een schooljuffrouw, ene Clothilde
wist heel goed wat ze wilde
zo sprak zij, niet van trots ontbloot
wat vind je van mijn nieuwe boot
waarop de kinderen reageerden
wij hadden liever dat je ons taal en rekenen leerde.
030611 Frans Kapteijns.
Thursday, June 9, 2011
Sunday, June 5, 2011
Konosé bo Isla 2011-05: Gebouw
Vraag: Welk gebouw is dit?
Sluitingsdatum: zondag 7 augustus 2011 (i.v.m. de vakantie)
Prijs: een cadeaubon van Mensing.
Sponsor: ESCRIBA N.V.
(Het inzenden van het antwoord op de prijsvraag gebeurt via e-mail:
revers@cura.net
of door een reply op de door u ontvangen mail. De winnaar wordt door loting bepaald uit de goede inzendingen.)
Konosé bo Isla 2011-04: antwoord
Antwoord: Talmu
Er zijn 20 inzendingen, waarvan 19 goed:
Angélique Da Costa Gomez
Max Martina
Joyce Mahabali
Verna Lopez
Reginald Romer
Andrés F. Casimiri
Yolanda Chakoetoe
Madelyn Francisco
Arelis Hurtado
Ethel Mercera
America Augusta
L.J.Chr. Dee
Winsel Peney
Regina v/d Biest
Siagnee Mariano
Eduardo Vlieg
Cheryl Coffi
Frans Kapteijns
Jaap Blenk
Edith Wal
De winnares is Angélique Da Costa Gomez
Iedereen bedankt voor het meedoen.
Er zijn 20 inzendingen, waarvan 19 goed:
Angélique Da Costa Gomez
Max Martina
Joyce Mahabali
Verna Lopez
Reginald Romer
Andrés F. Casimiri
Yolanda Chakoetoe
Madelyn Francisco
Arelis Hurtado
Ethel Mercera
America Augusta
L.J.Chr. Dee
Winsel Peney
Regina v/d Biest
Siagnee Mariano
Eduardo Vlieg
Cheryl Coffi
Frans Kapteijns
Jaap Blenk
Edith Wal
De winnares is Angélique Da Costa Gomez
Iedereen bedankt voor het meedoen.
Naar de knoppen
Vandaag is hij in het wit gekleed, helemaal in het wit, dat wil zeggen: een korte witte broek en een wit shirt met lange mouwen. Je zou denken een lange witte broek en een wit shirt met korte mouwen, net als ieder ander, maar dat is niet wat Shon Ki aan heeft. De drie zwarte strepen van de witte Adidas schoenen passen bij de zwarte rand van de witte hoed. Alleen zijn zonnebril is niet wit, die is donkergroen zodat hij altijd een groene kijk heeft op de wereld. Groen zoals de tamarindeboom altijd groen is, ook in dorre tijden. En net als de tamarindeboom trotseert hij de hete tropenzon.
Hij is op het Waaigat uitgestapt. Vanochtend heeft hij een lift gekregen, normaal neemt hij de bus. Toen hij van huis ging, zei hij dat hij een ommetje ging maken. Dat zegt hij iedere ochtend wanneer hij de deur uitgaat, tegen niemand in het bijzonder. Kom je vroeg of laat, vraagt zijn vrouw iedere ochtend. Shon Ki gromt dan wat. Dan weet zijn vrouw dat hij vroeg komt, dat wil zeggen, vóór het middageten. Anders antwoordt hij niet en komt laat in de middag thuis met een stuk in zijn kraag.
Op de Wilhelminabrug glinsteren zijn twee gouden tanden in het zonlicht wanneer hij tegen de Haïtiaanse lacht en haar ronde gespierde billen nakijkt. ‘Mon amour,’ fluistert hij, want hij heeft op de mulo gezeten bij frater Pushi Machu waar hij Frans heeft gehad, alsook Engels en Spaans. ‘Fresku,’ antwoordt de Haïtiaanse en lacht haar mooie witte tanden bloot.
Hij haast zich Kuchara Alegre binnen, het restaurant van Shon Benchi dat sinds mensenheugenis op de Dèmpel staat, want hij kan zijn plas niet houden. Hij heeft geen tijd om te groeten en rent, voor zover je zijn dribbelen rennen kunt noemen, naar het toilet waar hij net op tijd de gele, niet meer zo krachtige, straal over de rand mikt. Zijn witte broek is gespaard gebleven. Hij denkt met weemoed terug aan de tijd dat hij op twee passen afstand in de pot kon richten.
Weer buiten kijkt hij naar links en hij kijkt naar rechts om te beslissen welke kant hij opgaat. Omdat hij toch nergens heengaat, zou het niets moeten uitmaken. Maar op de een of andere manier maakt het toch uit, in een van de twee richtingen ligt zijn geluk. Gisteren is hij naar rechts gegaan en heeft hij bij de vrouw verderop een lot van een gulden gekocht en gewonnen. Twintig gulden. Het geluk zit niet altijd in hetzelfde hoekje, dus gaat hij vandaag naar links.
Thuis weten zij niets van de twintig gulden. Ik ga mijn vrouw verrassen, denkt hij wanneer hij langs de barkjes loopt. Ik breng een zak lekkere rijpe mango’s voor haar mee. Hoewel, zij moet er niet teveel van eten. Haar bloed wordt warm van teveel mango’s eten en dan krijgt zij overal jeuk. Vooral tussen haar dijen. Het is geen gezicht haar zo tussen haar dijen te zien schuren. En dan met een harde haarborstel. Nee, het is geen goed idee om mango’s te kopen.
In de Heerenstraat wordt hij aangesproken door een schoolmeisje van een jaar of achttien. Een slank meisje met grote borsten. Of meneer vijf gulden voor haar heeft. Voor de bus. Zij moet helemaal naar Montaña. Zij glimlacht afwachtend.
Shon Ki aarzelt. Vijf gulden voor de bus, mompelt hij. Vijf gulden betaalde je vroeger in Campo Alegre. Vijf gulden betaalde Solema elke dag aan Manchi. Hij kijkt naar haar grote borsten. Zij glimlacht uitdagend.
‘Ik heb geen haast,’ zegt zij en neemt Shon Ki bij de arm, ‘wij kunnen ook eerst een pastechi gaan eten ergens. Waar gaan wij?’
‘Naar de knoppen ..., ik bedoel nergens,’antwoordt Shon Ki en trekt zijn arm terug.
Hij is op het Waaigat uitgestapt. Vanochtend heeft hij een lift gekregen, normaal neemt hij de bus. Toen hij van huis ging, zei hij dat hij een ommetje ging maken. Dat zegt hij iedere ochtend wanneer hij de deur uitgaat, tegen niemand in het bijzonder. Kom je vroeg of laat, vraagt zijn vrouw iedere ochtend. Shon Ki gromt dan wat. Dan weet zijn vrouw dat hij vroeg komt, dat wil zeggen, vóór het middageten. Anders antwoordt hij niet en komt laat in de middag thuis met een stuk in zijn kraag.
Op de Wilhelminabrug glinsteren zijn twee gouden tanden in het zonlicht wanneer hij tegen de Haïtiaanse lacht en haar ronde gespierde billen nakijkt. ‘Mon amour,’ fluistert hij, want hij heeft op de mulo gezeten bij frater Pushi Machu waar hij Frans heeft gehad, alsook Engels en Spaans. ‘Fresku,’ antwoordt de Haïtiaanse en lacht haar mooie witte tanden bloot.
Hij haast zich Kuchara Alegre binnen, het restaurant van Shon Benchi dat sinds mensenheugenis op de Dèmpel staat, want hij kan zijn plas niet houden. Hij heeft geen tijd om te groeten en rent, voor zover je zijn dribbelen rennen kunt noemen, naar het toilet waar hij net op tijd de gele, niet meer zo krachtige, straal over de rand mikt. Zijn witte broek is gespaard gebleven. Hij denkt met weemoed terug aan de tijd dat hij op twee passen afstand in de pot kon richten.
Weer buiten kijkt hij naar links en hij kijkt naar rechts om te beslissen welke kant hij opgaat. Omdat hij toch nergens heengaat, zou het niets moeten uitmaken. Maar op de een of andere manier maakt het toch uit, in een van de twee richtingen ligt zijn geluk. Gisteren is hij naar rechts gegaan en heeft hij bij de vrouw verderop een lot van een gulden gekocht en gewonnen. Twintig gulden. Het geluk zit niet altijd in hetzelfde hoekje, dus gaat hij vandaag naar links.
Thuis weten zij niets van de twintig gulden. Ik ga mijn vrouw verrassen, denkt hij wanneer hij langs de barkjes loopt. Ik breng een zak lekkere rijpe mango’s voor haar mee. Hoewel, zij moet er niet teveel van eten. Haar bloed wordt warm van teveel mango’s eten en dan krijgt zij overal jeuk. Vooral tussen haar dijen. Het is geen gezicht haar zo tussen haar dijen te zien schuren. En dan met een harde haarborstel. Nee, het is geen goed idee om mango’s te kopen.
In de Heerenstraat wordt hij aangesproken door een schoolmeisje van een jaar of achttien. Een slank meisje met grote borsten. Of meneer vijf gulden voor haar heeft. Voor de bus. Zij moet helemaal naar Montaña. Zij glimlacht afwachtend.
Shon Ki aarzelt. Vijf gulden voor de bus, mompelt hij. Vijf gulden betaalde je vroeger in Campo Alegre. Vijf gulden betaalde Solema elke dag aan Manchi. Hij kijkt naar haar grote borsten. Zij glimlacht uitdagend.
‘Ik heb geen haast,’ zegt zij en neemt Shon Ki bij de arm, ‘wij kunnen ook eerst een pastechi gaan eten ergens. Waar gaan wij?’
‘Naar de knoppen ..., ik bedoel nergens,’antwoordt Shon Ki en trekt zijn arm terug.
De jury
Juffrouw Kip loopt parmantig het klaslokaal binnen. Vandaag is zij extra vroeg, want het is een bijzondere dag. Vandaag gaat zij op excursie met de kuikentjes. De klas gaat het maisveld bezoeken. Daar zullen zij uitleg krijgen van de boer hoe hij de lekkere mais verbouwt. Gisteravond heeft zij de picknickmandjes klaargezet met heerlijke maïskoekjes voor de leerlingen. De picknickmandjes? Lieve hemel! Nu ziet zij het pas. Alle mandjes zijn weg. Help!
Juffrouw Kip begint hysterisch te kakelen. ‘Een dief. Help! Een dief. Alle mandjes zijn weg.’ Op haar korte pootjes rent zij naar de rector van de school. ‘Meneer de Haan, help. Een dief heeft alle mandjes meegenomen. Wat moet ik nu doen?’
‘Rustig, rustig,’ zegt meneer de Haan, terwijl hij zijn pijp uitklopt in de asbak. ‘Wat is er aan de hand? Een dief? Mandjes?’
‘Ja,’ antwoordt juffrouw Kip, ‘een dief heeft ...’. Maar zij maakt haar zin niet af. Buiten op de speelplaats maken de kuikentjes een hels kabaal. Een gepiep vanjewelste. Juffrouw Kip en meneer de Haan rennen naar buiten.
‘Alle gebraden kiekens aan het spit,’ kraait meneer de Haan. Juffrouw Kip gruwt. De dief heeft zijn behoefte midden op het schoolplein gedaan.
‘Alle kuikens naar de klas,’ tokt juffrouw Kip streng, ‘vooruit, opschieten.’
Meneer de Haan kijkt beduusd. ‘Spinnenpoep,’ zegt hij met een ernstig gezicht. Van drollen weet hij alles af, hij heeft niet voor niets fecalica gestudeerd.
Spinnenpoep? Spinnenpoep? ‘Nanzi!’ schreeuwen juffrouw Kip en meneer de Haan in koor.
‘Dit kan niet,’ bromt meneer de Haan met ingehouden boosheid. Hij blijft kalm, wat er ook gebeurt. ‘Dit loopt de spuigaten uit. Nu is Nanzi echt te ver gegaan.’
‘Ja,’ antwoordt juffrouw Kip, ‘veel te ver, mijlen te ver. Alle mandjes jatten en ook nog dit. Bah. Wij moeten ons beklag doen bij de koning.’
‘Nanzi! Nanzi!’ roept Shi Maria. ‘Vandaag of morgen groei je vast aan die hangmat. Kom eruit. De koning laat je roepen, je moet onmiddellijk bij hem komen. Nanzi, schoft. Doe niet alsof je mij niet hoort.’ Shi Maria slaat met een stok tegen de hangmat. Een zak stro valt op de grond.
‘Nanzi is niet thuis en niemand weet waar hij is,’ zegt Kompa Sese tegen de koning.
‘Och, och, och, wat heb ik toch een koppijn,’ klaagt de koning, ‘waarom moet ik al die karweitjes opknappen? Die rotspin van een Nanzi. Kan hij zich niet een keertje fatsoenlijk gedragen? Och, och, och, wat moet ik doen om van deze koppijn af te komen? En u weet ook niet waar Nanzi zich schuilhoudt, meneer Sese?’
‘Nee, majesteit,’ antwoordt Kompa Sese.
‘Goed dan, u bent zijn beste vriend. Als u het niet weet, dan weet niemand het. Ik hou het proces zonder hem. Soldaat, roep alle dieren bijeen die een aanklacht hebben tegen Nanzi. De zitting begint nu meteen. Meneer Sese u kunt gaan.’ Hij weet drommels goed waar Nanzi uithangt, mompelt de koning.
‘Het proces gaat beginnen,’ zegt de koning plechtig en slaat met zijn voorzittershamer drie keer op tafel. ‘Wie wil er zitting nemen in de jury?’
‘Ik,’ brult de tijger, ‘hij heeft mij een lekker vet varkentje afhandig gemaakt.’ Mevrouw Pig knort afkeurend.
‘En ik,’ zegt het schildpad, ‘hij heeft van mijn oom soep gemaakt.’
‘Ik wil ook,’ kakelt juffrouw Kip.
‘Akkoord,’ spreekt de koning, ‘de eerste aanklacht tegen Nanzi is van de eierboer uit Barber.’
‘Onschuldig,’ klinkt de stem van Nanzi vanuit de verte. Iedereen kijkt verbaasd om.
‘Majesteit,’ spreekt Nanzi eerbiedig, ‘ik ben gekomen omdat ik een remedie heb tegen uw hoofdpijn. Allereerst eet u een sterke soep getrokken van schildpaddenkop, vervolgens kruipt u onder een warme deken gemaakt van tijgervacht en rust u uw hoofd op een zacht kussen gevuld met kippenveren.’
De koning kijkt hoopvol rond. De jury is verdwenen.
Juffrouw Kip begint hysterisch te kakelen. ‘Een dief. Help! Een dief. Alle mandjes zijn weg.’ Op haar korte pootjes rent zij naar de rector van de school. ‘Meneer de Haan, help. Een dief heeft alle mandjes meegenomen. Wat moet ik nu doen?’
‘Rustig, rustig,’ zegt meneer de Haan, terwijl hij zijn pijp uitklopt in de asbak. ‘Wat is er aan de hand? Een dief? Mandjes?’
‘Ja,’ antwoordt juffrouw Kip, ‘een dief heeft ...’. Maar zij maakt haar zin niet af. Buiten op de speelplaats maken de kuikentjes een hels kabaal. Een gepiep vanjewelste. Juffrouw Kip en meneer de Haan rennen naar buiten.
‘Alle gebraden kiekens aan het spit,’ kraait meneer de Haan. Juffrouw Kip gruwt. De dief heeft zijn behoefte midden op het schoolplein gedaan.
‘Alle kuikens naar de klas,’ tokt juffrouw Kip streng, ‘vooruit, opschieten.’
Meneer de Haan kijkt beduusd. ‘Spinnenpoep,’ zegt hij met een ernstig gezicht. Van drollen weet hij alles af, hij heeft niet voor niets fecalica gestudeerd.
Spinnenpoep? Spinnenpoep? ‘Nanzi!’ schreeuwen juffrouw Kip en meneer de Haan in koor.
‘Dit kan niet,’ bromt meneer de Haan met ingehouden boosheid. Hij blijft kalm, wat er ook gebeurt. ‘Dit loopt de spuigaten uit. Nu is Nanzi echt te ver gegaan.’
‘Ja,’ antwoordt juffrouw Kip, ‘veel te ver, mijlen te ver. Alle mandjes jatten en ook nog dit. Bah. Wij moeten ons beklag doen bij de koning.’
‘Nanzi! Nanzi!’ roept Shi Maria. ‘Vandaag of morgen groei je vast aan die hangmat. Kom eruit. De koning laat je roepen, je moet onmiddellijk bij hem komen. Nanzi, schoft. Doe niet alsof je mij niet hoort.’ Shi Maria slaat met een stok tegen de hangmat. Een zak stro valt op de grond.
‘Nanzi is niet thuis en niemand weet waar hij is,’ zegt Kompa Sese tegen de koning.
‘Och, och, och, wat heb ik toch een koppijn,’ klaagt de koning, ‘waarom moet ik al die karweitjes opknappen? Die rotspin van een Nanzi. Kan hij zich niet een keertje fatsoenlijk gedragen? Och, och, och, wat moet ik doen om van deze koppijn af te komen? En u weet ook niet waar Nanzi zich schuilhoudt, meneer Sese?’
‘Nee, majesteit,’ antwoordt Kompa Sese.
‘Goed dan, u bent zijn beste vriend. Als u het niet weet, dan weet niemand het. Ik hou het proces zonder hem. Soldaat, roep alle dieren bijeen die een aanklacht hebben tegen Nanzi. De zitting begint nu meteen. Meneer Sese u kunt gaan.’ Hij weet drommels goed waar Nanzi uithangt, mompelt de koning.
‘Het proces gaat beginnen,’ zegt de koning plechtig en slaat met zijn voorzittershamer drie keer op tafel. ‘Wie wil er zitting nemen in de jury?’
‘Ik,’ brult de tijger, ‘hij heeft mij een lekker vet varkentje afhandig gemaakt.’ Mevrouw Pig knort afkeurend.
‘En ik,’ zegt het schildpad, ‘hij heeft van mijn oom soep gemaakt.’
‘Ik wil ook,’ kakelt juffrouw Kip.
‘Akkoord,’ spreekt de koning, ‘de eerste aanklacht tegen Nanzi is van de eierboer uit Barber.’
‘Onschuldig,’ klinkt de stem van Nanzi vanuit de verte. Iedereen kijkt verbaasd om.
‘Majesteit,’ spreekt Nanzi eerbiedig, ‘ik ben gekomen omdat ik een remedie heb tegen uw hoofdpijn. Allereerst eet u een sterke soep getrokken van schildpaddenkop, vervolgens kruipt u onder een warme deken gemaakt van tijgervacht en rust u uw hoofd op een zacht kussen gevuld met kippenveren.’
De koning kijkt hoopvol rond. De jury is verdwenen.
Subscribe to:
Posts (Atom)