“Dus je laat Nanzi badend in het zweet wakker worden,” zegt dichter en schrijver Pontius Pilatus tegen je, een AD onder de arm.
“Ik laat Nanzi niks doen,” antwoord je op je hoede, want je kent Pontius Pilatus maar al te goed. “Nanzi is oud en wijs genoeg om zelf te beslissen wat hij doet.”
“Desalniettemin en niettegenstaande,” vervolgt Pontius Pilatus, “slaat het als een tang op een varken wat je schrijft over Koning Nanzi I. Door hem badend in het zweet wakker te laten worden, suggereer je dat zijn droom een nachtmerrie was, maar nergens in de droom zie ik daar aanleiding toe.”
Pontius Pilatus is een lange magere man met een smal gezicht, een spitse neus en scherpe lippen, lang wit haar dat hangend tot op zijn rug, vanonder een groene hoed tevoorschijn komt. Een ontheemde makamba die hier zijn stekkie heeft gevonden, zoals hij zelf zegt. In de grote schuur achter zijn oude en vervallen landhuis, werkt hij al veertig jaar elke nacht, wanneer hij niet schrijft of dicht, aan de machine, een perpetuum mobile dat zichzelf in beweging houdt.
“Overigens,” zegt hij, “moet het Koning Nanzi II zijn, want Nanzi is in een van je verhalen al eerder koning geweest.” Daarom moet je op je hoede zijn, Pontius Pilatus heeft ondanks zijn leeftijd een geheugen als een computer. Hij kan hele passages uit de krant of uit een boek feilloos citeren.
“Toen was hij koning ad interim, net als onze regeringen de laatste tijd,” antwoord je defensief.
De ogen van Pontius Pilatus lichten op.
“Aha, dat bedoel ik nu precies. Dat is precies wat Nanzi zegt. Ad interim los je misschien kleine problemen op, maar geen grote. Onze naam is klein, maar onze problemen zijn groot. En wat mij als schrijver en minder als dichter tegen de borst stuit, is dat je Nanzi het koningsschap als een nachtmerrie laat ervaren, door hem badend in het zweet wakker te laten worden, terwijl hij juist heel slimme dingen zegt. Daar kun jij van leren. Wanneer schrijf je eens eindelijk een stuk dat ergens op trekt? Mijn zoon leest jouw verhalen ook, hij belde mij vanochtend op vanuit Timboektoe.”
“Jouw zoon zit niet in Timboektoe, hij zit hier.”
“Wat maakt het uit waar hij zit? Hij komt nooit langs en ik zie hem nooit. Wat mij betreft kan hij overal in deze wereld zitten.”
“Vordert het met je machine?” vraag je aan hem om van onderwerp te veranderen.
Zijn machine zou alle problemen van de wereld oplossen, alle ellende van de schepping opheffen, de mensheid gelukkig maken. De prijs van brandstof daalt. Fossiele olie wordt overbodig en blijft in de grond. Er komt vrede in het Midden-Oosten, want zand is niets waard. De Arabieren kunnen naar hartenlust buikdansen en waterpijp roken. Mais wordt weer gebruikt als voedsel en is in grote hoeveelheden voorradig. De wereldbevolking gaat integraal over op funchi als basisvoedsel.
De opwekking van energie wordt goedkoop. Energie is alleen nog maar nodig voor koken en klimaatbeheersing. Het eiland wordt luchtgekoeld op een constante temperatuur van achttien graden. Koelwater wordt gebruikt voor irrigatie. Aardbeien, tomaten en druiven groeien welig. Wiet ook.
Het reizen wordt makkelijker. Vliegtuigen bieden lijndiensten aan, de passagier kan aan boord betalen. De grenzen vervagen. Naast de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika worden opgericht: de Verenigde Staten van Midden- en Zuid-Amerika, de Aziatische Unie, de Unie van Arabische Vorstendommen en Republieken, de Gemeenschap van Autonome Caraïbische Eilanden en de Federatie van de wijken van Curaçao.
“Daarom,” concludeert Pontius Pilatus, “moet Nanzi koning worden.” En jij blijft hem met open mond aankijken. Nanzi is de machine.