De economie gaat slecht. De werkmieren klagen steen en been. De bouwsector ligt op zijn gat. Er worden geen nesten gebouwd. Waar er toch een nest gebouwd wordt, doet de familie dat zelf samen. Het grote trommelfeest komt eraan en daarna het grote verkleedfeest, dat moet een beetje soulaas bieden. Brood en spelen voor het volk. Wat brood? Want terwijl de Koning en zijn takenministers zich de hersens suf piekeren en de nieuwsschrijvende chuchubi’s met een grijns afwachten wie als eerste zijn nek breekt over de problemen, ja, onderwijl zit Nanzi op de stoep voor zijn voordeur met een knorrende maag voor zich uit te staren.
“En Nanzi?” vraagt Shi Maria, “Heb je al iets bedacht?”
Iets bedacht, denkt Nanzi bij zichzelf. Als ik iets bedacht had, dan zat ik niet hier met een lege maag voor mij uit te staren, dan lag ik heerlijk met een volle buik te snurken onder die tamarindeboom daar, wat denkt Shi Maria nou wel?
“Als ik iets bedacht ...,” hij blijft plotseling stil, hij heeft zich bijna versproken. “Nee, wat valt er nog te bedenken? Ik heb alles al geprobeerd. Ik heb ... “
“Hou je mond, Nanzi,” valt Shi Maria hem hysterisch in de rede. “Jij hebt niets geprobeerd. Je zit al de hele ochtend hier op de stoep voor je uit te staren. Er gaat niets van je uit. Ik moet hier voor het eten zorgen, ik moet koken, ik moet de was doen, ik moet het nest schoon houden. Als de kinderen poepen moet ik dat opruimen. De slavernij is honderdvijftig jaar geleden afgeschaft, maar niet in dit nest. Kijk maar naar Kompa Sese, hij is een voorbeeldige huisvader. Hij zorgt goed voor zijn gezin ... “
“Basta!” schreeuwt Nanzi boos. Als er iets is waar hij een gruwelijke hekel aan heeft, dan is dat wel door zijn vrouw met een andere man vergeleken te worden. “Ik zorg ook voor mijn gezin. Hoe kom je anders aan al die kinderen? Kompa Sese heeft maar één kind, je moet hem niet met mij vergelijken.”
“Ja, ja, van je hupsakee en hachikidee, en dat ook nog op een lege maag. Breek mij de bek niet open. Wie kinderen maakt, moet ze ook te eten geven. Kom op.” Shi Maria gaat naar de keuken en komt terug met een funchistok in haar hand. Nanzi springt overeind.
“Wacht, wacht, ik ga al. Ik ga kijken wat ik kan vinden. Pegasaya, kom mee.”
Pegasaya klampt zich vast aan de broek van zijn vader en samen gaan zij op stap. Zij lopen het bos in. Overal staan de dieren in groepjes de huidige situatie te bespreken. “De pensioenleeftijd wordt verhoogd,” zegt het schildpad. “Daar heb ik geen last van,” antwoordt de eendagsvlieg. “De belastingen op luxeartikelen worden schromelijk verhoogd,” zegt de sierparkiet. “Zal mij worst wezen, ik verkoop geen luxeartikel,” antwoordt de strontvlieg.
Nanzi loopt door en zij komen aan bij de koninklijke weiden waar de koninklijke koeien grazen. Hij kijkt rond. “Ik heb een plan, wij komen vannacht terug,” zegt hij spontaan.
Diezelfde nacht komen zij terug. Nanzi had overdag gezien waar de soldaten wacht hielden. Hij maakt een gat in de heg waar de soldaten hem niet kunnen horen. Het is ook pikkedonker, dus zij kunnen hem ook niet zien. Op de tast kiest hij een grote koe uit en stopt die in een zak. Met de zak op zijn rug loopt hij naar huis. De volgende dag is het feest bij Nanzi thuis.
Het ging zo makkelijk, dus de volgende nacht gaan zij weer met hun tweeën naar de wei. Zij kruipen door het gat en Nanzi vindt weer een grote koe. Maar eerder die dag had de Koning de diefstal gemerkt en de grote Cha Tiger ingehuurd om verkleed als koe in de wei te gaan liggen.
Onderweg naar huis wordt het warm in de zak en Cha Tiger begint te zweten. Een druppel zweet valt op het gezicht van Nanzi en hij ruikt meteen wie in de zak zit.
“Pegasaya,” roept Nanzi, “Kom hier, snel, je vader is moe, neem de zak van mij over.” Hij geeft de zak haastig aan Pegasaya en zet hem op een lopen.