers noteren hoeveel geld je hebt. Wanneer je ’s middags het Bestuurscollege verlaat tellen de bewakers weer je geld en je moet het verschil verantwoorden. Vroeger kon je nog een briefje van honderd uit de staatskas achterover drukken, maar nu gaat dat niet meer. ‘Dus het spijt mij, Komader.’
Het meisje aan het loket van het onderstandkantoor vanochtend was ook een Nederlandse. ‘Mevrouw Maria, u ziet er stevig en gezond uit, waarom gaat u niet werken?’ Wat stevig en gezond, had Iya haar willen antwoorden, je ziet aan de buitenkant toch niet wat een mens van binnen mankeert, geef me mijn geld.
Iya had haast, want zij had maar twee uurtjes vrij gekregen van Chan, de Chinese eigenaar van de wasserij waar zij een handje meehelpt. Iedere keer als zij Chan om een gunst vraagt, moet zij hem haar billen laten betasten. Zij loopt dan naar de opslagplaats achter het gordijn en hij komt zogenaamd onopgemerkt achter haar aan. De andere vrouwen kijken de andere kant op. Chan ta gusta chanchan, mompelen zij.
Wat sta ik hier te suffen, denkt Iya, laat mij liever mijn werk doen voordat Chan begint te zeuren, daar komt hij aan.
‘Er staat een klant aan de balie, Maria. Ben je blind?’
Iya sloft naar de balie om de Hollandse klant te helpen die een stapel broeken op de toonbank gedeponeerd heeft. Hij glimlacht vriendelijk, Iya kijkt nors. Zij vult het bonnetje in, scheurt de carbonkopie af en deponeert die zonder op te kijken op de toonbank naast de broeken. De klant glimlacht nog steeds, pakt het papiertje op, vouwt het en zegt goedendag.
Iya spreidt de stapel uit en strijkt de broeken een voor een glad. In de zak van een van de broeken hoort zij iets ritselen. Zij steekt haar hand in de zak en haalt een geel bankbiljet tevoorschijn. Een briefje van tweehonderd euro. Zij kijkt snel om haar heen, iedereen is geconcentreerd aan het werken. Zou Tiko dit bedoelen met schuldsanitair?
K.
Saturday, July 5, 2008
Konosé bo Isla 2008-07: Curaçaose vruchten
Vraag: Welke vrucht is dit?
Sluitingsdatum: zondag 3 augustus 2008
Prijs: een cadeaubon van boekhandel Samsom.
Sponsor: Datelnet n.v.
(Het inzenden van het antwoord op de prijsvraag gebeurt via e-mail:
revers@cura.net
of door een reply op de door U ontvangen mail van Learnforfun. De winnaar wordt door loting bepaald uit de goede inzendingen.)
Konosé bo Isla 2008-06: antwoord
Antwoord: Het lied ‘Schoon is de West’ werd vroeger gezongen tijdens de aubade op het Gouvernementsplein op Koninginnedag onder leiding van Frater Fidelius.
Er zijn 27 inzendingen, waarvan 26 goed:
Jules Marchena
Joan Augusta
Max Martina
Magdalis Bakboord
Hubert Pop
Norman Levens
Lianne Leonora
Yolanda Chakoetoe
Tilly Peters
EDD
Carol Dick
Reginald Romer
Irene Kerssenberg
Papy La Reine
F. d..S..T..
Alida Carrera
Loeki Peters
America Augusta
Aileen Looman
L.J.Chr. Dee
Enid Hollander
Aida Geerman
Madelyn M. Francisco
Ed Nahar
Niels
Jan van der Brugge
Gilson Elmzoon
Iedereen bedankt voor het meedoen.
De winnares is Lianne Leonora
Er zijn 27 inzendingen, waarvan 26 goed:
Jules Marchena
Joan Augusta
Max Martina
Magdalis Bakboord
Hubert Pop
Norman Levens
Lianne Leonora
Yolanda Chakoetoe
Tilly Peters
EDD
Carol Dick
Reginald Romer
Irene Kerssenberg
Papy La Reine
F. d..S..T..
Alida Carrera
Loeki Peters
America Augusta
Aileen Looman
L.J.Chr. Dee
Enid Hollander
Aida Geerman
Madelyn M. Francisco
Ed Nahar
Niels
Jan van der Brugge
Gilson Elmzoon
Iedereen bedankt voor het meedoen.
De winnares is Lianne Leonora
Tuesday, June 24, 2008
GOLDFINGER
Tuesday, June 17, 2008
Sexy
(Dit verhaal is eerder verschenen als column in het Antilliaans Dagblad)
Ibi gaat vandaag niet naar school, hij blijft thuis om de kastanjes klaar te maken die ’s avonds verkocht moeten worden. Zijn moeder ligt in bed met een steeds vaker terugkerende hoofdpijn. Zij heeft een doek om haar hoofd gebonden, doordrenkt van awa maravia, een wonderwater tegen alle kwalen. Tegen haar hoofdpijn werkt dit wondermiddel echter niet zo snel.
Ibi haalt eerst een zak kastanjes, fruta di pan, bij de Venezolaanse barkjes. De zak is te zwaar om te dragen, hij vervoert hem in een garoshi die hij zelf in mekaar heeft getimmerd van een aardappelkist. De wiel is van een oude step die hij op de vuilnishoop heeft gevonden. Daarna worden de kastanjes in een grote kerosineblik op een vuur van houtskool gekookt. Dat koken duurt een paar uren. De kastanjes moeten dan afkoelen en in kleine zakjes verpakt worden. Er hoort ook een stukje kokosvrucht bij. Hij moet niet vergeten ook een paar gedroogde kokosnoten mee te brengen.
Er is vanavond een belangrijke voetbalwedstrijd in het rifstadion en die kans mogen zij niet missen, de kastanjes zijn een voorname bron van inkomsten. Het is niet erg dat hij vandaag niet naar school gaat, want het is woensdag en er is maar halve dag school. Zij hebben trouwens ook zwemles en hij kan al zwemmen, hij zwemt als een vis, alle jongens van het Rif kunnen zwemmen.
Het huis waar Ibi en zijn moeder in wonen is niet meer dan een vertrek van vier bij vijf, dat vroeger dienst deed als koetshuis. Een deel van de ruimte is afgeschermd met een schot van hardkarton en een gordijn, dat is de slaapkamer van zijn moeder. Daar trekt zijn moeder zich terug als zij bezoek krijgt van een vriend. De laatste tijd komt Hosé vaak. Ibi krijgt van Hosé altijd twee kwartjes en dan gaat hij als de bliksem naar de chinees in West-End om een loempia en een rode limonade te kopen. Wanneer hij weer thuiskomt is Hosé al weg en baadt zijn moeder zich in een teil in de slaapkamer. Ibi moet een emmer water aandragen.
Koken en afwassen gebeuren buiten op een tafel naast de voordeur. Naast de tafel staat een ton met drinkwater, afgedekt met een doek tegen het stof en de muskieten. Het huis heeft geen toilet en stromend water. De nachtelijke behoeften doen Ibi en zijn moeder in een emmer. ’s Morgen vroeg, voordat de buurt wakker wordt, gaat zijn moeder de emmer ledigen in een van de openbare toiletten op het Rif. Als zij geen zin heeft om zover te lopen en niemand kijkt, dan smijt zij de troep op het open plein achter het huis. De zon doet overdag haar werk.
Ibi heeft een jaar op het Sint Thomas College gezeten en deed het uitstekend op school, maar zijn moeder kon het schoolgeld van vijf gulden per maand niet opbrengen en moest Ibi naar het Sint Vincentius College, skol di pòrnada. Ondanks het schoolverzuim is Ibi onafgebroken de eerste van de klas. Voor taal en rekenen krijgt hij nooit minder dan een negen. Hij houdt van lezen, maar hij heeft thuis geen boeken. Iedere middag na school gaat hij rondneuzen in boekhandel Van Dorp in de Breedestraat en als niemand hem ziet gaat hij stiekem in een hoek een boek zitten lezen. Als hij gesnapt wordt door het winkelpersoneel, dan wordt hij eruit gegooid. Behalve door een dikke, goedlachse mevrouw, die doet alsof zij hem niet gezien heeft. Later wilt hij advocaat worden, hij vindt de boeken waarin advocaten voorkomen heel spannend. Nu eet hij alleen maar advocaat op brood.
Ibi is na een lange studie inderdaad advocaat geworden. Hij woont nu in Jan Sofat, maar zit iedere zaterdagmiddag in Netto Bar, hij is zijn oude buurt niet vergeten. De wijk waar hij woonde heette Rochi. Rochi en andere buurten moesten wijken voor de viaduct, die een stuk romantiek van Otrobanda verwoest heeft. De bewoners werden ondergebracht in volkswoningen in wijken zonder coherentie en sociale controle, broeihaarden van drugshandel en andersoortig misdrijf. De moeder van Ibi, een grote zwaargebouwde vrouw, de schrik van de buurt –zij kon geen zin zeggen zonder minstens vijf keer het woord k... te gebruiken- heeft de verhuizing niet overleefd.
Otrobanda is sexy en Otrobanda is van het volk. Dit is een contradictio in terminis, als iets sexy is dan wordt het van het volk afgenomen en dat gebeurt nu met het rifgebied. Men kan een economische ontwikkeling niet tegenhouden, prediken de wijzen. Maar een economische ontwikkeling zonder sociaal gezicht is kortzichtigheid en vragen om problemen op termijn. Misschien kan Ibi dit beter uitleggen.
K.
Ibi gaat vandaag niet naar school, hij blijft thuis om de kastanjes klaar te maken die ’s avonds verkocht moeten worden. Zijn moeder ligt in bed met een steeds vaker terugkerende hoofdpijn. Zij heeft een doek om haar hoofd gebonden, doordrenkt van awa maravia, een wonderwater tegen alle kwalen. Tegen haar hoofdpijn werkt dit wondermiddel echter niet zo snel.
Ibi haalt eerst een zak kastanjes, fruta di pan, bij de Venezolaanse barkjes. De zak is te zwaar om te dragen, hij vervoert hem in een garoshi die hij zelf in mekaar heeft getimmerd van een aardappelkist. De wiel is van een oude step die hij op de vuilnishoop heeft gevonden. Daarna worden de kastanjes in een grote kerosineblik op een vuur van houtskool gekookt. Dat koken duurt een paar uren. De kastanjes moeten dan afkoelen en in kleine zakjes verpakt worden. Er hoort ook een stukje kokosvrucht bij. Hij moet niet vergeten ook een paar gedroogde kokosnoten mee te brengen.
Er is vanavond een belangrijke voetbalwedstrijd in het rifstadion en die kans mogen zij niet missen, de kastanjes zijn een voorname bron van inkomsten. Het is niet erg dat hij vandaag niet naar school gaat, want het is woensdag en er is maar halve dag school. Zij hebben trouwens ook zwemles en hij kan al zwemmen, hij zwemt als een vis, alle jongens van het Rif kunnen zwemmen.
Het huis waar Ibi en zijn moeder in wonen is niet meer dan een vertrek van vier bij vijf, dat vroeger dienst deed als koetshuis. Een deel van de ruimte is afgeschermd met een schot van hardkarton en een gordijn, dat is de slaapkamer van zijn moeder. Daar trekt zijn moeder zich terug als zij bezoek krijgt van een vriend. De laatste tijd komt Hosé vaak. Ibi krijgt van Hosé altijd twee kwartjes en dan gaat hij als de bliksem naar de chinees in West-End om een loempia en een rode limonade te kopen. Wanneer hij weer thuiskomt is Hosé al weg en baadt zijn moeder zich in een teil in de slaapkamer. Ibi moet een emmer water aandragen.
Koken en afwassen gebeuren buiten op een tafel naast de voordeur. Naast de tafel staat een ton met drinkwater, afgedekt met een doek tegen het stof en de muskieten. Het huis heeft geen toilet en stromend water. De nachtelijke behoeften doen Ibi en zijn moeder in een emmer. ’s Morgen vroeg, voordat de buurt wakker wordt, gaat zijn moeder de emmer ledigen in een van de openbare toiletten op het Rif. Als zij geen zin heeft om zover te lopen en niemand kijkt, dan smijt zij de troep op het open plein achter het huis. De zon doet overdag haar werk.
Ibi heeft een jaar op het Sint Thomas College gezeten en deed het uitstekend op school, maar zijn moeder kon het schoolgeld van vijf gulden per maand niet opbrengen en moest Ibi naar het Sint Vincentius College, skol di pòrnada. Ondanks het schoolverzuim is Ibi onafgebroken de eerste van de klas. Voor taal en rekenen krijgt hij nooit minder dan een negen. Hij houdt van lezen, maar hij heeft thuis geen boeken. Iedere middag na school gaat hij rondneuzen in boekhandel Van Dorp in de Breedestraat en als niemand hem ziet gaat hij stiekem in een hoek een boek zitten lezen. Als hij gesnapt wordt door het winkelpersoneel, dan wordt hij eruit gegooid. Behalve door een dikke, goedlachse mevrouw, die doet alsof zij hem niet gezien heeft. Later wilt hij advocaat worden, hij vindt de boeken waarin advocaten voorkomen heel spannend. Nu eet hij alleen maar advocaat op brood.
Ibi is na een lange studie inderdaad advocaat geworden. Hij woont nu in Jan Sofat, maar zit iedere zaterdagmiddag in Netto Bar, hij is zijn oude buurt niet vergeten. De wijk waar hij woonde heette Rochi. Rochi en andere buurten moesten wijken voor de viaduct, die een stuk romantiek van Otrobanda verwoest heeft. De bewoners werden ondergebracht in volkswoningen in wijken zonder coherentie en sociale controle, broeihaarden van drugshandel en andersoortig misdrijf. De moeder van Ibi, een grote zwaargebouwde vrouw, de schrik van de buurt –zij kon geen zin zeggen zonder minstens vijf keer het woord k... te gebruiken- heeft de verhuizing niet overleefd.
Otrobanda is sexy en Otrobanda is van het volk. Dit is een contradictio in terminis, als iets sexy is dan wordt het van het volk afgenomen en dat gebeurt nu met het rifgebied. Men kan een economische ontwikkeling niet tegenhouden, prediken de wijzen. Maar een economische ontwikkeling zonder sociaal gezicht is kortzichtigheid en vragen om problemen op termijn. Misschien kan Ibi dit beter uitleggen.
K.
Wednesday, June 11, 2008
Tien geboden voor de autonome Curaçaoënaar
1. Hij houdt zich aan zijn afspraken.
2. Hij komt nooit te laat.
3. Hij geeft altijd terug wat hij geleend heeft.
4. Hij zet de tering naar de nering.
5. Hij komt uit voor zijn mening.
6. Hij laat zich niet koeioneren.
7. Hij laat zijn hond niet aan een touw in de zon creperen.
8. Hij maakt geen onderscheid tussen goed en slecht haar.
9. Hij stapt flink door en slentert niet.
10. Hij geeft een stevige hand.
K.
Tuesday, June 10, 2008
Tien geboden voor de man
1. Hij hoeft niet mooi te zijn, die ideale man van ons. Hij hoeft ook niet rank en slank te zijn. Hij moet – zoals de advertenties dat noemen - slechts een respectabel voorkomen te hebben. Het is tenslotte niet prettig als iedereen denkt, wanneer men met zijn uitverkorene wandelt, dat men met het komische nummer van een circus reist.
2. Hij hoeft niet uit te blinken door geest of intellect. Er is niets afmattender dan vier en twintig uur per etmaal geconfronteerd te worden met geest en intellect. Hij moet een behoorlijk verstand te hebben en – met het oog op de omgang met ons – zeer veel humor.
3. De ideale man is netjes. Hij heeft geen vlekken op zijn revers en geen bureau waarin men slechts met de hulp van een bekwame berggids een spoorboekje kan vinden.
4. Hij heeft weliswaar een gelijkmatig humeur, maar hij is ook weer nadrukkelijk zonnestraaltje, dat het leven zonder enige critiek jubelend aanbidt.
5. Hij mag natuurlijk best denken dat de wereld om hem draait, maar hij moet geleed hebben zijn wilde verontwaardiging in te tomen, als wij het vijf minuten per jaar vergeten.
6. Hij mag vanzelfsprekend het eerst de krant hebben, maar hij moet – voor hij de etensbak van de hond met de familieberichten reinigt – bedenken dat wij op school ook hebben leren lezen en dat wij zo graag ook nog wat druklettertjes zien voor we ons ter ruste begeven.
7. Hij hoeft geen sonnetten te scheppen met onze schoonheid als onderwerp, maar hij moet ook niet ’s avonds laat in de taxi naar huis gapen: Hè, hè, ik zal blij zijn als ik eindelijk in mijn bed lig.
8. Hij mag beslist nooit onze verjaardag, onze trouwdag, onze verlovingsdag en nog een half dozijn andere dagen vergeten en hij moet weten dat wij dol rose bloemen zijn en paarse niet kunnen uitstaan.
9. Hij moet ons altijd laten voorgaan, behalve als wij ’s nachts beneden in de gang iets menen te horen ritselen.
10. Hij moet vooral altijd van ons houden en het ons op de meest ongezette tijden mededelen. Men oliet een machine immers ook, opdat deze blijmoedig en geruisloos voorga...?
INA VAN DER BEUGEL
Tien geboden voor de vrouw
1. Zij mag natuurlijk mooi zijn, maar lelijk is meestal leuker, als er tenminste zoveel coupe in zit dat je telkens vertederd wordt, als je haar ziet.
2. Voor mijn part kent zij de hele encyclopedie van buiten, als ze maar niet voortdurend met citaten smijt en wijs genoeg is om ons (en hoe ten onrechte!) in de waan te laten, dat wij ièts meer weten.
3. Zij mag best het huishouden organiseren, als ze maar niet zo dogmatisch gelooft in de zelf geschapen regelmaat dat ze de chaos, op ogenblikken waarop die aangenamer is, als een ongeluk beschouwt. Ze moet maaltijden durven overslaan zonder wit weg te trekken.
4. Zij moet niet geloven in de grote schoonmaak en geen behoefte gevoelen de aangename wanorde van ons vertrek te herleiden tot de atmosfeer van een hotelkamer in Goes.
5. Ze moet ons serieus nemen als wij schoolziek zijn. Dus nooit: ‘Stel je niet zoo aan’, doch steeds: ‘Ach, arme jongen – je zag er ook zo moe uit’ – en dan het ontbijt op bed.
6.Ze moet de boeken, die wij op salarisdag hebben gekocht, het eerst ter hand nemen en zo nu en dan zeggen: ‘Dit moet je toch werkelijk eens lezen!’ En niet tactloos zijn als we het nalaten, doch er later in gezelschap toch over meepraten.
7. Ze moet als we ons gezamenlijk uitgaansavondje hebben, de kosten weten te drukken, zonder ooit te zeggen: ‘Zou je het wel doèn?’
8. Ze mag, als we een nieuwe das hebben gekocht, nooit zeggen: ‘Von-je diè nou zo aardig?’
9. Ze moet, als de visite weg is, op natuurlijke toon kunnen zeggen: ‘O, ik vond het helemaal niet erg, die moppen nòg eens te horen – je vertelt ze zo aardig.’
10. Ze moet, als we net in bed liggen, nimmer zeggen: ‘O, de vuilnisbak moet nog buiten worden gezet.’
S. CARMIGGELT
Saturday, June 7, 2008
FPI ku Pakete Pa Prensa
Willemstad, 6 yüni 2008-Fundashon pa Planifikashon di Idioma, selebrando su di dos lustro a opsekiá miembronan di prensa un pakete pa yuda skibi papiamentu korekto.
Djabièrnè durante un konferensia di prensa na instituto di FPI representantenan di medionan di komunikashon a risibí un pakete di material pa sostené periodista, lokutor, redaktor i otro profeshonalnan den nan trabou di skibi na papiamentu. E pakete ta konsistí di dos buki i un cd.
E promé buki ta indiká kiko ta bon uzo i kiko ta uzo inkorekto di papiamentu i e ta duna splikashon tambe. Bo ta lesa dikon bo tin ku desaprobá palabra manera fanatikadanan i klientelanan. Pakiko ta skohe pa inisial i no pa inishal? E buki ku tin e título Algun fenómeno den desaroyo di papiamentu ta di e papiamentista Enrique Muller.
Di Thelma Anthonia tin e buki Banko di palabra den e pakete. Durante añanan di trabou komo traduktor na FPI sra. Anthonia a kolekshoná un gran kantidat di palabra i ekspreshon. E kolekshon akí tabata disponibel den un forma digital pa prensa, pa otro profeshonalnan i pa algun skol. Awor a publiká e banko den forma di dikshonario. Den e dikshonario akí bo ta haña palabranan komun i otronan mas inkomun manera restitushon pa teruggave, taksabel pa belastbaar i solushonnan manera karga di buèlta òf sifra indikativo. Bo ta topa vários palabra aden ku bo no ta haña den un dikshonario regular. E banko tin mas òf ménos 15.500 entrada.
E di tres komponente den e pakete ta e famoso kontroladó di ortografia papiamentu Spèlchèk. E kontrografia akí, manera ta yam’é ta traha ku Microsoft Windows pa Vista i ku Office 2007. E vershon anterior ta pa Windows XP i ta bai te Office 2003. E Spèlchèk ta kontené 36.000 palabra i lo yuda e miembronan di prensa, i otronan ku ta skibi, basta leu den e trabou di kontrolá pa asina limpia nan teksto na papiamentu. Tin tres partner den e proyekto di Spèlchèk, esta Traducciones Joubert, De Computerclub i Fundashon pa Planifikashon di Idioma. Na 2001 Prensa Uní a otorgá premio di ekselensia na Spèlchèk.
FPI ta konfia ku e pakete lo duna un aporte na trabou di tur dia di profeshonalnan manera miembronan di prensa i di e forma akí sostené avanse di papiamentu mas i mas. Tur e tres produktonan ta optenibel na libreria i na ofisina di Fundashon pa Planifikashon di Idioma. E preisnan sin ob. ta respektivamente: fl. 39,50, 75,- i
75,- pa e Spèlchèk.
Dr. Ronnie Severing
Direktor di
Fundashon pa Planifikashon di Idioma
Thelma Anthonia
Enrique Muller
Sidney Joubert i Winsel Peney
Dr. Ronnie Severing
Djabièrnè durante un konferensia di prensa na instituto di FPI representantenan di medionan di komunikashon a risibí un pakete di material pa sostené periodista, lokutor, redaktor i otro profeshonalnan den nan trabou di skibi na papiamentu. E pakete ta konsistí di dos buki i un cd.
E promé buki ta indiká kiko ta bon uzo i kiko ta uzo inkorekto di papiamentu i e ta duna splikashon tambe. Bo ta lesa dikon bo tin ku desaprobá palabra manera fanatikadanan i klientelanan. Pakiko ta skohe pa inisial i no pa inishal? E buki ku tin e título Algun fenómeno den desaroyo di papiamentu ta di e papiamentista Enrique Muller.
Di Thelma Anthonia tin e buki Banko di palabra den e pakete. Durante añanan di trabou komo traduktor na FPI sra. Anthonia a kolekshoná un gran kantidat di palabra i ekspreshon. E kolekshon akí tabata disponibel den un forma digital pa prensa, pa otro profeshonalnan i pa algun skol. Awor a publiká e banko den forma di dikshonario. Den e dikshonario akí bo ta haña palabranan komun i otronan mas inkomun manera restitushon pa teruggave, taksabel pa belastbaar i solushonnan manera karga di buèlta òf sifra indikativo. Bo ta topa vários palabra aden ku bo no ta haña den un dikshonario regular. E banko tin mas òf ménos 15.500 entrada.
E di tres komponente den e pakete ta e famoso kontroladó di ortografia papiamentu Spèlchèk. E kontrografia akí, manera ta yam’é ta traha ku Microsoft Windows pa Vista i ku Office 2007. E vershon anterior ta pa Windows XP i ta bai te Office 2003. E Spèlchèk ta kontené 36.000 palabra i lo yuda e miembronan di prensa, i otronan ku ta skibi, basta leu den e trabou di kontrolá pa asina limpia nan teksto na papiamentu. Tin tres partner den e proyekto di Spèlchèk, esta Traducciones Joubert, De Computerclub i Fundashon pa Planifikashon di Idioma. Na 2001 Prensa Uní a otorgá premio di ekselensia na Spèlchèk.
FPI ta konfia ku e pakete lo duna un aporte na trabou di tur dia di profeshonalnan manera miembronan di prensa i di e forma akí sostené avanse di papiamentu mas i mas. Tur e tres produktonan ta optenibel na libreria i na ofisina di Fundashon pa Planifikashon di Idioma. E preisnan sin ob. ta respektivamente: fl. 39,50, 75,- i
75,- pa e Spèlchèk.
Dr. Ronnie Severing
Direktor di
Fundashon pa Planifikashon di Idioma
Thelma Anthonia
Enrique Muller
Sidney Joubert i Winsel Peney
Dr. Ronnie Severing
Monday, June 2, 2008
Konosé bo Isla 2008-06: Een lied
Land, mijn land gij zijt mij dierbaar,
Land vol schoonheid overal,
Land, ‘k wil u mijn hart verpanden,
En u trouw zijn bovenal
Dit is het refrein van een bekend lied dat vroeger gezongen werd.
Vraag: Bij welke gelegenheid werd dit lied vaak gezongen?
Sluitingsdatum: zondag 6 juli 2008
Prijs: een cadeaubon van The Movies .
Sponsor: Datelnet n.v.
(Het inzenden van het antwoord op de prijsvraag gebeurt via e-mail:
revers@cura.net
of door een reply op de door U ontvangen mail van Learnforfun. De winnaar wordt door loting bepaald uit de goede inzendingen.)
Land vol schoonheid overal,
Land, ‘k wil u mijn hart verpanden,
En u trouw zijn bovenal
Dit is het refrein van een bekend lied dat vroeger gezongen werd.
Vraag: Bij welke gelegenheid werd dit lied vaak gezongen?
Sluitingsdatum: zondag 6 juli 2008
Prijs: een cadeaubon van The Movies .
Sponsor: Datelnet n.v.
(Het inzenden van het antwoord op de prijsvraag gebeurt via e-mail:
revers@cura.net
of door een reply op de door U ontvangen mail van Learnforfun. De winnaar wordt door loting bepaald uit de goede inzendingen.)
Konosé bo Isla 2008-05: antwoord
Antwoord: Het beeld van Julian Coco staat op het pleintje van Colon Shopping Center naast de gasolinepomp met het gezicht naar de Roodeweg.
Er zijn 10 inzendingen, waarvan 7 goed:
Papi La Reine
Angelique Da Costa Gomez
Hubert Pop
Nelson Navarro
Joan Augusta
Nuelette Adams
Lianne Leonora
Augusta
Yolanda Chakoetoe
Carol Dick
Iedereen bedankt voor het meedoen.
De winnares is Nuelette Adams
Er zijn 10 inzendingen, waarvan 7 goed:
Papi La Reine
Angelique Da Costa Gomez
Hubert Pop
Nelson Navarro
Joan Augusta
Nuelette Adams
Lianne Leonora
Augusta
Yolanda Chakoetoe
Carol Dick
Iedereen bedankt voor het meedoen.
De winnares is Nuelette Adams
Friday, May 23, 2008
Ga je mee naar het POK?
Ga je mee naar het POK?
straf me als ik jok
maar wij zijn niet bang van die man
steun hebben wij van onze Miss An
stommerik! geen An maar Ank
mij best, zij steunt ons, bij deze onze dank
en Pedrito, die geeft hem van katoen
van wol mag ook, hij gaat het wel doen
Senator De Graaf wilt de man boycotten
als hij het woord zegt dan kan hij oprotten
als je Brink bedoelt, dan kunnen wij dat niet maken
zegt van Beek met nog stijve kaken
Pedrito houdt hem in de smiezen
hebben wij afgesproken achter de coulissen
Pedrito, de Antillen staan achter jou
ook de rovers staan klaar met een touw
hang him high! schreeuwen zij in koor
intussen draait op BVN de wereld lekker door
Leerdam wordt wakker en trekt meteen van leer
dames en heren, ga niet zo paniekerig tekeer!
Ga je mee naar het POK?
het blijft toch maar een gok.
K.
straf me als ik jok
maar wij zijn niet bang van die man
steun hebben wij van onze Miss An
stommerik! geen An maar Ank
mij best, zij steunt ons, bij deze onze dank
en Pedrito, die geeft hem van katoen
van wol mag ook, hij gaat het wel doen
Senator De Graaf wilt de man boycotten
als hij het woord zegt dan kan hij oprotten
als je Brink bedoelt, dan kunnen wij dat niet maken
zegt van Beek met nog stijve kaken
Pedrito houdt hem in de smiezen
hebben wij afgesproken achter de coulissen
Pedrito, de Antillen staan achter jou
ook de rovers staan klaar met een touw
hang him high! schreeuwen zij in koor
intussen draait op BVN de wereld lekker door
Leerdam wordt wakker en trekt meteen van leer
dames en heren, ga niet zo paniekerig tekeer!
Ga je mee naar het POK?
het blijft toch maar een gok.
K.
Thursday, May 15, 2008
Monday, May 12, 2008
Kiekerjan (Hans Teeuwen)
De vos loopt door het bos. Maar, is deze vos relaxed? Is deze vos at ease? Nee, deze vos is niet relaxed en niet at ease, want hij wordt achterna gezeten door een meute bloeddorstige honden en jagers. Het trompetgeschal nadert en hij is de uitputting nabij. Als hij even tegen een boom leunt om tot rust te komen, hoort hij boven zich een gelach: Hahahahaha. En als hij opkijkt, ziet-ie daar, zittend op een tak, met een pilsje in zijn hand... de raaf. "Hé voske, hoe is 't nou? Hahahahaa, hahaha." En de vos zegt: "Raaf, raaf alsjeblieft, help me, alsjeblieft raaf, je mag me niet aan mijn lot overlaten. Als je me nu niet helpt, dan zullen ze me verscheuren in kleine stukjes. Alsjeblieft raaf, ik smeek je, vertel me waar het water is waar ik mijn sporen uit kan wissen, vertel me alsjeblieft waar een hol is waarin ik me kan verstoppen, ik-ik weet raaf, wij zijn nooit vrienden van elkaar geweest, altijd hebben we elkaar het leven zuur gemaakt, maar voor deze ene keer raaf, ik smeek je, ik smeek je op mijn knieën, alsjeblieft raaf, help me..." "Ja, dikke lul!" zei de raaf. En de raaf vloog weg. En de raaf vloog helemaal naar de rand van het bos.
Aan de rand van het bos stond een grote boerderij, omgeven door velden. En midden op één van die velden prijkte fier: een vogelverschrikker. En dat was niet zomaar een vogelverschrikker, dat was één van de populairste vogelverschrikkers uit de regio. Zijn naam was: Kieker-Jan. En in heldendichten werden zijn heldendaden bezongen:
Kieker-Jan, Kieker-Jan 't is een held,
Kieker-Jan, Kieker-Jan jaagt de vogels van het veld.
Kieker-Jan laat zich niet kisten,
Kieker-Jan is sterk,
Weer of niet, dag of nacht, altijd aan het werk,
Kieker-Jan, Kieker-Jan! - Jahahaa!
Ja, en weet je, zelfs de vogels hadden respect voor Kieker-Jan en ze aten alleen maar de zaadjes buiten zijn gezichtsveld. Behalve de raaf. De raaf die ging altijd vlak voor Kieker-Jan staan en dan zei hij: "Hahahehe. Hé, hé, Kieker-Jan. Hahahehehe. Hé, Kieker-Jan, mietje. Hé hahahaha. Hahahaha, hé, Kieker-Jan, verrekte zak hooi, hé, hahaha. Hé let op hè, Kieker-Jan, zaadje, van het veld, jaahahaha, jahaha, zaadje van 't veld, hoppekee, hop, hmm, ja, ja... en nou?" En die arme Kieker-Jan die hing daar maar. Ja, wat moest-ie doen, wat moest Kieker-Jan doen? Het was maar een vogelverschrikker - maar... hij vertrok geen spier.
En ook vandaag hè, het was weer raak, en de raaf die ging weer tekeer: "Hé, hé, Kieker-Jan! Lalalalalahahaha." Maar plotseling, plotseling zag Kieker-Jan in de verte een gestalte naderen. En hij knipperde met zijn ogen en toen zag-ie wie het was. Het was... de vos. De vos was toch aan zijn belagers weten te ontsnappen, was naar de rand van het bos gelopen, had de raaf gehoord en sloop nu behoedzaam richting de raaf en hij dacht: "Oh, man! I'm gonna fuck that motherfucker..."
Hij was tot op één meter genaderd, toen-ie met een sprong boven op de raaf dook, en toen gebeurde er iets ongelooflijks: Kieker-Jan de vogelverschrikker, die nog nooit bewogen had, voelde plotseling in zijn armen en benen een kracht die hij nog nooit gevoeld had, en hij stapt van zijn stok, loopt op de vos en de raaf af en de vos die schrok zo dat-ie de raaf helemaal vergat en de raaf die wilde wegvliegen, maar met een kat-achtige reflex greep Kieker-Jan de raaf uit de lucht, pleurt hem op de grond, samen met de vos beukte hij hem in elkaar en ze spijkerden hem vast aan de stok van Kieker-Jan - Fuck you!
Ja, en Kieker-Jan die wilde meteen een steen pakken en hem doodgooien, maar de vos zei: "Relax. Is niet nodig Kieker-Jan. Geen kwaad met kwaad vergelden Kieker-Jan, dat hoef-nie. Jij hebt je kracht gevonden en hij heeft zijn lesje gehad. De rest is onbelangrijk, we laten hem vrij." En de raaf werd vrijgelaten. "Goh, vos," zei Kieker-Jan. "Vos, ik-ik heb zoveel van jou geleerd. Laten we samen de wijde wereld intrekken en maffe dingen gaan doen, kom op, dan gaan we!"
"Rustig, rustig, rustig," zei de vos, "ik heb een vrouw en kinderen, ik kan niet zomaar weg! Maar weet je wat we doen, ik kom gewoon één keer in de week hierlangs, en dan praten we allebei over wat we meegemaakt hebben en dan worden we hartstikke goede vrienden."
"Jottum!" zei Kieker-Jan, en de vos ging op zijn achterpoten staan om Kieker-Jan te omhelzen... toen er plotseling een schot klonk. PANG! En de vos werd in zijn rug getroffen en viel dood in de armen van Kieker-Jan.
Ja, wat was er nou gebeurd? De raaf, toen die vrijgelaten was, die was met een bocht naar de boerderij gevlogen, was daar in het raam gaan zitten en had tegen de boer gezegd: "Hé eh boer, d'r zit een vos op 't veld. Ja. Jahaa, en die valt Kieker-Jan lastig. Dus eh, jahaa, ik zou maar eens gaan kijken als ik jou was." En de boer, die aarzelde niet, die pakte zijn geweer, zag de vos op zijn achterpoten staan en schoot meteen, maar toen hij aankwam, en Kieker-Jan huilend met zijn vriend op de grond zag liggen, begreep hij dat hij een afschuwelijke vergissing begaan had, en hij dacht: "Oh, mijn God, hoe moet ik dit goedmaken, hoe moet ik dit OOIT goedmaken?" En plots wist hij het, en hij zei: "Kieker-Jan, we ruilen. We ruilen Kieker-Jan, voortaan zal ik hier hangen en de vogels van het veld jagen en jij... neem mijn boerderij, neem mijn akkers, neem mijn vrouw, neem alles wat ik heb, het is allemaal voor jou." En hij had de woorden nog niet uitgesproken of daar hing ie al.
En nu, nog steeds, elke nacht, als de geluiden van rauwe seks uit de boerderij over de akkers waaien, hangt de boer aan zijn stok en ziet hij de tijd aan zich voorbij gaan. En de raaf, leeft nog steeds... Haha.
Aan de rand van het bos stond een grote boerderij, omgeven door velden. En midden op één van die velden prijkte fier: een vogelverschrikker. En dat was niet zomaar een vogelverschrikker, dat was één van de populairste vogelverschrikkers uit de regio. Zijn naam was: Kieker-Jan. En in heldendichten werden zijn heldendaden bezongen:
Kieker-Jan, Kieker-Jan 't is een held,
Kieker-Jan, Kieker-Jan jaagt de vogels van het veld.
Kieker-Jan laat zich niet kisten,
Kieker-Jan is sterk,
Weer of niet, dag of nacht, altijd aan het werk,
Kieker-Jan, Kieker-Jan! - Jahahaa!
Ja, en weet je, zelfs de vogels hadden respect voor Kieker-Jan en ze aten alleen maar de zaadjes buiten zijn gezichtsveld. Behalve de raaf. De raaf die ging altijd vlak voor Kieker-Jan staan en dan zei hij: "Hahahehe. Hé, hé, Kieker-Jan. Hahahehehe. Hé, Kieker-Jan, mietje. Hé hahahaha. Hahahaha, hé, Kieker-Jan, verrekte zak hooi, hé, hahaha. Hé let op hè, Kieker-Jan, zaadje, van het veld, jaahahaha, jahaha, zaadje van 't veld, hoppekee, hop, hmm, ja, ja... en nou?" En die arme Kieker-Jan die hing daar maar. Ja, wat moest-ie doen, wat moest Kieker-Jan doen? Het was maar een vogelverschrikker - maar... hij vertrok geen spier.
En ook vandaag hè, het was weer raak, en de raaf die ging weer tekeer: "Hé, hé, Kieker-Jan! Lalalalalahahaha." Maar plotseling, plotseling zag Kieker-Jan in de verte een gestalte naderen. En hij knipperde met zijn ogen en toen zag-ie wie het was. Het was... de vos. De vos was toch aan zijn belagers weten te ontsnappen, was naar de rand van het bos gelopen, had de raaf gehoord en sloop nu behoedzaam richting de raaf en hij dacht: "Oh, man! I'm gonna fuck that motherfucker..."
Hij was tot op één meter genaderd, toen-ie met een sprong boven op de raaf dook, en toen gebeurde er iets ongelooflijks: Kieker-Jan de vogelverschrikker, die nog nooit bewogen had, voelde plotseling in zijn armen en benen een kracht die hij nog nooit gevoeld had, en hij stapt van zijn stok, loopt op de vos en de raaf af en de vos die schrok zo dat-ie de raaf helemaal vergat en de raaf die wilde wegvliegen, maar met een kat-achtige reflex greep Kieker-Jan de raaf uit de lucht, pleurt hem op de grond, samen met de vos beukte hij hem in elkaar en ze spijkerden hem vast aan de stok van Kieker-Jan - Fuck you!
Ja, en Kieker-Jan die wilde meteen een steen pakken en hem doodgooien, maar de vos zei: "Relax. Is niet nodig Kieker-Jan. Geen kwaad met kwaad vergelden Kieker-Jan, dat hoef-nie. Jij hebt je kracht gevonden en hij heeft zijn lesje gehad. De rest is onbelangrijk, we laten hem vrij." En de raaf werd vrijgelaten. "Goh, vos," zei Kieker-Jan. "Vos, ik-ik heb zoveel van jou geleerd. Laten we samen de wijde wereld intrekken en maffe dingen gaan doen, kom op, dan gaan we!"
"Rustig, rustig, rustig," zei de vos, "ik heb een vrouw en kinderen, ik kan niet zomaar weg! Maar weet je wat we doen, ik kom gewoon één keer in de week hierlangs, en dan praten we allebei over wat we meegemaakt hebben en dan worden we hartstikke goede vrienden."
"Jottum!" zei Kieker-Jan, en de vos ging op zijn achterpoten staan om Kieker-Jan te omhelzen... toen er plotseling een schot klonk. PANG! En de vos werd in zijn rug getroffen en viel dood in de armen van Kieker-Jan.
Ja, wat was er nou gebeurd? De raaf, toen die vrijgelaten was, die was met een bocht naar de boerderij gevlogen, was daar in het raam gaan zitten en had tegen de boer gezegd: "Hé eh boer, d'r zit een vos op 't veld. Ja. Jahaa, en die valt Kieker-Jan lastig. Dus eh, jahaa, ik zou maar eens gaan kijken als ik jou was." En de boer, die aarzelde niet, die pakte zijn geweer, zag de vos op zijn achterpoten staan en schoot meteen, maar toen hij aankwam, en Kieker-Jan huilend met zijn vriend op de grond zag liggen, begreep hij dat hij een afschuwelijke vergissing begaan had, en hij dacht: "Oh, mijn God, hoe moet ik dit goedmaken, hoe moet ik dit OOIT goedmaken?" En plots wist hij het, en hij zei: "Kieker-Jan, we ruilen. We ruilen Kieker-Jan, voortaan zal ik hier hangen en de vogels van het veld jagen en jij... neem mijn boerderij, neem mijn akkers, neem mijn vrouw, neem alles wat ik heb, het is allemaal voor jou." En hij had de woorden nog niet uitgesproken of daar hing ie al.
En nu, nog steeds, elke nacht, als de geluiden van rauwe seks uit de boerderij over de akkers waaien, hangt de boer aan zijn stok en ziet hij de tijd aan zich voorbij gaan. En de raaf, leeft nog steeds... Haha.
Wednesday, May 7, 2008
Libris Prijs voor D. Hooijer (NRC Handelsblad, 6 mei 2008)
Schrijfster D. Hooijer. (Foto Freddy Rikken)
Amsterdam, 6 mei. De verhalenbundel Sleur is een roofdier van D. Hooijer is bekroond met de Libris Literatuur Prijs van 2008 (50.000 euro). De voorzitter van de jury, Tom de Swaan, maakte de winnares dinsdagavond in Amsterdam bekend.
Het is voor het eerst dat de auteur van een verhalenbundel de prijs opstrijkt. Hooijer is de eerste vrouw die de prijs krijgt sinds Frida Vogels in 1994. ,,In haar verhalen heeft zij een delicaat evenwicht weten te vinden tussen vertelling en vertelwijze, tussen inhoud en vorm. Hooijer slaagt erin te verrassen, te ontroeren en te doen lachen'', aldus de jury.
De personages uit de bundel komen uit zeer diverse kringen, zoals de gezondheidszorg en de toneelwereld, maar ook de wereld van het circus, het bordeel, uit die van asielzoekers en van criminelen. Ze gedragen zich nogal buitenissig. ,,Het zijn personages die doorgaans alleenstaand zijn, zelden of nooit gelukkig, dromend en vol verlangen. Hooijer presenteert ze in al hun kwetsbaarheid en schetst ze vol empathie'', constateerde de jury.
,,Opmerkelijk is dat Hooijer informatie over iedere figuur bij stukjes en beetjes afgeeft. Zo laat zij de lezer vaak lang in onzekerheid over de vraag of deze met een man of vrouw van doen heeft en hoe de persoon in kwestie heet'', aldus de jury. Voor de lezer ontstaan langzaam maar zeker de contouren van figuren, die nergens volledig zijn ingevuld en meestal tot aan het eind toe raadselachtig blijven. ,,Zo ontstaat er alle vrijheid voor elke verbeelding, terwijl de auteur duidelijk niet wenst te doen aan karakteropbouw in de traditionele zin van het woord.''
Hooijer heeft helemaal geen boodschap aan conventies. ,,Ook niet waar het de interpunctie betreft. Zij lijkt vooral weinig op te hebben met de conventie van eenheid. Of het nu de aard van de personages betreft, de eenheid van een verhaal of het genre, Hooijer schept er zichtbaar genoegen in ze tongue in cheek te herstichten'', zegt het gezelschap.
Voor haar beschrijvingen gebruikt Hooijer veelal korte zinnen die net niet soepel in elkaar overlopen. De zinnen lijken op zichzelf te staan en vertonen toch samenhang, stelde de jury vast. ,,Hooijer is erin geslaagd een geheel eigen stijl te ontwikkelen, die prikkelt, verbaast en niet zelden op de lachspieren werkt. Haar humor zit niet alleen in de beschreven scènes, al mogen die er zijn. Het is vooral de verwoording van allerlei observaties en mededelingen die een humoristisch effect sorteren.'' Hooijer heeft volgens de jury alle registers van het vertellen opengetrokken.
De andere genomineerden:
• Jeroen Brouwers met Datumloze dagen
• Marjolijn Februari voor De literaire kring
• Louise O. Fresco voor De utopisten
• Marc Legendre met Verder
• Koen Peeters voor Grote Europese Roman
Subscribe to:
Posts (Atom)