Sunday, May 31, 2009

Suikertante

Wij hielden van Tantan Rosa, want zij zat goed in de slappe was. Tantan was de zuster van mijn oma van moeders kant en behoorde tot de lichtgekleurde tak van de familie. De donkergekleurde tak ging er prat op lichtgekleurde familieleden te hebben. Als kind stoorde je je daar niet aan. Het enige verschil tussen ons en de kinderen van de lichtgekleurde tak was dat zij op echte bedden sliepen en wij op matjes. Verder gingen wij naar dezelfde school en naar dezelfde kerk.

Tantan Rosa had geen kinderen en woonde alleen in een groot huis. Iedere zondag gingen wij na de mis van acht uur bij haar op bezoek. Dat vond zij fijn, maar liet het niet merken. Zij keek altijd nors en sprak weinig. Omdat wij ter communie moesten gaan, hadden wij nog niet ontbeten. Nadat wij uitbundig ‘goede morgen, Tantan Rosa’ hadden gezegd, waarop zij amper antwoordde, gingen wij aan tafel zitten. Ieder van ons kreeg twee sneetjes melkwit brood met jam en een heel gekookt eitje, een feestmaaltijd. Het hoogtepunt was een beker warme chocolademelk.

Na het ontbijt gingen wij in de oude Panorama’s, die Tantan iedere zaterdag als bijlage van de krant kreeg, zitten bladeren. Dat mocht onder de voorwaarde dat wij de tijdschriften weer netjes op een stapeltje teruglegden. Wij keken met spanning naar de grote wandklok met Romeinse cijfers en om klokslag tien uur toeterde buiten de ijscotruck. Wij bleven met geveinsde achteloosheid doorbladeren, want te snel opspringen betekende dat Tantan de truck voorbij liet rijden. Pas wanneer wij haar klinkende ‘STOP’ hoorden, sprongen wij op en renden naar de deur, waar wij netjes bleven staan in afwachting van haar vraag.
‘Welke smaak?’
‘Chocolade.’
‘En jij?’
‘Pinda.’
‘Jij?’
‘Hmmm...’
‘Schiet op!’

Wij kregen ieder een hele papurèshi met drie bolletjes, waaraan wij met beleid moesten likken, want er mocht geen druppeltje op onze kleren vallen. Na de ijsco was het tijd om een smoesje te bedenken om afscheid te nemen van Tantan Rosa. Verlegen het hoofd buigen, met de voeten schuifelen en iets onverstaanbaars mompelen, werkten altijd. Wij bleven nog even in deuropening dralen totdat wij ieder een kwartje kregen en zetten het dan op een lopen.
‘Niet rennen,’ hoorden wij Tantan nog schreeuwen voordat wij uit het zicht verdwenen.

Sinterklaas kwam ook langs bij Tantan Rosa. De echte Sinterklaas! Niet de armetierige bisschop die bij ons thuis door de keukendeur naar binnen glipte. Bij ons liet Sinterklaas een pijl en boog achter om indiaantje te spelen. Bij het afschieten van de eerste de beste pijl, brak de boog in tweeën. Bij Tantan Rosa liet hij een rood autootje achter met afstandsbediening. Een keer liet Sinterklaas een step achter voor mij. Ik wilde er meteen op springen en naar huis steppen, maar dat mocht niet van Tantan. Om van haar huis bij ons thuis te komen, moest je de Breedestraat oversteken en dat vond Tantan te gevaarlijk. Dus de step bleef bij haar, met als gevolg dat ik voortaan iedere middag na school even bij haar langsging.

In de vakanties mochten wij blijven slapen, uitgezonderd de broertjes die in bed plasten. Die mochten alleen overdag komen en misten het ontbijt en het avondeten. Het avondeten op zich was niet erg, want dat was telkens bonen, alle soorten. Het ging om de toetjes. Niettemin hielden wij allemaal van Tantan Rosa.
Zo kan ik mij levendig voorstellen dat wij nu allemaal van Ank houden.

K.

Monday, May 18, 2009

52 – 48

verbaas je niet
vandaag
over coalitie
in de oppositie

verheug je maar
op overleg
en toezicht
en weer overleg

voorlopig zal er
niets veranderen
maar dat is
juist zo slecht

de uitslag is
een cocktail
veel zoet
maar ook veel zuur

gevaarlijk op den duur !


Frans Kapteijns mei 2009

Sunday, May 17, 2009

Dòktor Palabrua

Dòktor Palabrua, ilustre katedrátiko
profesor den astronomia
a pèrdè strea di nòrt.

El a buska na firmamento
anochi tras di anochi
di pariba te pabou
strea di nòrt no ta aparesé.

Ta for di dia ku Mèmi
a kuminsá traha komo kriá
na nèshi di Palabrua
den palu di flamboyan.

Mèmi, un galiña gueni di Isla Ariba
bèl diki, atras pará, ankrá manera betòn
pluma pretu birá lombrante
símbolo di sensualidat .

Dòktor Palabrua, soltero semper di su bida
te na grandi den kas di su mama
semper buki tabata su refugio
ta loko di su kabes.

Kada be ku Mèmi bùk
pa piki kualke potoshi
para riba su tenchi
pa pone kualke kos riba rèki
Palabrua su kurason
ta falta dos sla.

El a bishitá tur biblioteka
tur libreria den Saliña
buska den tur ensiklopedia
kon ta konkistá
Mèmi su amor.

E ta resitá poesia
deklamá poema
skirbi karta amoroso
kanturiá bolero
Mèmi no ta bisa ni bu ni ba.


Anochi e no por sera wowo
e ta oria kada sonido
kada rosea, kada suspiro
ku ta bini for di Mèmi su kuarto
miéntras e ta sofoká den kalor.

Komo último refugio
el a bai pidi konseho
serka su amigu Wa Warawara
di un reputashon diskutibel
pero no tin otro moda di hasi.

Dòk, un hòmber sabí manera abo
ku por konta tur strea na shelu
katedrátiko supremo den Saliña
ta pidi yudansa serka un bobo manera ami?

No preokupá, mi ta papia ku bo galiña gueni
splik’é bo sintimentu sinsero
preparábo pa un matrimonio
si bo ke mi ta para komo testigu.

Wa a desaparesé den kuarto di Mèmi
un ora, dos ora, tres ora a pasa
Palabrua ta pensa: ta un kòmbersashon profundo
Wa sin duda lo tin éksito.

Ata Wa a sali for di e kuarto
su plumanan manera un wantomba
su patanan ta tembla
ta zeilu manera un buraché:

Dòk, bo por peña saka, sigui konta strea numa
lógika di un galiña gueni, hamas abo lo por komprendé.

Kompader

Op eigen benen staan

Palu Fè is veertig en woont in het ouderlijk huis. Zijn vader is tachtig en zijn moeder heeft pas haar zeventigste verjaardag gevierd. Fè heeft achter het huis een eigen kamertje bijgebouwd van cementstenen muren en daarop een zinken dak. Om het dak te verstevigen tegen rukwinden heeft hij op alle hoekpunten betonblokken geplaatst. Het kamertje staat verborgen achter een grote tamarindeboom die de hele dag schaduw geeft, zodat het binnen altijd lekker koel is. In het kamertje staat een eenpersoonsbed, een oude kast waarin een paar hemden hangen en een ladekast vol met rommel. Er staat ook een radiootje waar Fè ’s avonds naar luistert als er een voetbal- of een honkbalwedstrijd uitgezonden wordt. In de hoek staat een groen aangeslagen koperen trompet die Fè in geen twintig jaar heeft aangeraakt, een overblijfsel van de blauwe maandag waarop hij in een orkestje speelde. Op de grond liggen oude nummers van Playboy waaruit hele pagina’s zijn uitgescheurd.

Palu Fè werkt niet, althans niet vast, hoewel er voldoende vraag is naar zijn vakmanschap. Fè is een uitstekende draaier, geen draaikont, maar een tovenaar aan de draaibank. Er is niets wat hij niet kan repareren als hij maar in de juiste stemming is. Hij raakt in de juiste stemming op de momenten waarop hij om geld verlegen zit. Veel heeft hij niet nodig. Hij heeft hier en daar ook een paar vriendinnetjes, die hem af en toe wat zakgeld geven.

Pa Ròrò, de vader van Fè, staat elke ochtend om half vijf op en vertrekt precies om vijf uur van huis om te gaan vissen. Dat doet hij sinds mensenheugenis. Zijn weg kruist die van Fè soms, maar dan in de tegenoverstelde richting.
‘Ik rij mee, ik ga je helpen,’ zegt Fè.
‘Om de dooie dood niet,’ antwoordt Pa.
Fè loopt door richting huis en ruikt van verre de verse koffie die Ma gezet heeft. In de keuken staat zijn kopje al klaar, zwart met veel suiker.
‘Je zoon blijft je zoon,’ mompelt Ma tegen een denkbeeldige Pa.
Fè drinkt zijn koffie, eet een broodje en ruimt de keuken op om Ma een plezier te doen. Om zes uur sluit hij zich op in zijn kamer, want dan staat Diana op. Hij blijft in zijn kamer tot acht uur, wanneer Diana vertrokken is naar haar werk en komt dan weer tevoorschijn.

Diana is de oudste dochter van zijn oudste zus, zij is vijfentwintig. Zij heeft in Amsterdam kunst of zoiets gestudeerd en is pas een half jaar terug uit Nederland. Toen zij klein was, was zij een heel joviaal en energiek meisje dat alles durfde. Zij ging vaak met Oom Fè mee naar de mondi om te jagen op totolika’s, tot ongenoegen van haar moeder.

Nu is zij een vreselijke etter, vindt Palu Fè. Zij heeft hem een keer een parasiet genoemd. Fè heeft het woord opgezocht in het schoolwoordenboek van Juny. ‘Iemand die ten koste van anderen leeft’. Fè zou haar een draai om haar oren gegeven hebben, als hij het toen meteen begrepen had.

Diana is er overal mee oneens, als je A zegt, zegt zij B en als je B zegt, zegt zij A. Daar valt geen land mee te bezeilen. En zij weet altijd alles beter dan iedereen. Zij weet hoe de armoede aangepakt moet worden, zij weet hoe je een einde kunt maken aan de corruptie, zij weet hoe de criminaliteit teruggedrongen moet worden. Maar zij weet niet eens haar haren te kammen. Die zien eruit als een ragebol.

‘Ga je haren maar eens kammen, in plaats van te ouwehoeren,’ had Fè laatst tegen haar gezegd.
‘U bent mijn oom en ik respecteer u als zodanig, maar u bent een schande voor de familie. Op uw leeftijd kunt u niet eens op eigen benen staan.’
‘Als Curaçao niet eens op eigen benen kan staan, waarom moet ik het kunnen?’
Zij was des duivels.

K.

Friday, May 15, 2009

Ons tegen ons

Sí tegen nò
Tili tegen Tala
Zwart tegen wit
Rijk tegen arm
Miramondi tegen Miramar
Zoon tegen vader
Baas tegen knecht
Nanzi tegen Sese
Wan tegen Jan
Rum tegen wijn
Kroes tegen kuif
Masbangu tegen haring
Hetero tegen homo
Macho tegen mietje
Pot tegen poot
Nènèn tegen Rèkèntèn
Vriend tegen vriend
Broeder tegen broeder
Blousana tegen blòblò
Ons tegen ons

K.

Sunday, May 3, 2009

Konosé bo Isla 2009-05: Suriname



De gids van de tour in Suriname is een bekende schrijfster.

Vraag: Hoe heet de schrijfster?

E guia di e eskurshon na Sürnam ta un eskritor konosí.

Pregunta: Kon yama e eskritor?

Sluitingsdatum: zondag 7 juni 2009

Prijs: een cadeaubon van The Movies.

Sponsor: Datelnet n.v.

(Het inzenden van het antwoord op de prijsvraag gebeurt via e-mail:

revers@cura.net

of door een reply op de door U ontvangen mail van Learnforfun. De winnaar wordt door loting bepaald uit de goede inzendingen.)

Konosé bo Isla 2009-04: antwoord

Antwoord: Papi Kar’i Apel

Er zijn 37 inzendingen, waarvan 25 goed:

Imo Rosario
Max Martina
M Brooks
Reginald Römer
Edward Nahar
Ethel Mercera
Erich Rene
Levens, Norman
L.J.Chr. Dee
Yolanda Chakoetoe
Debbie Fleming
Winsel Peney
Mayra Griejaloe
Pauline Alfonso
Erwin Sophia
Sharine Martina
Elaine Con
Solange Nijdam
Flavia Vasco de Sousa
Lianne Leonora
Aimee L. Kleinmoedig
Ethleen Alders
Joan Augusta
A Poolen
Daya Lindeborg
Regina v/d Biest
Niels Augusta
Loeki Peters
Carol Dick
Henk L. Braam
Rick Voges
Viola Statia
Madelyn Francisco
Frans Kapteijns
Ini Statia
Verna Lopez
Jules Marchena

Iedereen bedankt voor het meedoen.

De winnares is Elaine Con

De armoedegrens

Dèdè staat pontificaal in de deuropening met een sigaret in haar mond, op de uitkijk naar een slachtoffertje. Ik zie haar en glip een zijsteegje in. Te laat, zij heeft mij gezien.
‘Hé, jij daar, kwajongen, kom eens hier.’
Er zit niets anders op. ‘Goedemiddag, Dèdè.’

Dèdè is een rijzige zwarte vrouw van Engelse afkomst. Zij heeft een lange halfdoorzichtige jurk aan, gescheurd aan de ene kant. De jurk stinkt naar vettige afwaswater. Zij draagt geen beha en haar tieten hangen slap tot op haar buik. Haar grijze vlechtjes wijzen alle kanten uit. Zij praat met de sigaret in haar mond.
‘Waar ga je naar toe?’ vraagt zij, maar wacht niet op antwoord. Zij stopt een kwartje in mijn hand. ‘Koop een kwartje slaolie.’ Ik knik en wil wegrennen.
‘Kwajongen!’ Ik blijf staan. Zij geeft mij een stuiver. ‘Koop ook een snoepje voor jezelf.’
‘Ja, Dèdè,’ antwoord ik blij en ik ren weg.

‘Goede middag’, roep ik al tien minuten aan het venster, maar er is geen teken van leven in het winkeltje. ‘Goede middag, mevrouw,’ roep ik weer.
‘Ja, ja, ik kom, wie schreeuwt daar zo ongeduldig, kan een mens niet even rusten?’ De oude Chichita komt aansloffen. Blijkbaar heb ik haar in haar middagdutje gestoord. Zij kijkt nors. ‘Wat moet het zijn?’
‘Een kwartje slaolie.’
‘Geef mij de fles.’
‘De fles?’ vraag ik met geveinsde verbazing.
‘Waar moet ik de olie anders in doen? In je handen, misschien? Voor wie is de olie?’
‘Voor Dèdè,’ biecht ik op.
‘Dèdè?’ schreeuwt Chichita, ‘die zwarte schurk. Zij is mij meer dan een maand vijf gulden schuldig. Daarom komt zij niet zelf en stuurt onschuldige jongetjes. Zeg haar dat zij zelf moet komen, dan kan ik haar de waarheid vertellen. Het land waar zij vandaan komt, dáár kan zij de mensen bestelen, hier niet. Hier zijn wij niet achterlijk. Hier hebben wij allemaal scholing gehad en eten met mes en vork. Wij lopen ook niet in gescheurde jurken rond...’
Ik hoor haar stem nagalmen in de verte. Zij heeft het kwartje niet teruggeven.

Het belletje van de ijscokar komt dichterbij.
‘Ik heb een stuiver,’ zeg ik tegen Ronnie, de buurjongen.
Ronnie denkt even na en voelt diep in zijn broekzak. ‘Ik heb een dubbeltje,’ zegt hij weifelend en tovert een muntstukje tevoorschijn. Ik bekijk het geldstuk.
‘Dit is een vals dubbeltje,’ zeg ik, ‘van karton.’
‘De Portugees merkt er niks van, hij kan niet eens tellen,’ zegt Ronnie stoer, ‘het is mij eerder gelukt. Probeer jij het maar.’
‘Ik niet,’ antwoord ik, een held op sokken.
‘Kompader, stop,’ roept Ronnie, ‘een ijslolly.’
‘Welke smaak?’ vraagt de ijscoman.
‘Drie kleuren,’ zegt Ronnie en geeft het kartonnen dubbeltje aan de Portugees.
Deze gooit het muntje in het geldbakje, maar hoort niet het vertrouwde rinkelend geluid. Ronnie is al verdwenen. De Portugees grijpt mij in de kraag. ‘Bastardos!’
‘Ik heb een stuiver,’ piep ik, ‘een echte.’

‘Waar ben je al die tijd gebleven?’ vraagt mijn moeder, wanneer ik thuis kom. ‘Dèdè vroeg naar jou. Jij bent slaolie voor haar gaan kopen. Wat is er gebeurd?’
Ik antwoord niet en loop door naar de keuken. Er staat een flesje slaolie op tafel.
‘Breng dit naar Dèdè,’ zegt mijn moeder.
‘Nee, dat doe ik niet,’ antwoord ik vastberaden.
Wanneer ontstijgen wij de armoedegrens?

K.

Friday, May 1, 2009

Sansaña den Sabana



De verkoop van boeken op de vrijmarkt was een succes.

Het boek is te koop bij boekhandel Mensing.