Thursday, March 25, 2010

Het afscheid

Voorin in het zwart gekleed
haar droge ogen op de kist gericht
na veertig jaar nu eindelijk vrij
pakt zij de uitgestoken hand vast
mompelt zacht ‘es ku Dios ke’.

Zij zit naast de zijdeur in het wit
haar lange haren glanzend zwart
in haar hand een rozenkrans waarop zij telt
het gat dat valt in haar budget
‘como voy a vivir sin el’ prevelt zij.

Achterin steunt zij tegen de muur
haar ogen rood haar zakdoek nat
veertig jaar lang was hij er elke dag
niemand weet van haar bestaan
zij loopt naar voren en zij valt.

K.

Monday, March 15, 2010

KRUSA LAMAN 2010

Over mannen

Ik ben geen luistervink, maar alle gesprekken die ik gisteren opving van de jongedames tijdens de wandeltocht van Walking Funny, gingen over mannen. Wij vertrokken om zes uur ’s ochtends vanaf het SDK na eerst het volkslied te hebben gezongen. Vóór mij liepen twee dames.

‘...en zij kan maar geen partner vinden,’ zei de een met te breed uitgevallen heupen.
‘Natuurlijk niet,’ antwoordde de ander met gelatinebillen, ‘zij denkt dat zij God’s gift on earth is en wacht op de prins op het witte paard. Haar moeder heeft haar wijsgemaakt dat zij het mooiste meisje van het eiland is en dat alle mannen op haar geld uit zijn.’
‘Wat geld? Zij is zo gierig als Dagobert Duck. Zij rijdt al drie jaar in die kleine Toyota, terwijl zij zich best een SUV kan permitteren. Eergisteren belde zij mij in alle staten op om haar te komen halen. Zij had autopech op de Fokkerweg. De motor was afgeslagen en wilde niet meer starten. Zij had geluk dat zij nog niet de brug was opgereden.’
‘Ben je haar gaan halen? Waarom had zij niet een van die vele mannen gebeld die in De Heeren om haar heen fladderen?’

De gelatinebillen keek om. Ik liep haastig door. Wij waren Bon Biní Supermarkt gepasseerd en liepen in de richting van de Snipweg. Ik rook vers brood van de bakkerij. Een auto toeterde, ik lette even niet op het verkeer. Voetgangers hebben beslist geen voorrang, ook al zijn zij met een paar honderd man. De eerste waterpost. Ik nam twee plastic zakjes ijswater en haalde drie wandelaarsters in. Ik rook de geur van hun wetlook.

‘Wist jij dan niet dat zij met Erwin gaat? Dat is oud nieuws, dushi. Wij noemen hen Mr. en Mrs. Wednesday Night, want je ziet hen alleen woensdagavond samen in Olé Olé. Dan doen zij alsof zij elkaar toevallig daar ontmoet hebben. Zij denken dat iedereen gek is. Ik heb een keer met hen staan praten. Wat een saaie donder is die vent. Hij praat alleen maar over zijn werk en denkt dat hij de wijsheid in pacht heeft. Op zijn business kaart staan wel vijf titels achter zijn naam. Hij heeft blijkbaar in zijn studententijd alleen maar gestudeerd en had geen tijd voor meisjes. Een vogeltje heeft mij in het oor gefloten dat zij nog niet verder zijn gekomen dan een beetje zoenen en zij gaan al zes maanden met elkaar.’
‘Dan kan zij beter bidden tot Sint Erectus-in-de-grot.’

De derde die alleen maar had geluisterd, kreeg de slappe lach. Zij voelden mijn adem in hun nek. Ik glimlachte vriendelijk en knipoogde naar de eerste. Zij trok een gezicht alsof zij verse stront rook.

In de Snipweg hoorde ik iemand roepen. Ik liep voorbij het huis van een bevriend echtpaar. ‘Kompader!’ Ik hield mijn pas in. Zij stonden bij het hek. ‘Lust je versgeperste sinaasappelsap?’ En of ik dat lustte. IJskoud. Op dat moment passeerden drie slanke meisjes met een rotvaart. ‘Ik moet verder,’ antwoordde ik in de eerste versnelling.

Bij de verkeerslichten van Biesheuvel hielden agenten op motorfietsen het verkeer tegen. Gelukkig maar, anders had Walking Funny een paar leden minder. Hielden zij maar de drie slanke meisjes ook tegen, want die lieten zich niet inhalen. Ik versnelde mijn pas, het baatte niet. Toen kwam de redding. Een van de meisjes stopte en bukte om haar veters vast te maken. De andere twee wachtten op haar. Het ene meisje stond op en zij liepen weer verder. Zij hadden turboschoenen aan, ik had hen bijna ingehaald. Een kennis kwam naast mij lopen en knoopte een gesprek aan. Ik had geen zin om te praten en deed alsof ik last had van mijn knieën. Hij liep door.

Bij de rotonde van Saliña liepen tot mijn verbazing de drie slanke meisjes vóór mij. Zij waren gezellig aan het babbelen en hadden geen haast meer. Ik hield mijn pas in en bleef achter hen aan lopen.

‘... ja, jullie kennen hem vast en zeker. Hij heeft een ronde kale kop en loopt iedere ochtend bij Jan Thiel. Een heel aardige vent.’

Verrek, dacht ik, hebben zij het over mij?

K.

Sunday, March 14, 2010

Integriteit

Ik kom de snèk één stap voor de twee politieagenten binnen. De eigenaar helpt de agenten. ‘Deze meneer is voor ons’, zegt de jongste van de twee, een broekie die nog amper tien boeven heeft gevangen. Ik maak aanstalten om te bestellen, maar de eigenaar negeert mij. ‘Wilt u iets drinken?’ vraagt hij aan de agenten. Deze knikken vriendelijk van nee. ‘Het is onze gewoonte om politieagenten een drankje aan te bieden,’ houdt de eigenaar vol. De glimlach van de oudere agent verdwijnt van zijn gezicht. Er is verder niemand in de snèk. ‘Kunnen wij bestellen?’ vraagt de jongere agent en bestelt twee broodjes ei met ham.

Dit heet integriteit. Anders dan de dure cursussen die de overheid organiseert. Onze politici kunnen hier een puntje aan zuigen.

Het doet mij denken aan een voorval, een tijd geleden. In een restaurant, waar ik in mijn eentje was gaan lunchen, kreeg ik een hele kreeft voorgeschoteld door de eigenaar zelf die mij bediende. Dit is een vergissing, dacht ik. ‘Nee, geen vergissing, meneer,’ zei de eigenaar, ‘een kreeft is toch lekkerder dan een kopje kreeftsoep?’ Ik kon hem geen ongelijk geven. Toen ik mijn kreeft op had, vroeg ik om de naar ik vreesde gepeperde rekening. Hij deed alsof hij mij niet hoorde. Toen begreep ik het, hij had in mij een politicus herkend. Een paar dagen tevoren had hij mij in gezelschap van een echte politicus gezien. Ik wenkte en vroeg weer om de rekening. ‘O nee, meneer,’ sprak hij buigend, ‘het was een eer u te bedienen. Ik hoop u spoedig terug te zien.’ Perplex verliet ik het etablissement. Ik heb nog steeds gewetenswroeging.

K.

Friday, March 12, 2010

Schrijven

Ik heb een gelukkige jeugd gehad.
Mijn ouders waren niet gescheiden.
Mijn vader bemoeide zich niet met de opvoeding, dus kreeg ik nooit met de riem.
Ik at bij mijn oma, zij kookte lekkerder dan mijn moeder.
Ik ben niet misbruikt door de fraters.
Wanneer mijn oom dronken was, kreeg ik een gulden in plaats van een kwartje.
Sinterklaas liet bij mijn tante altijd een cadeautje achter voor mij.
Wij sliepen op de vloer, maar ik mocht in de vooravond op het bed van mijn opa slapen.
Ik vond een boterham met bruine suiker lekker.
Funchi met geraspte kaas ook.
Als oudste kind droeg ik nooit tweedehands kleren.
Ik hoefde geen misdienaar te worden.
Ik hoefde niet op het schoolplein in de felle zon te staan, omdat ik geen schoolgeld betaald had.
Het vriendinnetje van mijn vader had geen naam.
Mijn moeder had geen vriendje.
In mijn straat woonde maar één homo.
Chia was overdag geen prostituee.
De pastoor friemelde niet met zijn hand onder zijn habijt tijdens de biecht..
Ik was verliefd op het mooiste en kuiste meisje van de buurt.
Waar moet ik nou in hemelsnaam over schrijven?

K.

Saturday, March 6, 2010

Konosé bo Isla 2010-03: Huidskleur



Vraag: Waarom noemde men een persoon met een heel donkere huidskleur schertsend ‘dòbel blanku’?

Pregunta: Dikon nan tabata yama un persona koló hopi skur ‘dòbel blanku’ pa tenta?

Sluitingsdatum: zondag 4 april 2010

Prijs: een cadeaubon van The Movies

Sponsor: ESCRIBA N.V.

(Het inzenden van het antwoord op de prijsvraag gebeurt via e-mail:

revers@cura.net

of door een reply op de door U ontvangen mail van Learnforfun. De winnaar wordt door loting bepaald uit de goede inzendingen.)

Konosé bo Isla 2010-02: antwoord

Antwoord: Outo di hür

Er zijn 12 inzendingen, waarvan 11 goed:


Lianne Leonora
America Augusta
Joan Augusta
Jules Marchena
Ahlsen F. Rosina
Reginald Romer
Flavia Vasco de Sousa
Aliden Dalila
Madelyn Francisco
Regina v/d Biest
Frans Kapteijns
Yolanda Chakoetoe


De winnares is Flavia Vasco de Sousa

Iedereen bedankt voor het meedoen.

Muhé, kreashon divino (2008.03.06)

Muhé,
semper bo mester a lucha
pa haña un trato hustu
te asta di esnan ku bo stima

historia a mustra
ku riba tur tereno
kada biaha di nobo
bo mester prueba bo mes

apesar di tur esakinan
bo no a keda marká
komo ku bo ta speshal
un obra maestral

sigui lucha
pa bo mes, i otronan
sigui lusi
pa iluminá i duna direkshon

bo ta e fòrti fuerte
e brasa pa refugio
e fuente pa motivá
i e kurason pa komprondé

Muhé
bo ta e esensia di bida
reina di tur rei
solamente, no ta tur sa esei


Hensley F. Koeiman
568-8709

Tuesday, March 2, 2010

De duivel

Het regende stenen op het zinken dak van Tonton’s huis. Tonton kwam vloekend naar buiten en gilde alle scheldwoorden die zij maar kon bedenken. Sommige had ik nooit eerder gehoord. Zij hadden allemaal te maken met de moeder van de stenengooier. Tonton was Oma’s nicht en naaste buur, broodmager en hyperactief. Ik had haar nooit rustig zien zitten, zij was altijd in het weer.
‘Verdomde duivel, ga terug naar de hel of ga je moeder lastig vallen, maar laat mij met rust.’
Oma was intussen ook gearriveerd op de plaats des onheils met een houten crucifix in haar hand en deed er een schepje bovenop. ‘Satanas, bai fièrnu.’ Zij had nog sporen van het askruisje op haar voorhoofd, teken dat zij de hele dag haar gezicht niet had gewassen.
‘Heb je je gezicht gewassen, Tonton?’ vroeg zij en keek streng naar Tonton’s voorhoofd.
‘Nee. Waarom?’
‘Dan heb je vanochtend geen askruisje gehaald in de kerk.’
‘Nee,’ antwoordde Tonton, ‘ik doe niet aan die onzin. De kerk zit vol met hypocrieten. Zij zondigen ’s nachts en beloven boetedoening overdag. Ik zondig niet en hoef ook niet te boeten.’
‘Zie je wel, zie je wel,’ reageerde Oma opgewonden, ‘jij bent een heiden. Jij wordt belaagd door de duivel.’
Zij was amper uitgesproken of er viel een steen op het dak van haar huis. Tonton keek spottend naar haar voorhoofd. In de vastentijd liep de duivel los.
Die ochtend was Oma vroeg opgestaan om in de kerk van Santa Rosa een askruisje te halen. Zij had maar een paar uurtjes geslapen, want de avond tevoren hadden zij, de vrouwen uit de buurt, tot laat in de nacht de afsluiting van carnaval gevierd. Zij hadden niet de moeite genomen Tonton uit te nodigen, om een scheldtirade te vermijden. Voordat zij uit huis ging, had zij alle vleeswaar uit de koelkast gehaald en in een zak gestopt, ook het beleg. Veel was het niet, maar toch. Onderweg naar de kerk smeet zij de zak in de mondi. De honden konden feestvieren.
Na de kerk zat iedereen aan tafel sip te kijken. ‘Brood met boter,’ beantwoordde Oma de trieste blikken, ‘de vastentijd is begonnen.’ Nu aten wij vaker brood met boter, vasten of geen vasten, maar de vooruitzichten waren somber. ‘Vanmiddag eten wij funchi met masbangu,’ bood Oma enig perspectief.
Na die belofte moest Oom Kayochi het hele eiland afstruinen op zoek naar masbangu. Vóór het middaguur kwam hij terug met vis, maar geen masbangu. Hij moest stante pede terugkeren. ‘Desnoods ga je zelf vissen,’ riep Oma hem na.
Behalve de onthouding van het eten van vlees, vielen de andere ontberingen van de vastentijd ons niet zwaar, wij waren niet veel gewend. Voor Oom Kayochi was het anders, hij moest zijn rum laten staan. Oma was daar streng in en rum rook je van ver. Daarom ging Oom in de vastentijd stiekem over op jenever. Die was blijkbaar reukloos. Waar hij de fles verstopte was een raadsel, zelfs wij konden die niet vinden.
Oma en Tonton waren allebei naar binnen gegaan, het was een uur of acht in de avond. In de verte hoorde ik de stenen op de daken van de huizen vallen en besloot het spoor van de duivel te volgen. Ik nam een kortere weg door de mondi. Plotseling dook een gestalte voor mij op uit het donker. Het was Irvin, een jongen die verderop in een houten huis tegen de heuvel woonde en ze niet allemaal op een rijtje had.
‘Je laat mij schrikken,’ zei ik streng. ‘Wat doe je op dit uur in de mondi?’
‘Dat kan ik ook aan jou vragen,’ antwoordde hij.
Hij had iets in zijn hand die hij probeerde te verbergen, maar ik herkende de slinger. Alle duivels nog aan toe.

K.