Sunday, May 17, 2009

Op eigen benen staan

Palu Fè is veertig en woont in het ouderlijk huis. Zijn vader is tachtig en zijn moeder heeft pas haar zeventigste verjaardag gevierd. Fè heeft achter het huis een eigen kamertje bijgebouwd van cementstenen muren en daarop een zinken dak. Om het dak te verstevigen tegen rukwinden heeft hij op alle hoekpunten betonblokken geplaatst. Het kamertje staat verborgen achter een grote tamarindeboom die de hele dag schaduw geeft, zodat het binnen altijd lekker koel is. In het kamertje staat een eenpersoonsbed, een oude kast waarin een paar hemden hangen en een ladekast vol met rommel. Er staat ook een radiootje waar Fè ’s avonds naar luistert als er een voetbal- of een honkbalwedstrijd uitgezonden wordt. In de hoek staat een groen aangeslagen koperen trompet die Fè in geen twintig jaar heeft aangeraakt, een overblijfsel van de blauwe maandag waarop hij in een orkestje speelde. Op de grond liggen oude nummers van Playboy waaruit hele pagina’s zijn uitgescheurd.

Palu Fè werkt niet, althans niet vast, hoewel er voldoende vraag is naar zijn vakmanschap. Fè is een uitstekende draaier, geen draaikont, maar een tovenaar aan de draaibank. Er is niets wat hij niet kan repareren als hij maar in de juiste stemming is. Hij raakt in de juiste stemming op de momenten waarop hij om geld verlegen zit. Veel heeft hij niet nodig. Hij heeft hier en daar ook een paar vriendinnetjes, die hem af en toe wat zakgeld geven.

Pa Ròrò, de vader van Fè, staat elke ochtend om half vijf op en vertrekt precies om vijf uur van huis om te gaan vissen. Dat doet hij sinds mensenheugenis. Zijn weg kruist die van Fè soms, maar dan in de tegenoverstelde richting.
‘Ik rij mee, ik ga je helpen,’ zegt Fè.
‘Om de dooie dood niet,’ antwoordt Pa.
Fè loopt door richting huis en ruikt van verre de verse koffie die Ma gezet heeft. In de keuken staat zijn kopje al klaar, zwart met veel suiker.
‘Je zoon blijft je zoon,’ mompelt Ma tegen een denkbeeldige Pa.
Fè drinkt zijn koffie, eet een broodje en ruimt de keuken op om Ma een plezier te doen. Om zes uur sluit hij zich op in zijn kamer, want dan staat Diana op. Hij blijft in zijn kamer tot acht uur, wanneer Diana vertrokken is naar haar werk en komt dan weer tevoorschijn.

Diana is de oudste dochter van zijn oudste zus, zij is vijfentwintig. Zij heeft in Amsterdam kunst of zoiets gestudeerd en is pas een half jaar terug uit Nederland. Toen zij klein was, was zij een heel joviaal en energiek meisje dat alles durfde. Zij ging vaak met Oom Fè mee naar de mondi om te jagen op totolika’s, tot ongenoegen van haar moeder.

Nu is zij een vreselijke etter, vindt Palu Fè. Zij heeft hem een keer een parasiet genoemd. Fè heeft het woord opgezocht in het schoolwoordenboek van Juny. ‘Iemand die ten koste van anderen leeft’. Fè zou haar een draai om haar oren gegeven hebben, als hij het toen meteen begrepen had.

Diana is er overal mee oneens, als je A zegt, zegt zij B en als je B zegt, zegt zij A. Daar valt geen land mee te bezeilen. En zij weet altijd alles beter dan iedereen. Zij weet hoe de armoede aangepakt moet worden, zij weet hoe je een einde kunt maken aan de corruptie, zij weet hoe de criminaliteit teruggedrongen moet worden. Maar zij weet niet eens haar haren te kammen. Die zien eruit als een ragebol.

‘Ga je haren maar eens kammen, in plaats van te ouwehoeren,’ had Fè laatst tegen haar gezegd.
‘U bent mijn oom en ik respecteer u als zodanig, maar u bent een schande voor de familie. Op uw leeftijd kunt u niet eens op eigen benen staan.’
‘Als Curaçao niet eens op eigen benen kan staan, waarom moet ik het kunnen?’
Zij was des duivels.

K.

No comments: