Sunday, December 2, 2012

Konosé bo Isla 2012-11: Vogels

Als kinderen zittend op de rotsen van het Rif in Otrobanda zagen wij de zwarte silhouetten van vogels die hoog in de lucht zweefden en die wij op school tekenden als twee kleine boogjes; wij noemden ze warawara.

Vraag: Wat is de echte naam van de vogels?

Sluitingsdatum: zondag 6 januari 2013

Prijs: een cadeaubon van Boekhandel Mensing.  

Sponsor: ESCRIBA N.V.

(Het inzenden van het antwoord op de prijsvraag gebeurt via e-mail:


of door een reply op de door u ontvangen mail. De winnaar wordt door loting bepaald uit de goede inzendingen.)

Konosé bo Isla 2012-10: antwoord

 Antwoord: Wasmashin

Er zijn 18 inzendingen, waarvan 14 goed.

Elodie Heloise
Piel Canela
Willy Maal
Max Martina
Elaine Con
Erich Rene
Angélique Christine Lourdes Da Costa Gomez
Reginald Romer
Winsel Peney
Arnolda Hous
Ethel Mercera
Frans Kapteijns
Eduardo Vlieg
Yolanda Chakoetoe
O. Koeiman
D.Fleming
Ariadne Faries
Siagnee Mariano


De winnares is Ethel Mercera

Iedereen bedankt voor het meedoen.

De buurman

Ik ga ’s ochtends de krant halen en zie de buurman ook in zijn brievenbus kijken – hij krijgt geen krant maar doet alsof – en ik probeer weg te duiken achter de bloeiende Faya Lobi, te laat, hij heeft mij al gezien. Ik raap een dorre tak op en gooi die een eindje verder weg.
   “Goedemorgen, buurman,” zegt hij met een praatlust die ik zo vroeg op de ochtend niet kan opbrengen. “Waar moet het heen met dit land? Leerkrachten moeten hun eigen toiletpapier mee naar school brengen om hun derrière mee te schonen. En wat moeten die arme kindertjes, een stukje krantenpapier gebruiken? Er is met deze mensen geen land te bezeilen. Vind je ook niet?”
   Ik weet niet over welke mensen hij het heeft.
   “Waarvoor zijn wij gaan stemmen? Toch  niet voor de hond zijn klo...? Je stemt op iemand om het land vooruit te helpen. En wat zie je, ze maken er een enorme puinzooi van en wanneer er opgeruimd moet worden, geeft niemand thuis. Ik heb mijn kinderen altijd geleerd: wie op de stoep poept, moet ‘m zelf opruimen.”
   Zijn vrouw roept iets.
   “Ja, het hek is dicht,” roept hij terug. “Nee, laat de honden nog niet los.”
   Twee honden komen kwispelstaartend aanrennen. Hij geeft de een een schop, de andere rent preventief weg.
   “In plaats van te gaan stemmen, was ik liever gaan vissen met Mayón en Momón. Die bofkonten hebben die dag twee mulá’s en drie buní’s gevangen. Wanneer ik meega, vangen wij een paar verdwaalde masbangu’s na drie flessen rum soldaat te hebben gemaakt. Ik heb twee koppen van hen gehad voor de soep, ze liggen nog steeds in de vriezer.”
   Ik pluk een bloem van de Faya Lobi. Een roos is een roos is een roos, speelt plotseling door mijn hoofd.
   “Vind je ook niet, buurman?” Ik kijk hem vragend aan.
   “Het zijn een stelletje runden.” “Runderen.” “Sorry, runderen.”
   “Een rund is een rund is een rund,” zeg ik onwillekeurig.
   “Nu je het zegt, buurman, van die kant heb ik het nog nooit bekeken, maar het is een waarheid als een koe. Die moet ik onthouden. Momón kent alle uitdrukkingen uit zijn hoofd, maar deze kent hij zeker niet. Jeetje buurman, wat ben jij welbespraakt. Ik zou mij ook zo willen uitdrukken over de politiek, maar ik mag niet van mijn vrouw. Jij kunt beter je mond houden, zegt zij tegen mij, bemoei je er niet mee. Straks krijgen de kinderen geen baan wanneer zij terug willen keren na hun studie.”
   Er zoeft een auto voorbij.
   ´Zie je dat, buurman? Onze straat is drukker dan de hoofdweg. Ik ben langs alle instanties geweest voor drempels in onze straat, maar wij zijn blijkbaar van de verkeerde politieke kleur. Ze zetten overal drempels neer, te pas en te onpas. Op de meest afgelegen weggetjes moet je plotseling remmen voor die nutteloze ondingen.” 
    De Faya Lobi verwelkt.
   “En wat vind je van Obama?” Wat moet ik nou van die beste man vinden?
   “Ik vroeg mij af of de wereld wel klaar was voor een zwarte president van de Verenigde Staten. Toen hij de eerste keer gekozen werd, bedoel ik. Toen vroeg ik mij dat af. Ik dacht toen, nu is het een zwarte, straks is het een vrouw en dan weet je niet meer waar het met deze wereld naartoe gaat. Nu denk ik er anders over, hadden wij maar hier een Obama. Yes we can. Wij kunnen geen moer. Klagen, ja. Er de kantjes af lopen, ja. Op anderen leunen, ja.”
   Zijn vrouw gilt iets. Hij rent weg en komt even snel terug.
   “Buurman, vlug. Heb je een rolletje toiletpapier voor mij?”

Nomofobie

Zij heeft al tien minuten niets van hem gehoord en dat kan zij niet uitstaan. Zijn laatste bericht was dat hij in Centrum Supermarkt brood was gaan halen. Zij blijft naar de telefoon staren. Er komen allerlei berichten binnen, maar niet van hem. Zij beantwoordt snel de berichten. Haar andere mobiel speelt een salsa in haar tas, van de zenuwen kan zij het zo snel niet vinden. Hij belt nooit op dit nummer, hij kent dit nummer niet eens.
   Er komt een ping binnen: “Er is geen magere yoghurt.” Zij heeft hem gevraagd om een pakje magere yoghurt voor haar mee te nemen. Zij drinkt helemaal geen yoghurt, maar hij is erg op de gezondheidstour en zij doet maar een beetje mee. Dus hij is het niet die op de andere telefoon belde. Nu is zij toch wel nieuwsgierig naar wie het was. Gisteravond heeft zij het nummer in De Heeren aan een vent gegeven. Dat had zij niet moeten doen, dit is haar geheime nummer. Zij kende die vent niet eens, maar zij had een paar borrels op en pakte per ongeluk het verkeerde toestel om nummers uit te wisselen. Zij kijkt naar de missed call, maar herkent het nummer niet. Het kan best die vent zijn, want zij had zijn naam niet ingetoetst, daar was ze te dronken voor.
   “Moet je iets anders dan?” verschijnt op het scherm van het ene mobiel. Zij moet niks, nu is het zijn beurt om te wachten. De andere telefoon speelt weer een Oscar D’Leon, hetzelfde telefoonnummer.
   “Hallo,” zegt zij kortaf.
   “Met mij,” klinkt een geparfumeerde mannenstem.
   “Met mij wie? Ik ken geen met mij.”
   “Wij hebben elkaar gisteravond ontmoet in De Heeren en ik zou je vandaag rond deze tijd bellen.”
   “Ik was gisteravond niet in De Heeren, je vergist je, verkeerd nummer,” en zij drukt de rode knop in. Dit betekent twee weken geen De Heeren.
   Nu moet zij wel een bericht sturen. “Breng jezelf maar mee, ha, ha, ha,” toetst zij in. Hoe zal hij reageren, vraagt zij zich af. Zij hoopt dat hij haar humor kan waarderen. Zij drukt ‘send’ in, maar er gebeurt niets, het bericht blijft op haar scherm. Zij drukt de groene knop weer in, het toestel blijft hangen. Zij raakt in paniek en drukt de groene knop een heleboel keren in. Na een tijdje verschijnt er een bericht op het scherm: ‘network not available’. Zij begint te schelden, in alle toonaarden. Onze nationale aanbieder moet het ontgelden, van de directeur tot de monteur. Zij moeten ze allemaal naar huis sturen, nee opsluiten, dat is beter, van hoog tot laag. Wat heb je aan een netwerk dat niet beschikbaar is, dat kunnen ze toch beter in hun achterste stoppen.
   Zij haalt haar tweede mobiel uit haar tas, geen bereik. Nu is zij werkelijk in alle staten. Zij heeft zin om allebei de telefoons tegen de grond te smijten, maar zij bedenkt op tijd dat zij voor ieder zeshonderd dollar heeft betaald, een Samsung Galaxy S3 en een iPhone 5.         
   Gelukkig heeft zij nog een derde telefoon, van een andere aanbieder, voor gevallen als dit. Die heeft wel geen internetverbinding. Zij toetst zijn nummer in en wacht. De telefoon gaat één keer af en dan hoort zij: “The number you just dialed is not available, try again later.” Nu smijt zij wel de telefoon tegen de grond, een goedkope Nokia.
   Zij krijgt plotseling een vreselijke koppijn. Zij gaat in een schommelstoel op het balkon van het weekendhuis zitten en probeert rustig adem te halen, zij voelt dat zij gaat hyperventileren. Dan staat zij op, stapt in haar auto en rijdt regelrecht naar de praktijk van haar ex-man. Zonder zich iets aan te trekken van de secretaresse, doet zij de deur van de dokterskamer open en loopt naar binnen.
   “Jij lijdt aan nomofobie,” zegt de dokter na haar aangehoord te hebben.
   “Is dat dodelijk?” vraagt zij.
   “Hopelijk wel,” verspreekt de dokter zich freudiaans.