Tuesday, August 5, 2008

Culturele curiositeit

Papiamentu mocht niet op schoolplein. ‘Ki falta bo, sua?’ Pats! Een draai om mijn oren van Frater Dismas. De polsen van Frater Dismas waren even dik als mijn dijbenen. Hij had dubbele letter, wat betekende dat zijn klappen extra hard aankwamen. Dit gebeurde op een onbewaakt moment, want wij hadden altijd iemand op de uitkijk wanneer wij in een groepje stonden te praten. Als de frater aankwam, gaf Witte Veder een signaal en dan deden wij waar wij het beste in waren, zwijgen in alle talen.

De fraters waren ervan overtuigd dat het spreken van Papiamentu de hersenen aantastte, waardoor de intelligentie achteruitging. Intelligentie was toen nog niet normaal verdeeld.

Ik was een jaar of vijf, zes en sprak thuis, op straat, in de winkel en in de kerk Papiamentu. Voor zover ik mij kan herinneren spraken alle jongens in mijn klas thuis Papiamentu, behalve, nu ik erover nadenk, de zoon van een arts die zijn praktijk op het Rif had, maar hij sprak ook Papiamentu op het schoolplein.

Ondanks de terreur deden wij het niet slecht op school. Op ons schoolrapport stond een merkwaardige vermelding ‘groep’ geheten en die liep van één tot vijf. Tot de eerste groep behoorden de beste leerlingen en de slechtste tot vijfde groep. ‘Mi ñetu mayó a sali eerste groep, mijn oudste kleinkind is in de eerste groep uitgekomen,’ riep mijn grootmoeder luid in de straten van Otrobanda. Aan de indeling van de zitplaatsen in de klas kon men de schoolresultaten aflezen, de eerstegroepers zaten op de eerste rij, daarachter de tweedegroepers, enzovoorts. Hoewel de vijfdegroepers officieel helemaal achterin zaten, waren zij meestal druk in het weer met het opknappen van karweitjes voor de frater: koffie halen, plantjes water geven, mappen rondbrengen, noem maar op. Onderwijs was aan hen niet besteed.

Ik moet eerlijkheidshalve zeggen dat ik niet altijd in de eerste groep uitkwam, dat was niet goed voor mijn reputatie in de steegjes van Otrobanda.

Later, in de derde klas geloof ik, kregen wij een Surinaamse leerkracht. Hij sprak ook geen Papiamentu, maar hij had een donkere huidskleur en dat gaf hoop, hij was een bondgenoot. Een keer vroeg ik hem, in een vlaag van enthousiasme, of hij wel funchi at. Dat was het minste wat je kon verwachten van een bondgenoot die geen Papiamentu sprak. ‘Ik heb funchi wel een keer gegeten, maar gebakken, anders lust ik het niet.’ Ik vond hem een verrader. Dat de fraters geen Papiamentu spraken en geen funchi aten, dat kon ik hen vergeven, zij kwamen immers uit Tilburg, een boerendorp in die tijd. Maar hem niet, hij kwam uit Suriname en daar wisten zij het beter.

Op een dag verscheen er een groep rare gasten op school. Zij waren jong en keurig gekleed met lange mouwen en stropdassen. Zij kwamen kweken en werden verdeeld over de klassen. Eentje was mijn buurjongen, maar hij deed alsof hij mij niet kende. Zo stroomden de scholen langzamerhand vol met leerkrachten die wel Papiamentu spraken en funchi aten, maar dat verloochenden. De leerlingen waren echter niet gek en hadden gauw genoeg in de gaten dat meneer of juffrouw de sommen ook in het Papiamentu kon uitleggen. Ze deden dus alsof zij het Nederlands niet verstonden, hun goed recht. Zo deed het Papiamentu ongemerkt haar intrede in de scholen.

Toen dit goed en wel aan de gang was, kwamen de intellectuelen op de proppen met ‘Papiamentu a bai skol’ en schreven de introductie van het Papiamentu in het onderwijs op hun conto. Zes jaar geleden stapte ook het Rooms Katholieke Schoolbestuur op de bandwagon onder het motto ‘if you cannot beat them, join them’, en introduceerde het Papiamentu als instructietaal op al haar scholen, behalve het Vigdis Jonckheer-Mensing College, omdat het schoolbestuur in onderwijs in de moedertaal geloofde (noot: mevrouw Vigdis Jonckheer-Mensing q.e.p.d. was jarenlang directeur van het RK Schoolbestuur).

Zes jaar later krijgt het RK Schoolbestuur koude voeten aangezien ‘kinderen in groep vijf en zes van het Papiamentstalig funderend onderwijs (fo) slechtere resultaten behalen op het gebied van taal en rekenen dan leerlingen van vergelijkbare leerjaren in het oude onderwijssysteem’ en draait de klok terug. Voornaamste reden: er is niet genoeg materiaal in de moedertaal. Met andere woorden, iemand is lui geweest, of zoals dat meestal het geval is, wij zeggen wel A maar geen B. B laten wij over aan het Opperwezen, dat echter andere dingen aan zijn hoofd heeft.

De cirkel is bijna rond, er resteert nog de beslissing om het Papiamentu te verbieden op het schoolplein. Het Papiamentu wordt verheven, net als de funchi, tot een culturele curiositeit, leuk voor de Hollanders om eraan te ruiken.

K.

1 comment:

Anonymous said...

hulandes, hulandes mi mester siña
pa mi por bai Hulanda después
mientras ni den mi idioma
mi por defendé mi mes

Diana Márquez