Ter gelegenheid van zijn veertigjarig dienstverband bij de Maatschappij gaf Boeis een groots feest. Nou, groots is niet het juiste woord, een deftig feest. Ja, dat was het, een deftig feest. Hij had nieuwe meubels gekocht bij de Arabier, nieuwe gordijnen laten naaien bij de Pool, de tuin laten schoonmaken door de Portugees en de appeldamboom laten omkappen door de Haïtiaan. Een appeldamboom is niet deftig, deftige mensen hebben geen appeldamboom in de tuin. Zijn Nederlandse baas die in Julianadorp woont, heeft palmbomen in de tuin en die baas was aanwezig op het feest. Daarom kon hij natuurlijk niet Jan en alleman uit de buurt uitnodigen.
Hij had het allemaal van te voren voorbereid en zijn vrouw duidelijk geïnstrueerd. De baas en zijn vrouw moesten in de huiskamer op de sofa zitten, zijn eigen vrouw op de stoel links van de sofa en hijzelf rechts van de sofa. Zijn vrouw moest haar mond houden en alleen maar knikken, haar Nederlands is niet zo best. Zijn dochter moest het gezelschap onderhouden, zij kan een aardig woordje Nederlands spreken. De andere gasten zaten buiten in de tuin aan houten tafeltjes.
Boeis is met zijn zestiende begonnen bij de Maatschappij in de administratie. De afdeling Administratie is een grote zaal met rijen bureaus, net als in een groot klaslokaal. De baas zit in een kantoor met glazen wanden en heeft een goed overzicht over de zaal. Op elk bureau staat een computer, maar die waren er natuurlijk niet toen Boeis begon. Hij begon aan een bureau helemaal achterin en is in de loop der jaren naar voren gepromoveerd. Nu zit hij helemaal vooraan.
Hij is een man van regels en discipline. In de veertig jaren dienstverband is hij nooit één dag te laat op het werk gekomen. De ochtend verloopt volgens een vast schema. Om vijf uur staat hij op en maakt de anderen wakker. Hij loopt naar de tuin en houdt zich bezig met de honden, terwijl zijn vrouw pap voor hem kookt. De pap moet niet te dik, maar ook niet te waterig zijn. Na het eten van de pap, gaat hij zich scheren. Eerst scheren en dan douchen, dat is een ijzeren regel. Hij ziet soms collega’s met scheerschuim achter de oren, voor Boeis is dat een crime. Om kwart over zes uur vertrekt hij van huis en rijdt langs de toko om twee pan franses met salami en een tros bacoves te kopen voor de lunch.
Om kwart over zeven is hij op kantoor. Hij gaat aan zijn bureau zitten en haalt de papieren uit zijn la. Hij doet ook de computer aan. Zijn paswoord heeft hij op een papiertje geschreven, dat hij in zijn portemonnee bewaart. Hij heeft zijn vrouw de opdracht gegeven om, mocht er iets met hem gebeuren, het papiertje aan zijn baas te geven. Zijn vrouw weet natuurlijk niet wat die letters en cijfers betekenen.
Precies om half acht gaat de stoomfluit van de Maatschappij en begint hij te werken. Je kon de klok gelijk zetten op het signaal van de stoomfluit. Hij kijkt rond of ook zijn collega’s aan het werk zijn. De baas zelf staart naar zijn computerscherm in zijn glazen kantoor en kijkt niet op. Boeis bestudeert de resultaten die de computer berekend heeft en rekent die na op zijn rekenmachine. Die jonge mensen die gestudeerd hebben, kunnen zeggen wat zij willen, maar hij vertrouwt de computer niet helemaal.
Dat hij een man van regels is, blijkt ook op het voetbalveld. Boeis is namelijk scheidsrechter in zijn vrije tijd. Hij fluit jeugdwedstrijden en geen enkele overtreding blijft hem ongemerkt, hij ziet alles. Hij krijgt het dan ook vaak aan de stok met de trainers van de teams.
Veertig jaar lang heeft hij met plezier gewerkt, maar al een week zit hem iets dwars. De Maatschappij heeft de stoomfluit afgeschaft, er is geen discipline meer. Daar moet hij iets aan doen, vanochtend nog. Om klokslag half acht klinkt er plotseling een scherp fluitsignaal in de zaal. Iedereen kijkt verschrikt op naar Boeis, die zijn scheidsrechterfluit in zijn zak stopt en voldaan gaat zitten.