Mijn oom en een even oude vriend zitten aan een tafel. Voor hen staat een fles White Label whisky, een bakje met ijsblokjes, een schepje en twee half gevulde glazen. Zij kijken voor zich uit en zeggen niets. Zij hebben geen woorden nodig om te communiceren. Af en toe werpt mijn oom een blik op de televisie. Carnavalsgroepen trekken voorbij voor de camera van Telecuraçao in Marchena. De verslaggeefster interviewt een carnavalsvierder en de camera is gericht op iemand anders. Asynchroon televisie maken, een nieuwe techniek.
Aan de bar zitten drie Nederlanders. Zij drinken Polar, uit solidariteit met het volk. Heineken is not done. Eentje zit op een te lage kruk. Er is maar één lage kruk aan de bar, een soort strafbankje. Cafés hebben zo hun regels: ‘Wie te veel zuipt, moet op de lage kruk zitten’.
Ik bestel een ijsthee. Mijn oom kijkt met afschuw naar het blikje.
‘Neem jij geen borrel?’ vraagt hij.
‘Nee,’ antwoord ik.
In Netto Bar is iedereen kort van stof.
‘Ben je gaan lopen?’
‘Ja.’
Ik heb gelopen van de Breedestraat naar Habaai en terug, om mijn gezicht te laten zien. Ik ben een tijdje afwezig geweest, wat op Curaçao maar drie dingen kan betekenen: Bon Futuro, Nederland of dood. Geen van de drie opties was op mij van toepassing. Ik kwam veel kennissen tegen. ‘Blij je te zien, sua, je ziet er prima uit.’ Vrouwen omhelsden mij. Gemiste kans, dacht ik van een schoonheid.
‘Jammer dat de stoet hier niet langskomt,’ zeg ik tegen mijn oom.
‘Nee hoor, ik vind het prima zo,’ antwoordt hij.
Stilte.
‘Waarom?’ vraag ik.
‘De Dominicaanse vrouwen. Vorige week zondag na carnaval was er een vechtpartij aan de overkant. Toen de politie weg was, begonnen de vrouwen te vechten. Drie tegen een. Een man kwam tussenbeide en werd door een van de vrouwen gevloerd.’
Ik krijg een slok koud water met whisky over mij heen. De vriend heeft zich verslikt. Hij luisterde niet naar het gesprek, daar kwam het niet van. Misschien is hij ingedommeld met een slok in zijn mond. De barman is er snel bij. Goede bediening.
Er stonden veel toeristen langs de weg.
‘Are you guys celebrating Independence Day?’ vroeg een Amerikaanse.
‘Yes,’ antwoordde ik, ‘independent for one day.’ Daar kon zij haar geschiedenisboeken over naslaan.
Er brak een vechtpartij los in de Roodeweg tussen twee groepen mariniers. In de buurt stonden veel Nederlanders. Iedereen begon te rennen.
‘Kom, laten wij weggaan,’ zei een van hen, ‘het wordt hier gevaarlijk, straks gaan zij schieten.’
‘Onzin,’ zei ik, ‘overal waar er veel mensen zijn wordt er gevochten, ook in Nederland.’
‘Ik was ook in Hoek van Holland,’ hield hij vol. Een ambulance reed met sirene en zwaailichten aan dwars door de menigte heen richting Habaai.
Om vier uur ’s middags dacht ik dat de route weer verlegd was en de stoet niet meer door de Roodeweg kwam. Ik liep naar de Netto Bar.
Op de televisie danst al meer dan een half uur dezelfde groep voor de camera. Onderaan op het scherm scrolt een tekst waarin Telecuraçao het volk oproept om zich voorbeeldig te gedragen langs de route. Maar het volk langs de route kijkt op dat moment geen televisie. Na mijn derde ijsthee sta ik op om te vertrekken.
‘Tot dinsdagavond?’ vraagt mijn oom.
‘Ja,’ lieg ik.
K.
Subscribe to:
Post Comments (Atom)
No comments:
Post a Comment