De twee zusjes zijn weer niet op school verschenen. Nini en Nana, zo noemt de juffrouw hen voor het gemak, zij hebben ook zulke ingewikkelde namen. De juf kijkt op het scherm van de computer: Nanapetrochina en Ninipetrorusia. Hoe kan iemand die arme kinderen toch zulke namen geven, dat is toch crimineel. Heel aardige kinderen, die twee meisjes, spontaan en zeker niet dom.
Na school gaat zij hun moeder opzoeken, Mamita heet zij. Zij is al eerder bij haar thuis geweest. Zij woont erg ingewikkeld, hoe heet die buurt ook weer? Buraku? Kobá? In ieder geval, als zij daar in de buurt is, dan vindt zij het wel. Je kunt niet met auto bij het huis komen, het staat op een erf midden tussen allemaal even bouwvallige huisjes. Je moet de auto aan de weg parkeren en te voet via een geitenpaadje het erf oplopen. Dat vindt zij op zich niet erg. Waar zij een hekel aan heeft, zijn de loslopende honden. Zij snapt er niets van. Hoe minder de mensen te eten hebben, hoe meer van die hongerige mormels zij houden.
De zusjes zien de juffrouw van ver aan komen lopen. ‘Juffrouw, juffrouw,’ gillen zij. De oudste pakt een steen en gooit die naar een hond die schor staat te blaffen. De hond rent weg met de staart tussen de poten. ‘Juffrouw, juffrouw, Mama de juffrouw.’ Zij rennen op blote voeten de juffrouw tegemoet. Ieder houdt een hand van de juffrouw vast.
Mamita loopt naar buiten om te kijken wat er aan de hand is, ziet de juffrouw en rent weer naar binnen. Zij is een jonge vrouw met een heel mooi gezicht. Een beetje aan de forse kant, maar precies waar de mannen van houden. Zij wil voor geen geld van de wereld afvallen. Als zij van huis gaat, kleedt zij zich als een modepop: haar haren, haar nagels, de strakke jurk, de hoge hakken, alles pico bello. Wanneer zij de weg oploopt, stoppen vijf bussen tegelijk. Zo gaat zij ook naar school op de ouderavond.
Maar nu ziet zij er niet uit. Zij heeft een versleten japon aan, haar haren staan overeind als een punk, een slipper aan de rechtervoet, de linkerslipper kan zij niet vinden. De juffrouw is op de stoep voor de deur blijven staan en ziet haar zoeken. Binnen is het een enorme troep.
‘Pak een stoel voor de juffrouw,’ schreeuwt zij naar de kinderen. De kinderen blijven rond de juffrouw heen springen.
‘Komt u binnen,’ zegt Mamita tegen de juffrouw. ‘Kijk niet naar de troep, ik wist niet dat u langs zou komen. Ik kan blijven opruimen. De kinderen maken er zo’n troep van.
Ruimen jullie een beetje op, verdorie,’ snauwt zij tegen de kinderen.
De juffrouw gaat het huis binnen en kijkt aarzelend rond. Mamita plukt een paar kleren van een stoel en schuift die de juffrouw toe. Zelf blijft zij staan en leunt met haar rug tegen de muur, haar armen gekruist.
‘De meisjes zijn weer niet op school geweest,’ zegt de juffrouw vriendelijk, de nadruk op weer.
‘De kinderen plagen hen,’ antwoordt Mamita. De juffrouw blijft stil, zij heeft zo’n antwoord niet verwacht. De meisjes zijn heel joviaal op school en razend populair. Zij hebben een heleboel speelkameraden.
‘Waarom worden zij geplaagd?’ vraagt zij aan Mamita.
‘Dat weet ik niet, ik ben er niet bij,’ antwoordt Mamita. ‘En gelukkig maar,’ vervolgt zij op een dreigende toon.
‘Omdat wij kapotte schoenen hebben,’ schreeuwt het jongste meisje. Mamita geeft haar een draai om de oren. Zij rent weg en haalt een schoen. Zij laat de juffrouw het grote gat in de zool zien. De juffrouw glimlacht triest. Zij haalt een briefje van vijftig uit haar portemonnee tevoorschijn en geeft dat aan Mamita. ‘Voor nieuwe schoenen.’
Later op de middag ziet zij Mamita uitgedost de nagelstudio binnenstappen, maar zij kan zich vergissen.
Subscribe to:
Post Comments (Atom)
No comments:
Post a Comment