“Fèfè, moet je eens luisteren. Een derde van het voedsel
dat wereldwijd wordt geproduceerd, wordt niet gegeten, maar verspild.”
Fèfè geeft geen
kik en blijft in dezelfde houding zitten op het bankje voor de toko van de
Portugees: met de benen gestrekt en met zijn rug geleund tegen de opengeklapte
voordeur van de toko. Een eeuwig luciferstokje in zijn mond dat dienst doet als
tandenstoker. Hij heeft net zijn tweede kopje koffie op, met veel melk en drie
grote scheppen suiker, helemaal verkeerd.
“Het gaat om 1,3
miljard ton voedsel per jaar,” lees ik verder voor uit de krant. “Kun je je dat
voorstellen, Fèfè?” Niet, dus.
Fèfè is met
iemand aan de praat geraakt die hem op een pastechi trakteert. Dat is zijn
ontbijt: twee kopjes koffie en een pastechi. Straks zal iemand hem trakteren op
een malta, dat geeft energie. Wanneer hij zijn onderstand geïnd heeft, koopt
hij zelf het ultieme energiedrankje, een mix van malta, gesuikerde koffiemelk,
een geklopt ei en een scheutje cognac.
“Dat betekent
dat van de negen karbonades die de Chinees bakt, er drie weggegooid worden.”
Fèfè springt op.
“Welke Chinees?” vraagt hij, klaar om uit te rukken.
Vroeger werd er
geen voedsel weggegooid. Als een stukje brood per ongeluk uit je handen op de grond
viel, raapte je het op, veegde het schoon, kuste het en stak het in je mond.
Dat kussen is altijd een mysterie voor mij gebleven. Misschien dat het stukje
brood geassocieerd werd met de passage ‘Geef ons heden ons dagelijks brood’ uit
het Onze Vader.
Overblijfselen
van het avondeten werden ook niet weggegooid, althans niet in de vuilnisbak.
Zij werden gedeponeerd in een aparte bak, eigenlijk een kerosineblik, bestemd
voor varkensvoer. Een varkenshouder uit Banda ‘Bou haalde op gezette tijden al
het afval uit de buurt op. De voorloper dus van de biobak. Eind van het jaar,
tegen de feestdagen, kreeg iedereen als tegenprestatie een stukje varkensvlees,
wanneer de varkens geslacht werden.
Fèfè is weer op
zijn bankje gaan zitten na begrepen te hebben dat de bewuste Chinees alleen
maar in abstractie bestond, slechts ter illustratie. De Chinees gooit niets
weg. De vrouwen die aardappels schilden bij de Chinees in de Breedestraat in
Otrobanda, verkochten de etensresten voor een gulden per blik als hondenvoer.
Traditioneel
werd er ook geen voedsel verspild. Wanneer een geit geslacht werd, werd alles
gebruikt. De kop werd gekookt en samen met de lever gestoofd tot een gerecht
dat tegenwoordig als een delicatesse beschouwd wordt. De hersenen werden met
eieren gebakken en op brood gegeten. Het bloed werd gebakken en met peper en
citroen op brood (Curaçao) of met funchi (Bonaire) gegeten.
Het vlees dat
over was, werd ingezouten en aan de waslijn gehangen om in de zon te drogen. Zo
kreeg men yòrki. Tegenwoordig moet men naar Bonaire afreizen om echt lekkere
yòrki te krijgen. Vanwege de geur is het geen compliment wanneer iemand tegen
je zegt dat je naar yòrki ruikt.
Het onderste
gedeelte van de poten werd in de as van houtskool begraven en na een week opgegraven.
De pootstukken werden uitgekookt om de wormen te doden en daarna in cactussoep
(kadushi) gegooid voor de lekkere smaak.
Wat bleef er
over van de geit? Niet veel. O ja, de ballen van de bok. Die werden ook
gebakken. Een lekkernij voor liefhebbers.
“Opvallend is
dat vooral in arme landen winkels en consumenten zuinig zijn op voedsel,” lees
ik verder.
“Wat wil je
daarmee zeggen?” vraagt Fèfè, terwijl hij zijn linkeroog dichtknijpt en mij
wantrouwend aankijkt. “Dat wij arm zijn? Weet je hoeveel wij verspillen op dit
eiland? En niet alleen voedsel, maar vooral geld aan allerlei flauwe kul. Ik
heb niets te verspillen, want ik heb niets.”
“In rijke landen
gaat maar liefst 39 procent van het voedsel verloren.”
“Hou nu op met
die flauwe kul, je verspilt mijn tijd,” zegt Fèfè en rekt zich uit.
No comments:
Post a Comment