Wanneer mijn oma met een wit doek, doorweekt met awa maravia, om haar hoofd in de schommelstoel zit en kreunt van een trekkende pijn die vanaf haar voorhoofd achter langs de oogbal tot aan haar achterhoofd reikt, en de radio uit moet, dan is er geen rooie cent in huis. Mijn moeder kijkt voor zich uit met een gezicht van ik ben geen dokter, want die aap wilt zij niet op haar schouders. Wij zitten stilletjes in een hoek in afwachting van wat er gaat gebeuren.
Maar Oma zit nooit lang bij de pakken neer. Zij springt op, scheurt een vel gelinieerd papier uit mijn schoolschrift, ongevoelig voor mijn protesten, en schrijft keurig de cijfers 1 tot en met 100 in twee kolommen neer. In de eerste kolom de cijfers 1 tot en met 50, en in de tweede de cijfers 51 tot en met 100, zodat de cijfers paren vormen: 01 – 51, 02 – 52, ... , 50 – 00. Helemaal onderaan schrijft zij met achterover hellende letters: ‘Eerste prijs: een groot blik olijfolie van het merk Argo. Trekking: Tachira vanavond.’ De aanduiding ‘eerste’ is overbodig, want er zijn geen tweede en derde prijs. De lootjes kosten een kwartje per paar, dus heeft de koper een dubbele kans om te winnen.
Zij trekt het witte doek van haar hoofd, neemt een bad, besprenkelt haar lichaam met gelukswater en trekt een groene jurk aan, de kleur van de hoop. Zij verlaat het huis via de voordeur, maakt een kruisteken, oriënteert zich en slaat linksaf, richting Sebastopolstraat waar Tan Ka woont. Zij kijkt recht voor zich uit en is doof voor de groet van de buurvrouw.
‘Nou zeg, Polita, vanwaar zo’n haast, zit de duvel achter je aan? Je bent mij nog iets schuldig.’
Ik loop achter haar aan. Via allerlei omwegen, om andere schuldeisers te ontlopen, bereikt zij de Sebastopolstraat. Tan Ka is altijd de eerste klant, zij brengt geluk. Zij koopt voor een gulden aan lootjes en als zij wint, mag Oma de prijs behouden. Tan Ka, zij heet eigenlijk Carmen, is een dikke witte vrouw en woont in een herenhuis. Zij is altijd goedgehumeurd en schaterlacht om het minste en geringste. Je kan haar stem tot op het Rif horen.
‘Polita, mijn schat, wat heb je vandaag een mooie jurk aan. Groen is mijn lievelingskleur. Kom binnen. Waar heb ik jou bezoek aan te danken? Kijk eens aan, jij hebt mijn mannetje meegenomen.’ Zij lacht luid. Om de een of ander duistere reden heeft Tan Ka een zwak voor Oma. Misschien was zij zelf zwart in haar vorige leven. Zij danst de tambú als geen ander. ‘Ik heb net verse koffie gezet. Zwart, zonder suiker? Ik mag ook al geen suiker. Ik moet afvallen van de dokter. Mijn knieën deugen niet meer. Maar als je alleen woont moet je alles zelf doen, er is niemand die je helpt. En als je een keer bezoek krijgt, dan is het altijd om te halen, nooit om te brengen.’
Oma krimpt ineen. Voor hoeveel staat zij al in het krijt bij Tan Ka? Zij is de tel kwijt. Straks, buiten, zal zij het papiertje verscheuren.
‘Wat is er Polita? Heb je krampen in je buik? Het komt van de koffie, ik heb hem te lang laten pruttelen. Neem een slok water.’
Oma neemt een slok water.
‘Ja, dat helpt. Trouwens, je hebt mij al een tijdje geen lootjes aangeboden.’
Oma’s gezicht klaart op. Tan Ka koopt voor een gulden. Ik krijg een kwartje. Tan Ka brengt geluk. In een mum van tijd verkoopt Oma alle lootjes. Twee houdt zij voor haarzelf. Een blik olijfolie kost drie vijftig. Tel uit je winst.
Dat was vroeger. Wij weten allemaal dat het gokken op Curaçao alarmerende vormen aanneemt Ik ken van dichtbij schrijnende gevallen van gokverslaving. Familiebedrijven die ten onder gaan. Gezinnen die verwoest worden. De overheid wilt verdienen aan het gokken en heeft er dientengevolge baat bij dat er nog meer gegokt wordt. Wellicht kunnen de opbrengsten gebruikt worden om de gokverslaving tegen te gaan. Een contradictie?
K.
Subscribe to:
Post Comments (Atom)
3 comments:
Zeker een contradictie en dan nog hypocriet ook.
Zeker hypocriet
Zeer zeker hypocriet, maar dan met hoofdletter.
Post a Comment