Elke ochtend om half zeven hijst hij de vlag van Curaçao. Om half zeven en niet om zes uur, omdat het om zes uur in de wintermaanden nog donker is. Hij moet lachen om het woord ‘wintermaanden’. In december is het wel fris ’s ochtends, maar winters is het beslist niet. Hij kan zich de koude winterdagen nog goed voor de geest halen uit de tijd toen hij in de Rotterdamse haven werkte. Hij was toen een jaar of twintig. Naarmate het kwik daalde, steeg de liefde voor zijn vaderland.
Hij zingt zacht het volkslied terwijl hij de vlag hijst. Nu is hijsen een groot woord voor het vastknopen van de twee uiteinden van de vlag aan een stuk hout dat aan de zijkant van zijn huis is vast getimmerd. Lanta nos bos ban kanta. Iedere keer weer zegt zijn intuïtie hem dat die zin niet goed is. ‘Verhef onze stemmen ...’ Moet het niet ‘lanta bo bos ...’ zijn? Je gebiedt toch een ander en niet jezelf?
Hij kijkt naar de vlag die hij gehesen heeft en ziet dat het goed is. Vanaf de heuvel waarop zijn huisje staat, ziet hij de nieuwe villa’s beneden in het dal. De een nog groter en protseriger dan de andere. Gisteren heeft hij een brief in de bus gehad met de eis van de buurtbewoners om geen vuil meer in zijn tuin te verbranden. Reden: de bewoners hebben last van de rook. Aan mijn hoela, die lui komen`helemaal uit het koude kikkerland hem de wet voorschrijven. Hij verbrandt al veertig jaar af en toe de dorre bladeren en takken uit zijn tuin en niemand heeft er ooit last van gehad. Het geurt zelfs lekker, vindt hij zelf. Vanaf dezelfde heuvel ziet hij in de verte de rook van de raffinaderij. Laten zij het daar eens over hebben.
Maar er moet veel gebeuren om hem echt boos te krijgen. Hij wordt wel boos, maar niet voor lang. Het leven is te kort om de hele dag met een boos gezicht rond te lopen. Wij moeten de hemel bedanken dat de zon elke dag opkomt in het oosten en neergaat in het westen.
Genoeg geouwehoerd, het is al kwart voor zeven en hij heeft nog geen boterhammen gesmeerd voor de kinderen. Hij moet opschieten, want zij komen over tien minuten langs, onderweg naar school. Vandaag is het vrijdag en dan heeft hij altijd een verrassing voor ze. Gisteren heeft hij lekkere krentenbollen gehaald bij Mangusá supermarkt en een pot aardbeienjam. Dat gaat hij nu voor de kinderen smeren: krentenbollen met jam. Het zal een feest worden.
Hij heeft met de kinderen afgesproken dat zij de zakjes niet openmaken voordat zij op school zijn en de kinderen hebben plechtig beloofd dat zij dat niet zullen doen. Maar hij weet dat zij, zodra ze om de hoek zijn, de zakken zullen opscheuren en de krentenbollen zullen verorberen nog voordat zij op school zijn.
Het zijn de kinderen van de twee jonge moeders die aan de andere kant van de heuvel wonen. Hij heeft het op zich genomen om de kinderen iedere ochtend eten mee te geven naar school. In het weekend haalt hij soms twee porties chow mein en brengt die voor de moeders. Geld geeft hij ze niet, want hij weet wat ermee gebeurt.
Vorige week was hij jarig en hebben de kinderen hem een stropdas cadeau gedaan. Hij was zeer ontroerd, hij had het niet verwacht. Nu draagt hij allang geen stropdas meer, een enkele keer bij een begrafenis. Hij zal deze bewaren voor zijn eigen begrafenis.
Hij hoort gerommel in de keuken. De kinderen komen nooit via de keukendeur binnen. Hij gaat kijken wie daar is en botst tegen een jongen op. Hij herkent hem, een van de jonge knullen die de hele dag voor de snèk van de Chinees rondhangen. Hij wil vragen wat die in zijn keuken te zoeken heeft, maar ziet de ijzeren staaf in zijn hand. De woorden blijven steken in zijn keel. De staaf zweeft boven zijn hoofd. Kòrsou nos ta stimabo. Wij bidden voor de ziel van de goede Curaçaoënaar.
No comments:
Post a Comment