Tuesday, December 3, 2013

Konosé bo Isla 2013-10: Paramaribo

Paramaribo: lekker eten en mooie gebouwen.
 


 
Vraag: Hoe heet bovenstaand gebouw?

Sluitingsdatum: zondag 2 februari 2014 (i.v.m. vakantie).

Prijs: een cadeaubon van de Candy Barrel.
Sponsor: ESCRIBA N.V.

(Het inzenden van het antwoord gebeurt via e-mail:
royevers@gmail.com

of door een reply op de door u ontvangen mail. De winnaar wordt door loting bepaald uit de goede inzendingen.)

Konosé bo Isla 2013-09: antwoord

Antwoord: Het boek ‘Lekker warm, lekker bruin’ van Jules de Palm

Er zijn 7 inzendingen, allemaal goed.
 
  Flavia Vasco De Sousa
Julius Margaretha
Frans Kapteijns
Wim Rutgers
Dennis Blanken
Eunice Eisden
 Yolanda Chakoetoe

De winnares is Eunice Eisden

Iedereen bedankt voor het meedoen. 

Black Peter


Wu Fu was ‘s ochtends vroeg op het vliegveld aangekomen. Hij had zijn vakantie speciaal voor deze meeting onderbroken. De zaak was ernstig, zeer ernstig.

   In zijn paspoort stond William Fernandez, Miami, Florida. Hij gebruikte altijd zijn initialen, welke naam hij ook aannam. Voor deze gelegenheid had hij gekozen voor de gedaante van een Latino-Amerikaan van rond de vijftig. Stevig gebouwd, gespierd, 1.88 m, een lichtbruine tint als van iemand die elke morgen in de zon tenniste, licht kroezend haar en een beetje kalend, want dat dwong respect af.

   In het vliegtuig zaten nog meer Transformisten. In de business class was zijn blik gevallen op een beeldschone vrouw, lang zwart haar, slank met rondingen op de juiste plekken, een gedaante die met zorg was uitgekozen. Wu probeerde om via zijn microgolven contact met haar te krijgen, maar zij was geblokkeerd, zij was in airplane mode.

   In de rij voor de immigratie stond hij achter haar. De immigratiebeambte had een grijns van oor tot oor. Toen zij haar paspoort overhandigde, kon Wu snel in de ogen van de beambte haar naam aflezen, Angelita de Jesus, Cali, Colombia. Een slimme zet, want alle deuren gingen voor haar open. Zij kon zonder enig gedoe doorlopen.

   Toen Wu aan de beurt was, zette de beambte weer zijn onweersgezicht op. Hij keek niet eens op toen Wu zijn paspoort op de balie zette. Wu had ongemerkt het land kunnen binnenkomen, zoals al die andere keren. Maar zij hadden afgesproken om alles legaal te doen, de zaak was te delicaat. Zij konden geen risico’s nemen.

   De immigratiebeambte gromde iets onverstaanbaars. De vertaalcellen in Wu’s hersenen konden het niet decoderen. Hij wist zeker dat zijn paspoort in orde was, de vervalsingen waren altijd van topkwaliteit. Hij had nu beslist geen zin in onzin, hij wilde Angelita achterna, niet om het een en ander, maar hij wilde weten wat zij van de zaak afwist.

   De beambte draalde nog steeds. Wu zond een pijnsignaal uit en de beambte kreeg acuut diarree. “Doorlopen, verdomme,” kreunde hij en verdween vanachter de balie.

   Buiten zag Wu Angelita in een taxi stappen en hij kon nog net de naam van het hotel liplezen, toen de taxichauffeur deze herhaalde.

   Hij stapte in de volgende taxi. “Hyatt,” zei hij tegen de chauffeuse, maar zij reageerde niet. Zij bleef alleen maar met haar ogen knipperen en begon zwaar adem te halen. De auto achter haar toeterde. Wu schakelde zijn parfum uit, hij vergat telkens dat het bij sommige vrouwen oerdriften opwekte.

   Wu checkte in onder de naam William Fernandez, zette zijn spullen op de kamer en ging meteen weer naar buiten. Daar stond de taxi nog steeds, hij stapte in. “Renaissance,” zei hij tegen de chauffeuse. Zij reed meteen weg, zij had Wu niet eens herkend.

   In Renaissance liep Wu meteen naar het toilet en transformeerde zich in zijn lievelingsgedaante: een korte, dikke Chinees met pretoogjes. Eerst moest hij wat geld winnen in de casino om zijn verblijf te bekostigen en daarna zou hij op zoek gaan naar Angelita, want zij was hier naartoe gereden.

  Hij had geluk. In de casino ging hij aan een tafel zitten naast de mooiste negerin die hij ooit in zijn leven gezien had. Verrek, dacht hij, waar haalt zij die gedaanten vandaan?

   “Wu Fu,” stelde hij zich voor.

   “Alala Asaria,” sprak zij met een fluwelen stem en glimlachte. Haar sneeuwwitte tanden glinsterden als diamanten in het licht van de lampen. Vanavond extra energiepillen innemen, nam Wu zich voor.

   “Wachtwoord?” vroeg hij. “Black Peter,” antwoordde Alala. “Wat weet je van de zaak?” wilde Wu weten.

   “Er loopt een ongeïdentificeerde Transformist hier rond.” “Dat is ernstig.” “Dat is heel ernstig. Hij is een zwarte die zich in een zwarte transformeert.” “Dat is absurd. Moeten wij hem uitschakelen?” “Hij schijnt onschuldig te zijn.”

   Plotseling hoorden zij kinderen gillen in de lobby. Zij sprongen op en renden de casino uit om hen te hulp te schieten. De lobby was vol en tussen de kinderen door renden zwarte figuren gekleed in alle kleuren van de regenboog.

   Wu en Alala keken elkaar met open monden aan. “Black Peters?” vroegen zij tegelijkertijd en schoten in de lach.

        

 

Roetzwartje


Het was midden op de dag en de zon stond hoog aan de hemel. De Shi, de vrouw van de Shon, zocht verpozing in het koele, kristalheldere water aan het strand. Plotseling zag zij op de bodem van de zee iets zwarts glinsteren. Toen zij het opraapte, zag zij dat het een zwarte koraal was, het mooiste dat zij ooit gezien had.

   “Ik zou graag zo’n mooi zwart kindje willen hebben,” sprak de Shi en haar wens werd vervuld. Spoedig daarna kreeg zij het mooiste zwarte meisje van het hele land. Ze noemde haar Roetzwartje.

   De Shi stierf en de Shon trouwde met een andere Shi. Deze nieuwe Shi was heel mooi, maar ook heel ijdel. Ze wilde voor altijd de mooiste van het land zijn.

   Uit een ver land liet zij een heel bijzondere papegaai halen. Iedere keer als zij aan de papegaai vroeg:

   “Lorito, lorito in de kooi, wie is lelijk en wie is mooi?” antwoordde de papegaai, “Iedereen is lelijk en de Shi is mooi.” De Shi schaterlachte.

   Op een dag vroeg zij weer hetzelfde aan de papegaai en deze antwoordde: “Mijn Shi, heel mooi bent u, maar Roetzwartje is mooier nu.” De Shi schrok en trilde van ergernis. “Roetzwartje moet dood,” gromde zij.

   Hoog in de bergen van Montaña woonden de zeven moortjes. Zij hadden een cactusplantage en brouwden cactusbier. Toen zij ’s avonds thuis kwamen, zagen zij een heel mooi zwart meisje in hun bed liggen. Zij sliep en de moortjes wilden haar niet wakker maken.

   Roetzwartje werd ’s morgens wakker en schrok van de zeven moortjes, maar deze waren heel vriendelijk. Roetzwartje vertelde hun toen dat haar stiefmoeder haar dood wilde hebben en dat zij Bas Pipi, de boeman, daarvoor had ingehuurd. Maar Bas Pipi had haar in leven gelaten en haar naar dit kunukuhuisje gebracht.  

   Diezelfde ochtend ging de Shi naar de papegaai. Zij vroeg hem wie de mooiste was en de papegaai antwoordde: “Mijn Shi, heel mooi bent u, maar Roetzwartje bij de zeven moortjes, die met de spitse oortjes, is mooier nu.”

   De Shi was in alle staten. “Bas Pipi,” riep zij woedend, “Bas Pipi, kom hier. Wie denk je dat ik ben? Een stomme neger als jij? Ga naar het huis van de moortjes en doe je werk, anders maak ik zoute drop van je.” Maar Bas Pipi stak zijn middelvinger tegen haar op.

   “Dan doe ik het zelf,” raasde de Shi. “Ik zal haar zelf doodmaken.” Zij ging naar de keuken en spoot gif in de grote mango’s die op het aanrecht lagen. Zij verkleedde zich als een oude vrouw en strompelde naar het huisje van de moortjes.

   “Lekkere mango’s,” riep zij met een beverige stem. Roetzwartje kwam naar buiten. Mango was haar lievelingsvrucht en zij lustte er wel een. “Kies maar eentje,” zei de oude vrouw met een valse stem. Roetzwartje merkte dat niet en nam de grootste. Nauwelijks had zij een hap genomen of zij viel dood neer. De Shi gierde.

   Meteen toen zij thuis kwam, vroeg zij aan de papegaai wie de mooiste van het land was. “Iedereen is lelijk en de Shi is mooi,” antwoordde de papegaai. De Shi rolde over de vloer van blijdschap.

   ’s Avonds keerden de moortjes huiswaarts en vonden Roetzwartje dood op de vloer. De zeven moortjes weenden zeven dagen en zeven nachten, en toen het tijd werd om haar te begraven, zagen zij dat haar zwarte huid even mooi glansde als toen zij nog in leven was. Zo’n mooi meisje kunnen wij niet aan de wormen voeren, vonden zij en zij besloten een glazen kist te maken, die zij op de hoogste top van de berg neerzetten.

   De volgende dag kwam de zoon van de Shon van Sabana langs op zijn paard. Hij zag iets glinsteren boven op de berg en ging kijken. Toen hij het mooie Roetzwartje in de glazen kist zag liggen, viel hij bijna van zijn paard en stootte de kist om. Door de schok schoot een stuk giftige mango uit Roetzwartjes keel. Zij deed haar ogen open en zag de jongeman. Zij werden meteen verliefd op elkaar.

   Later die dag vroeg de slechte Shi aan de papegaai wie de mooiste van het land was en deze antwoordde: “O Shi, heel mooi bent u, maar de jonge Shi van Sabana is veel mooier nu.”