Iedereen was bang voor de grote machtige tijger Cha Tiger, letterlijk vertaald ‘Vriend Tijger’, een vertaling van niks natuurlijk, want Cha Tiger was een vriend van niemand. Wanneer hij brulde, trilde iedereen op zijn benen.
“Ik ben niet bang voor die stomme tijger,” zei Nanzi tegen zijn makkers. “Wat kan hij doen? Hij kan alleen maar brullen en brullende tijgers bijten niet.”
“Wat sta je daar te kletsen als een spin zonder kop,” reageerde een van de makkers, een luis, onder de grote cactusboom. “Cha Tiger hoeft alleen maar te blazen en jij belandt op de hoogste tak van de cactusboom. Als hij honger heeft, dan vul jij niet eens zijn holle kies.”
“Luister jij,” antwoordde Nanzi boos, “jij bent een luis in de pels van het dier. Zal ik jullie bewijzen dat ik niet bang ben? Wedden dat ik op de rug van Cha Tiger kan zitten net als op de rug van de eerste de beste ezel.”
“Ia, ia,” balkte de ezel terwijl zijn ezelsoren rechtop gingen staan, “ia, ia, wat bedoel je met de eerste de beste?”
“Dat is een uitdrukking, ezel. Hou je ezelskop en luister naar mij. Morgen rij ik op de rug van de tijger tot voor de poort van het paleis van de koning.”
“Ha, ha, ha, laat mij niet lachen man,” krijste de luis. “Ha, ha, ha, tot voor de poort van de hel bedoel je.”
Nanzi keek hem vies aan. Een dezer dagen vertrap ik die uitgehongerde luis, dacht hij.
“Waar wedden wij om?” vroeg hij hardop.
“Om je doodskist,” schreeuwde iemand.
Nu voelde Nanzi zich in zijn kruis getast. “Morgen zullen jullie zien,” zei hij en keerde huiswaarts.
De volgende ochtend voor zonsopgang bonkte een woedende Cha Tiger op de deur van Nanzi’s huis. De deur begaf het bijna. “Nanzi, kom naar buiten. Met wie drijf je de spot? Kom naar buiten en dan laat ik je zien wie ik ben.” In pels van de tijger grinnikte een luis.
Nanzi die zich in bed net naar Shi Maria toe draaide, herkende het gebrul van de tijger en schrok zich een aap. Hij schudde Shi Maria wakker.
“Ja, schatje,” kirde Shi Maria.
“Niks van ja schatje,” zei Nanzi met bevende stem, “Cha Tiger is aan de deur en hij komt mij afmaken. Wij moeten snel iets bedenken, anders ben je over enkele minuten weduwe. Ik weet wat ik moet doen. Ik doe alsof ik doodziek ben, dan krijgt Cha Tiger medelijden met mij en zal hij mij sparen. Vlug, smeer een kwak vicks op mijn voorhoofd.”
Shi Maria, die niet wist wat er aan de hand was, deed maar wat Nanzi van haar vroeg. Intussen dreigde de deur te bezwijken onder de kracht van Cha Tiger. Shi Maria deed de deur open en de tijger tuimelde naar binnen.
“Waar is Nanzi?” brulde hij.
“Nanzi ligt op sterven,” antwoordde Shi Maria en barstte in krokodillentranen uit.
Cha Tiger liep door naar de slaapkamer en schrok van het hoopje Nanzi dat hij daar zag liggen.
“Vaarwel. vriend Cha Tiger,” zei Nanzi met een zwakke stem, “hier zal ik sterven, want ik kan niet naar de dokter lopen.”
“Wacht, ga niet dood,” zei Cha Tiger haastig, “klim op mijn rug en dan breng ik je.”
“Breng mij naar het paleis van de koning,” kreunde Nanzi toen hij eenmaal op de rug van de tijger zat, “alleen de hofarts kan mij redden.”
En zo reed Nanzi op de rug van de tijger naar het paleis van de koning. Onderweg drukte hij een luis dood.