Stephen is heel vroeg op. Om half vijf.
‘Stephen, ben jij daar?’ roept zijn moeder vanuit de keuken. Niemand antwoordt. Er valt iets in de badkamer.
‘Wat doe je zo vroeg op? Voel je je niet lekker?’ vraagt Moeder, terwijl zij het verse brood uit de oven haalt.
Stephen voelt zich juist prima. De hele nacht heeft hij onrustig geslapen, want vandaag is de grote dag. Vandaag komen de schrijvers. Echte schrijvers. Hij heeft de namen in het programmaboekje gelezen en de foto’s gezien.
Stephen zit in de examenklas van de MULO in Lelydorp en wil later schrijver worden. Zijn vader had hem uitgelachen toen hij dat een keer had gezegd.
‘Luister, mi boi, ik ben als schrijver begonnen bij het Bosbeheer en ik ben nog steeds schrijver. Word arts of advocaat, dat soort boeven verdient veel geld.’
‘Jij bent geen goed voorbeeld voor de jongen,’ had Moeder boos gereageerd. ‘Jij bent een lui varken. Je vertrekt om zeven uur naar het werk en om tien uur ben je alweer thuis.’
Stephen pakt een schoon hemd uit de mand en legt het op de strijkplank. Het strijkijzer is al heet.
‘Waarom moet je weer een schoon hemd aan?’ schreeuwt Moeder. ‘Laat dat hemd voor maandag. Ik blijf aan de gang met het wassen van schoolkleren.’
Stephen is koppig, hij strijkt rustig door. Hij denkt aan het verhaal dat hij aan het schrijven is.
“In het grote bos van Tropenland woonde een grote, sterke leeuw. Wanneer hij brulde was dat te horen tot aan de rand van het bos en alle andere dieren bleven stil. De grote leeuw had gemerkt dat de dieren beefden van de angst wanneer hij brulde. Dus wanneer hij honger had, brulde hij: ‘Breng mij eten. Brrruuulll. En snel.’ En alle dieren brachten wat zij hadden ...”
Zijn leraar Nederlands heeft het verhaal gelezen.
‘Hmm,’ had hij gezegd. ‘De lezer zal hiervan niet in een shock raken. Echt niet. Een grote, sterke leeuw die hard brult. Dat weet de lezer ook, dat leeuwen groot en sterk zijn, en hard brullen. En dat zij stinken ook. Dat had je er ook bij kunnen zetten. Nee, er zitten geen verrassingselementen in het verhaal. Jij moet iets bedenken dat de lezer intrigeert.’
Dat laatste woord kende Stephen niet, maar hij had het verhaal aangepast.
“In het grote bos van Tropenland woonde een leeuw die zo lam was als Job ...”
‘Jongen, hou toch op,’ had de meester gezegd. ‘In de eerste plaats was Job niet lam maar arm, je moet je bijbel weer eens een keer openslaan, en verder: waar moet je heen met een lamme leeuw?’
Stephen dacht dat het wel een verrassing voor de lezer zou zijn als een lamme leeuw de koning van het grote bos zou zijn. Hij begreep het niet meer.
Vandaag krijgt hij te horen hoe het wel moet. De meester kan kletsen wat hij wil, maar hij heeft ook nog nooit een boek geschreven.
De schrijvers zijn stipt op tijd. Zij stellen zich voor. Een mevrouw met rood haar uit België, een meneer met een kale kop uit Curaçao en een bekende Surinaamse schrijver. Stephen heeft zijn schrift en pen al klaargelegd.
Alle drie de schrijvers hebben het over meertaligheid. Wie meer dan één taal spreekt mag zich gelukkig prijzen, want taal is macht.
Stephen schrijft het op: Taal is Macht. Nu weet hij wat hij moet schrijven.
“De koning van het grote bos spreekt de taal van de duiven, de taal van de mieren, de taal van de slang. De taal van de bomen, van de bloemen en van het gras. De koning van het grote bos is Kiki, de paarse aap.” Wat zal de meester hiervan zeggen?
K.
Subscribe to:
Post Comments (Atom)
No comments:
Post a Comment