Monday, November 8, 2010

Konosé bo Isla 2010-10: Suriname, Berg en Dal



De geschiedenis van Berg en Dal begint met de stichting van een militaire post bij de Parnassus-berg, als bescherming tegen de indianen. Vervolgens — volgens schaarse en niet te controleren bronnen — werd er een "bergwerk" aangelegd met de naam Trouw-op-God. Dat was omstreeks 1717, en het doel was natuurlijk goudwinning. Een bezoek van gouverneur Temming bracht aan deze poging een einde. Temming achtte het gehele werk zinloos en zette de zaak onmiddelijk stop. Wel had de plaats een gunstige indruk op hem gewekt, want hij besloot 1500 akkers nabij de mijn aan zichzelf toe te kennen. In 1923 werd dit areaal vergroot tot 3000 akkers toen Temming het hoogste bod deed op de mijnconsessie. Vervolgens verwierf hij nog eens 2000 Akkers aan de overzijde der rivier, waarvan 1000 akkers op naam van zijn aanstaande vrouw, Charlotte van der Lith.

Hiermee hebben wij kennis gemaakt met de hoofdrolspelers in de geschiedenis van de plantage Berg en Dal : de gouverneur-generaal Hendrik Temming, maar toch vooral diens echtgenote Charlotte van der Lith. Charlotte arriveerde omstreeks 1722 in Suriname, en meldde zich aan als lidmaat van de gereformeerde kerk. Zij werd ingeschreven in het lidmaatregister van dat jaar :

".....1722 september 25 juff: Charlotta Elizabeth van der Lith met Attestatie van St.Hagen....."

Twee jaar later trad Charlotte in het huwelijk met de gouverneur Hendrik Temming. Het was haar eerste huwelijk in een serie van vijf, Charlotte heeft haar leven gedeeld met 3 gouverneurs en 2 predikanten.


Vraag: Hoe werd Charlotte van der Lith ook wel genoemd?

Sluitingsdatum: zondag 5 december 2010

Prijs: een cadeaubon van The Cinemas.

Sponsor: ESCRIBA N.V.

(Het inzenden van het antwoord op de prijsvraag gebeurt via e-mail:

revers@cura.net

of door een reply op de door u ontvangen mail. De winnaar wordt door loting bepaald uit de goede inzendingen.)

Konosé bo Isla 2010-09: antwoord

Antwoord: Shimaruku

Er zijn 34 inzendingen, waarvan 33 goed:

Aida Geerman
Daisy Casimiri
Reginald Römer
Ariadne Faries
Guiselle de Kaster
Elaine Con
Madelyn Francisco
Max Martina
King Yen Yung
Solange Nijdam
Angélique Da Costa Gomez
L.J.Chr. Dee
Winsel Peney
Sijonara Maria
Jamila Romero
Flavia Vasco de Sousa
Yolanda Chakoetoe
Erseline Mauricio
Maria Montroos
Edgar de Palm
Elodie Heloise
Cheryl Coffi
Glyraine Jukema
Regina v/d Biest
Renny Albertus
Max Maria
Evelyn Aliff
Lina Engelhart-Gillen
Jan Philipsen
Niels Augusta
America Augusta
Siagnee Mariano
Ingrid R.
Frans Kapteijns

De winnares is Jamila Romero

Iedereen bedankt voor het meedoen.

De laatste Antilliaan

Opgewonden rende Techi het café binnen. Daar zat Roro aan zijn vaste tafel. Techi ging zitten en snakte naar adem.
‘Wat is er aan de aan de hand?’ vroeg Roro bezorgd. ‘Heb je de duivel gezien?’
‘Nee, nog erger,’ pufte Techi, ‘Ik heb Hem gezien. De Antilliaan. Ik heb de Antilliaan gezien.’
Roro keek nog bezorgder, omdat hij begon te twijfelen aan de verstandelijke vermogens van Techi. Arme Techi, dacht hij. Zij werkt veel te hard. Van ’s morgens zes tot ’s avonds zes. De hele dag in de hitte van de stomerij. Daar krijg je ook wat van.

‘Wat heb je dan precies gezien?’ vroeg hij aan Techi, want hij had geleerd dat je gekken niet moest tegenspreken. ‘Hoe zag hij eruit, die Antilliaan?’
‘Hij had een witte mantel om met een rode en een blauwe streep erop. En boven zijn hoofd hing een aureool van zes, nee vijf sterren.’ Techi bleef stil en staarde voor zich uit.
‘En?’ vroeg Roro ongeduldig. ‘Hoe zag hij er verder uit. Was hij groot? Klein? Welke huidskleur had hij?’
‘Hij was niet groot en ook niet klein. Hij was niet zwart en niet wit. Hij was ...’

Techi kreeg het benauwd, het zweet brak haar uit. Haar handen beefden. Roro vreesde dat zij flauw zou vallen.
‘Water,’ riep hij tegen de barman. ‘Koud water. Snel.’ Maar Techi nam zelf een fles glacial uit haar tas en besprenkelde haar voorhoofd ermee. Dat deed haar goed. Zij kon weer spreken.
‘Wat was hij dan?’ vroeg Roro. Hij zat op het puntje van zijn stoel.
‘Hij was ...,’ hakkelde Techi. ‘Hij was ... transparant.’

‘Hij was transparant, laat mij niet lachen,’ zei een krakende stem. Zij keken verbaasd om. Daar zat een oude man aan het tafeltje achter hen. Zij hadden hem niet opgemerkt. Hij was geruisloos binnengekomen.
‘Een LV*,’ fluisterde Roro tegen Techi.
‘Helemaal geen LV,’ sprak de oude man, ‘jullie kunnen fluisteren wat jullie willen, ik hoor het allemaal. Ik ben niet doof. De Antilliaan heeft nooit bestaan. Hij is een verzinsel van de Hollanders, net als de Vliegende Hollander. Het verhaal werd vroeger ’s avonds voor het slapen gaan aan kinderen verteld en dan konden zij van de angst niet slapen. Zij pisten in hun broek. Aan stoute kinderen werd gezegd, ‘ik roep de Antilliaan voor je’, en dan werden zij stil. De Antilliaan was de boosdoener. Hij kreeg de schuld van alles wat de Hollanders verkeerd deden. Dat is heel lang geleden. Als je het nu over de Antilliaan hebt, lachen de kinderen je uit. Professor V. Marsje heeft een boek over geschreven.’

Wan was zeer verontrust. Hij wist zeker dat de vrouw hem gezien had. Al die jaren had hij zich schuil kunnen houden. Niemand wist dat hij nog bestond. En al had hij aan hen verklapt dat hij een Antilliaan was, dan nog hadden zij hem uitgelachen. Niemand geloofde meer in de Antilliaan. Maar nu liep hij gevaar. De vrouw had hem herkend, dat had hij aan haar reactie gezien. En zij ging het rondbazuinen. En dan kwam de RST.

Midden in de nacht werd op de deur van Techi’s huis gebonsd. ‘Doe open. De RST.’ zei een zware stem. Techi deed met bevende handen open.
‘U bent Techi en u heeft de Antilliaan gezien?’ sprak de Blonde Reus. ‘Kunt u ons naar de plek des onheils brengen?’
Techi kreeg geen tijd om zich aan te kleden. Tussen drie grote mannen in liep zij naar de plaats waar zij die middag de gedaante gezien had. Het was volle maan, maar zij vonden niets. Heel in de verte zagen zij de witte mast van een zeilschip wegvaren richting Coro.
Dat was Wan, de laatste Antilliaan. Maar zij konden dat niet weten.

*LV: de LuisterVinken, de geheime dienst van de Geheime Leider.

Een speld

Ik ben een kinderboek aan het schrijven en ging op het internet op zoek naar informatie over het gedrag van kinderen in de verschillende leeftijdscategorieën. Wat vinden zij leuk om te lezen? Wat voor soort humor houden zij van? Hoe stellen zij de wereld om hun heen voor? Nou, het lijkt wel alsof je een doctortitel in de psychologie moet hebben om een kind te begrijpen. Toch heeft mijn moeder elf kinderen grootgebracht en zij was een doodgewone huisvrouw. Dus zo ingewikkeld als het in de internetartikelen staat, is het ook weer niet. Als je goed luistert en kijkt, zijn kinderen best te begrijpen. Getuige het verhaal dat ik een keer gehoord heb van een leerkracht.

‘Wat zijn jullie stil, jongens,’ zei mevrouw Martina, onderwijspsychologe bij het Departement van Onderwijs, tegen de kinderen in de klas, terwijl zij in een strakke spijkerbroek en met naaldhakken - tak, tak, tak - op en neer liep. Johnny vond haar meteen lief, in ieder geval leuker dan die vervelende Juf Ivonne.

‘Jazeker,’ viel Juf Ivonne haar trots in de rede. ‘Je hebt geen kind aan ze. In mijn klas kun je een speld horen vallen.’

Daar zegt ze het weer, dacht Johnny. Hij had vanochtend een speld meegebracht van huis en die laten vallen, maar niemand hoorde iets. Juf Ivonne het minst, want die is zo doof als een kwartel. Dat zei zijn moeder een keer na een ouderavond.
‘Die juffrouw van jullie is zo doof als een kwartel. Zij hoort gewoon niet als je iets tegen haar zegt.’
Johnny kon dat niet weten, want hij had nooit een kwartel gezien. ‘Dat is een soort vogel,’ had zijn moeder uitgelegd.
Hij kon zich wel voorstellen dat die kwartels makkelijk te vangen waren. Makkelijker dan totolikas, de kleine duifjes die ’s ochtends bij hem op het erf broodkruimels kwamen pikken. Die waren verre van doof, bij het minste geluid vlogen zij weg.

‘U moet juist een kind aan ze hebben, daarom staat u voor de klas, juffrouw Ivonne,’ merkte mevrouw Martina luchtig op. ‘De kinderen moeten zich kunnen uiten.’

Wat denkt dat wijf nou wel, dacht Juf Ivonne, zij is amper vijfentwintig en die komt mij de les lezen. Zij vergeet dat ik al meer dan dertig jaar voor de klas sta.

‘Hoor je dat,’ fluisterde Johnny tegen Nathalie die naast hem zat, ‘Juf Ivonne moet een kind van ons krijgen. Dat kan helemaal niet.’
‘Stil,’ siste Nathalie, ‘wij moeten van Juf Ivonne stil zijn.’
‘Trut,’ zei Johnny en stak haar met het speldje in de bil.
‘Au,’ schreeuwde Nathalie en buitelde van haar stoel.

‘Johnny!’ gilde Juf Ivonne boos, ‘zit je weer te klieren? Kom hier!’
Mevrouw Martina had binnenpret, nu werd het spannend. Johnny liep aarzelend naar voren en bleef met gebogen hoofd voor Juf Ivonne staan.
‘Johnny! Kijk mij in de ogen.’ Dat was mevrouw Martina.
Johnny keek haar met vragende ogen aan.
‘Vertel mij eens, wat doe je met een speld op school?’
Johnny keek even naar de boze Juf Ivonne en toen weer naar mevrouw Martina.
‘En?’ vroeg mevrouw Martina en streelde hem over zijn kaalgeknipte kop.
‘Ik...’ hakkelde Johnny, ‘wij... wij moesten van Juf Ivonne heel stil zijn wanneer u op bezoek kwam. Zo stil dat je een speld kon horen vallen. Ik heb vanochtend een speld laten vallen, maar niemand hoorde iets. Ik...’
Geen speld tussen te krijgen, dacht mevrouw Martina.