We weten dat er in de tijd van de slavernij liederen gezongen werden, maar we weten niet meer welke, noch hoe de oorspronkelijke vorm was.
De oudste pogingen tot schriftelijke vastlegging, die jammer genoeg nooit teruggevonden zijn, dateerden al van voor 1863. Een van de eerste eigenaars van San Pedro noteerde in een aantal schriften de verhalen, gebeurtenissen en gebruiken die hij hoorde en zag. We zouden in deze plantage-eigenaar de eerste Curaçaose folklorist kunnen zien. Maar alle materiaal is door brand verloren gegaan. Daarnaast waren er al vroeg enkele Europese onderzoekers die vastlegden wat ze zagen, zoals een oude man van in de tachtig aan pater P.H.F. Brenneker nog in de jaren zestig vertelde: ‘Eens kwamen de vier eigenaren van Koraal Specht bijeen, en riepen de bomba's [opzichters] van de slaven. Dezen moesten werkliedjes zingen in het gené, en de heren schreven ze op. Ze stuurden ze naar Holland ter onderzoek en kregen als antwoord terug, dat het vooral teksten waren ontleend aan dierengeluiden.’
(Wim Rutgers, Beneden en boven de wind)
Subscribe to:
Post Comments (Atom)
No comments:
Post a Comment