Monday, October 25, 2010

Sunday, October 3, 2010

Konosé bo Isla 2010-09: Vruchten



Vraag: Welke vrucht is deze?

Pregunta: Kua fruta esaki?

Sluitingsdatum: zondag 7 november 2010

Prijs: een cadeaubon van Boekhandel Mensing.

Sponsor: ESCRIBA N.V.

(Het inzenden van het antwoord op de prijsvraag gebeurt via e-mail:

revers@cura.net

of door een reply op de door U ontvangen mail van Learnforfun. De winnaar wordt door loting bepaald uit de goede inzendingen.)

Konosé bo Isla 2010-08: antwoord

Antwoord:
Nanzi heeft 9 kinderen. (Bron: Hoe Nanzi de koning beetnam en andere Antilliaanse verhalen over de slimme spin. Nilda Pinto. Tweede druk 2006)


Er zijn 7 inzendingen, waarvan 3 goed:

Regina v/d Biest
Elaine.Con
Frans Kapteijns
Yolanda Chakoetoe
Loeki Peters
Leendert J.J. Pengel
Flavia Vasco de Sousa

De winnaar is Leendert Pengel

Iedereen bedankt voor het meedoen.

De redding

Het is zaterdag en al bijna twaalf uur ’s middags. Er is geen bedrijvigheid in de keuken. De geur van gebakken bananen vullen de steegjes van Otrobanda. Het is stil en somber in huis. Oma Polita heeft een wit doek om haar hoofd gebonden dat zij telkens nat maakt met awa maravia, wonderwater. Zij heeft koppijn van de kopzorgen.

‘Sarajulia,’ roept zij.
Sarajulia is mijn moeder, maar niemand weet dat zij zo heet. Iedereen noemt haar Julia. Als Oma haar Sarajulia noemt, dan is dat een teken dat zij ruzie zoekt. Oma Polita zoekt een zondebok.
‘Sarajulia, heb je al een bloemetje gezet bij het beeld van Sint Antonius?’ vraagt Oma klaaglijk.

Mijn moeder reageert niet, zij heeft geen bloemetje gezet want zij gelooft niet in die onzin. Mijn moeder gelooft nergens in, behalve dan in goed geluk. De dingen komen vanzelf goed. Oma Polita ergert zich hier mateloos aan, zij is het goed geluk.

‘Ga jij een bloemetje plukken,’ zegt zij tegen mij.
Ik sta lusteloos op. Ik heb honger, wil ik zeggen, maar ik pas ervoor op. Voor het beeld van Sint Antonius ligt een hard saladebroodje, half opgevreten door de kakkerlakken.
‘Moet ik dit weggooien?’ vraag ik.
‘Nee, laat maar liggen en zet het bloemetje een beetje netter. Zet het rechtop tegen het beeld aan.’ Ik snap ook niet hoe Sint Antonius door dit eerbetoon voor eten kan zorgen.

Iemand hoest opzichtig in het kamertje naast de kast waar het beeldje op staat. Oom Romoldo ligt op bed en staart naar het plafond. Als er iemand recht heeft op eten, dan is hij het wel. Hij heeft het huishoudgeld netjes op tijd afgedragen aan Oma Polita. Dat gehoest van hem maakt Oma Polita nog ongeduriger.

Het is vaker gebeurd dat er geen eten in huis was. Maar op de een of ander manier kwam er toch manna uit de hemel vallen. Vandaag lijkt de situatie echter uitzichtloos. Oma heeft nergens meer krediet. Geld lenen lukt ook niet. De belofte om morgen terug te betalen, daar trapt niemand in. Het is pas de helft van de maand.

Voor de deur van de overburen klinkt een luidruchtige stem. Oma springt op.
‘Dat is Freddie,’ roept zij, ‘roep hem binnen.’ Het komt plotseling in haar op dat Freddie haar tien gulden schuldig is. Iets uit het grijze verleden, zij weet niet precies meer wat. Zij pakt de schoenendoos waar zij haar papieren in bewaart en begint te zoeken. Maar zij vindt alleen maar oude rekeningen en aanmaningen. Toch weet zij het zeker van die tien gulden. Iedere week heeft zij een tekort van tien gulden op haar budget, dat moet het zijn.

Freddie komt binnen, joviaal zoals altijd. Normaal duldt Oma Polita geen bezoek tegen etenstijd. Na veel omwegen en vragen naar de gezondheid van alle familieleden en aanverwanten van Freddie, brengt Oma de tien gulden ter sprake. Natuurlijk kan Freddie zich daar niets van herinneren en het is trouwens haast onmogelijk, want in de eerste plaats leent hij nooit iets van niemand, en mocht dat toch onverhoeds een keer het geval zijn, dan betaalt hij de volgende dag het geleende meteen terug, dus Polita vergist zich. Oma wordt boos: wil Freddie met andere woorden zeggen dat zij liegt?

Freddie wordt voorzichtig, Polita is niet iemand om ruzie mee te krijgen, wil je je doopceel niet gelicht hebben. Hij is degene die zich vergist, geeft hij toe, maar het probleem is dat hij geen geld bij zich heeft en het thuis moet gaan halen. Daar trapt Oma niet in, eenmaal weg komt hij niet meer terug. Oma kijkt strak naar zijn bestofte schoenen. Freddie begrijpt haar blik. Hij bukt en tovert een tientje tevoorschijn uit zijn rechtersok.

K.

Le pays gris

De volgende dag was alles grijs. De regenboog was verdwenen.

Tony ging zijn vriendin Ellie ophalen. Zij hadden afgesproken om samen te gaan ontbijten. Hij toeterde en zij kwam naar buiten. Zij ziet er anders uit vanochtend, dacht Tony, haar haren glanzen niet en zij heeft geen lippenstift gezet.

‘Je hebt geen lippenstift gezet,’ zei Tony aarzelend toen Ellie in de auto stapte.
‘Ik heb wél lippenstift gezet,’ antwoordde Ellie gepikeerd. Zij raakte altijd geïrriteerd wanneer Tony opmerkingen maakte over haar uiterlijk. Moest zij er de hele dag als een miss bij lopen?

Het verkeer bij de grote kruising van Biesheuvel zat muurvast. Alle auto’s toeterden luidruchtig.
‘Wat is hier nou aan de hand?’ vroeg Ellie verbaasd.
‘Er zal wel een ongeluk gebeurd zijn. Een kettingbotsing of zo. Ik zal even kijken.’
Tony ging op de rand van het autoportier staan om over de andere auto’s heen te kunnen kijken.
‘A... alle verkeerslichten staan op grijs,’ stotterde hij.
‘Neem jij mij in de maling?’ reageerde Ellie boos. ‘Hoe kunnen de verkeerslichten nou op grijs staan?’
‘Kijk zelf maar,’ antwoordde Tony. ‘Rood staat op grijs, oranje staat op grijs en groen staat op grijs.’

Inderdaad.
Na handig manoeuvreren, konden zij doorrijden. Zij gingen bij Denny’s ontbijten.
‘Mogen wij de menukaart?’ vroeg Tony aan de serveerster.
‘Wij hebben geen menukaart, meneer,’ antwoordde het meisje. ‘Wij serveren maar één gerecht. Spek en bonen.’
‘Jij bent niet grappig, hoor,’ kwam Ellie tussenbeide, ‘ga de menukaart halen en breng ook twee glazen water voor ons mee.’

Het meisje ging weg en kwam niet meer terug.
‘Zij is ons vergeten,’ zei Ellie na een poosje. ‘Daar loopt zij. Hallo, jij daar, je bent ons vergeten. Zitten er ook hersens in die mooie kop?’
‘Ik heb u niet bediend, mevrouw,’ antwoordde het meisje en liep naar een andere klant.

‘Daar loopt ons meisje,’ zei Tony, ‘Nee, zij is het niet. Zij lijken allemaal sprekend op elkaar.’
‘Laten wij weggaan,’ opperde Ellie ongedurig.
Zij liepen naar de auto. Er kwam een groep schoolkinderen langs op weg naar het sportveld naast het gebouw. Tony stond perplex.

‘Verdorie nog aan toe,’ sprak hij als in een roes, ‘deze kinderen zijn gekloond. Er is geen verschil tussen het ene en het andere kind. Zij hebben allemaal hetzelfde gezicht, dezelfde lengte, dezelfde haren. Zij lopen allemaal hetzelfde. En, zij zijn allemaal... grijs.’

‘Stap snel in de auto,’ schreeuwde Ellie, ‘wij zien geesten.’
In de auto stond de radio aan. Het ochtendnieuws. Een politieke bestuurder was aan het woord.
‘Er bestaat geen multiculturele samenleving. De andere culturen proberen de ene echte cultuur te overwoekeren en te vernietigen. Er bestaat maar één cultuur. Er is maar één oorspronkelijke cultuur. De monocultuur. De grijze...’ Ellie had de radio uitgezet.

‘Die man praat onzin,’ zei ze. ‘De monkeycultuur bedoelt hij.’
Tony bleef stil, hij was diep in gedachten verzonken.
‘Wat scheel je?’ vroeg Ellie. ‘Jij voelt je toch niet verantwoordelijk voor de problemen in deze wereld? Daar hebben wij Obama voor. Wake up, schat.’

Zij liepen een dure dameszaak in de Renaissance Mall binnen. Een schoonheid stond achter de toonbank. Ellie bekeek de jurken die aan de rekken hingen.
‘Is dit de nieuwste mode?’ vroeg zij aan de dame achter de toonbank. Deze knikte bevestigend.
‘Waarom zijn alle jurken grijs?’ vroeg Tony en verstijfde.

K.