Tuesday, September 3, 2013

Hopi bon

Als je aan een willekeurig iemand vraagt hoe het ermee gaat, zal in negen van de tien gevallen de persoon antwoorden met ‘basta bon’, nooit met ‘hopi bon’. Het is nooit helemaal goed, er valt altijd iets te klagen. De zon schijnt te fel, de wind waait te hard, het verkeer is te druk, de kinderen zijn te stout, de suiker is te duur.
   Ik zal niet te diep ingaan op de taalkundige aspecten van de uitdrukking ‘basta bon’, maar zij betekent zoiets als tussen slecht en goed. De interpretatie is afhankelijk van de situatie. Als iemand ernstig ziek is geweest, dan is ‘basta bon’ positief. Maar als Churandy Martina basta bon rent tijdens de WK Atletiek, dan heeft hij het helemaal niet goed gedaan. Hoewel zijn gouden glimlach alles weer goed maakt. “Ik ben blij man.”
   Als je aan mijn dochter vraagt hoe het ermee gaat, dan antwoordt zij steevast: “Heel goed. Prima.” Meestal blijft de persoon die de vraag gesteld heeft dan stil. Hoe kan dat nu? Het kan toch niet prima gaan? Met mij gaat het niet prima, waarom met haar wel? Dus mensen kunnen het niet verdragen dat het met iemand anders heel goed gaat en met hen basta bon.
   Wij doen de dingen ook nooit helemaal goed, nooit perfect. Er ontbreekt altijd wat aan. Wij zijn gewend geraakt aan middelmatigheid. Het streven naar perfectie is vermoeiend. Wij verven ons huis en bij de laatste muur is de verf op. De exacte kleur die wij nodig hebben om het werk af te maken, krijgt de verfwinkel niet gemixt. Bij de derde keer teruggaan, geven wij het op, dan maar een andere kleur, geen mens die er iets van zegt. Misschien hadden wij beter moeten plannen. ‘In Search of Excellence’ van Tom Peters was ook te vermoeiend om te lezen, gelukkig is het nu verouderd.
   Hoe zou het komen dat wij zo weinig ophebben met perfectie? Zou het een erfenis zijn van de slavernij, zoals veel dingen tegenwoordig? Je zou haast denken dat wij vanaf de schepping slaven zijn geweest.
   De slaaf Pedrito heeft in zijn gammele werkplaats achter zijn gammele hut op een gammele werkbank een perfecte stoel getimmerd. Rietveld zou zijn hoed voor afgenomen hebben. Pedrito gaat trots naar de Shon om zijn kunstwerk te tonen. Onderweg wordt hij teruggefloten door de Bomba, maar hij doet alsof hij West-Indisch doof is en stapt stevig door.
   “Mijn geliefde Shon, met eerbied toon ik u hier mijn bescheiden werkstuk,” spreekt Pedrito, want hij is een beschaafde slaaf.
   “Wat is dat?” vraagt de Shon op een ruwe toon, terwijl hij zijn paard bestijgt.
   “Dit, mijn waarde Shon, is een stoel,” antwoordt Pedrito in spanning.
   “Waar heb je een stoel voor nodig?’ reageert de Shon spottend. “Om op je luie kont te zitten in plaats van te werken, zeker. Hoeveel koeien heb je vanochtend gemolken?”
   “Tien, mijn Shon.”
   “Tien? Waarom geen twaalf?”
   “Omdat er maar tien koeien zijn, mijn Shon.”
   “Niets mee te maken,” antwoordt de Shon en klapt met zijn zweep op de kale kop van de arme Pedrito.
   Als je dat als slaaf meegemaakt hebt, dan kan ik mij indenken dat je later geen zin meer hebt in perfectie.
   Vrijdagmiddag rond zes uur reed ik vanuit de UNA over de EEG-weg richting Piscadera, op weg naar het North Sea Jazz festival. Ik had net les gegeven aan een leuke groep. Even voorbij De Savaan zat het verkeer potvast. Wat was er aan de hand? Een verkeersongeluk? Ik hoorde geen sirenes. Het kon ook niet de minister-president zijn, want deze legt het verkeer niet lam wanneer hij langskomt.
   Na driekwartier bij Piscadera aangekomen, was de puzzel opgelost. Zij hadden de hoofdweg afgesloten bij de afslag naar de hotels. Alleen bezitters van toegangskaarten tot het jazzfestival mochten langs. Een minder perfect begin.
   Verder verliep alles prima. Rob Delannooi beoordeelde het festival met een acht en hij heeft er verstand van. Niet iedereen.
   “Hoe vond je het festival?” vroeg ik aan iemand na afloop.
   “De broodjes stobá waren heerlijk,” antwoordde hij. “Hopi bon.”


            

     

No comments: