Opgewonden rende Techi het café binnen. Daar zat Roro aan zijn vaste tafel. Techi ging zitten en snakte naar adem.
‘Wat is er aan de aan de hand?’ vroeg Roro bezorgd. ‘Heb je de duivel gezien?’
‘Nee, nog erger,’ pufte Techi, ‘Ik heb Hem gezien. De Antilliaan. Ik heb de Antilliaan gezien.’
Roro keek nog bezorgder, omdat hij begon te twijfelen aan de verstandelijke vermogens van Techi. Arme Techi, dacht hij. Zij werkt veel te hard. Van ’s morgens zes tot ’s avonds zes. De hele dag in de hitte van de stomerij. Daar krijg je ook wat van.
‘Wat heb je dan precies gezien?’ vroeg hij aan Techi, want hij had geleerd dat je gekken niet moest tegenspreken. ‘Hoe zag hij eruit, die Antilliaan?’
‘Hij had een witte mantel om met een rode en een blauwe streep erop. En boven zijn hoofd hing een aureool van zes, nee vijf sterren.’ Techi bleef stil en staarde voor zich uit.
‘En?’ vroeg Roro ongeduldig. ‘Hoe zag hij er verder uit. Was hij groot? Klein? Welke huidskleur had hij?’
‘Hij was niet groot en ook niet klein. Hij was niet zwart en niet wit. Hij was ...’
Techi kreeg het benauwd, het zweet brak haar uit. Haar handen beefden. Roro vreesde dat zij flauw zou vallen.
‘Water,’ riep hij tegen de barman. ‘Koud water. Snel.’ Maar Techi nam zelf een fles glacial uit haar tas en besprenkelde haar voorhoofd ermee. Dat deed haar goed. Zij kon weer spreken.
‘Wat was hij dan?’ vroeg Roro. Hij zat op het puntje van zijn stoel.
‘Hij was ...,’ hakkelde Techi. ‘Hij was ... transparant.’
‘Hij was transparant, laat mij niet lachen,’ zei een krakende stem. Zij keken verbaasd om. Daar zat een oude man aan het tafeltje achter hen. Zij hadden hem niet opgemerkt. Hij was geruisloos binnengekomen.
‘Een LV*,’ fluisterde Roro tegen Techi.
‘Helemaal geen LV,’ sprak de oude man, ‘jullie kunnen fluisteren wat jullie willen, ik hoor het allemaal. Ik ben niet doof. De Antilliaan heeft nooit bestaan. Hij is een verzinsel van de Hollanders, net als de Vliegende Hollander. Het verhaal werd vroeger ’s avonds voor het slapen gaan aan kinderen verteld en dan konden zij van de angst niet slapen. Zij pisten in hun broek. Aan stoute kinderen werd gezegd, ‘ik roep de Antilliaan voor je’, en dan werden zij stil. De Antilliaan was de boosdoener. Hij kreeg de schuld van alles wat de Hollanders verkeerd deden. Dat is heel lang geleden. Als je het nu over de Antilliaan hebt, lachen de kinderen je uit. Professor V. Marsje heeft een boek over geschreven.’
Wan was zeer verontrust. Hij wist zeker dat de vrouw hem gezien had. Al die jaren had hij zich schuil kunnen houden. Niemand wist dat hij nog bestond. En al had hij aan hen verklapt dat hij een Antilliaan was, dan nog hadden zij hem uitgelachen. Niemand geloofde meer in de Antilliaan. Maar nu liep hij gevaar. De vrouw had hem herkend, dat had hij aan haar reactie gezien. En zij ging het rondbazuinen. En dan kwam de RST.
Midden in de nacht werd op de deur van Techi’s huis gebonsd. ‘Doe open. De RST.’ zei een zware stem. Techi deed met bevende handen open.
‘U bent Techi en u heeft de Antilliaan gezien?’ sprak de Blonde Reus. ‘Kunt u ons naar de plek des onheils brengen?’
Techi kreeg geen tijd om zich aan te kleden. Tussen drie grote mannen in liep zij naar de plaats waar zij die middag de gedaante gezien had. Het was volle maan, maar zij vonden niets. Heel in de verte zagen zij de witte mast van een zeilschip wegvaren richting Coro.
Dat was Wan, de laatste Antilliaan. Maar zij konden dat niet weten.
*LV: de LuisterVinken, de geheime dienst van de Geheime Leider.
Subscribe to:
Post Comments (Atom)
No comments:
Post a Comment