‘Weet je wat het probleem is?’ vraagt Nanzi aan de tijger die hem de pas afsnijdt.
‘Ja,’ antwoordt de tijger, ‘ik heb honger en er is niets te eten. Als ik mijn maag kon vullen met een magere spin, dan had ik jou al drie keer opgegeten. Maar, bij nader inzien.’
‘Nee, nee, nee,’ zegt Nanzi haastig, ‘daar hebben wij het nu niet over. Ik heb het over het staatsbestel.’
‘Vult het mijn maag, dat staatsbestel?’ vraagt de tijger.
‘Nee. Ja. Wat ik bedoel is dit. Op de keper beschouwd bestaat de gemeenschap uit drie groepen dieren: de denkers, de hebbers en de werkers. En nogmaals op de keper beschouwd moet het staatsbestel, of beter gezegd, het bosbestel ook zo ingericht zijn. De denkers zijn wijs en onbaatzuchtig, dus zij besturen het bos. De kosten van het besturen worden betaald door de hebbers die de goederen bezitten. De werkers produceren de goederen en die worden hen door de bezitters afgepakt. Zo krijgen wij de zogenoemde goederenstroom en economische stabiliteit. Wat ik hiermee probeer te zeggen is dat wij de staat, of beter gezegd, het bos dienovereenkomstig moeten hervormen.’
De tijger die maar de helft verstaat van wat Nanzi zegt, onderbreekt hem.
‘Luister Nanzi, Ik versta de helft van wat je daar raaskalt. Op de keper dit en op de keper dat, vertel mij maar liever, wat is de bottomline?’
‘De bottomline?’ mompelt Nanzi terwijl hij nadenkt. ‘De bottomline is, hoe zal ik het uitleggen, de bottomline is dat jij nooit meer honger zult hebben.’
‘Is dat zo?’ brult de tijger enthousiast. ‘Laten wij meteen gaan hervormen. Waar beginnen wij?’
‘Wij beginnen bij de denkers,’ antwoordt Nanzi opgelucht. ‘Even denken. Wie is de grootste denker van het bos? Natuurlijk, professor dr. Palabrua, laten wij hem gaan opzoeken.’
Professor Palabrua zit gebogen over vijf dikke boeken over de actuariële wiskunde en rekent tien vellen vol. Maar hij komt er niet uit. Wat is de minimale pensioengerechtigde leeftijd van de dieren in het bos? De eendagsvliegen willen hun recht doen gelden. Hoe hij ook integreert en differentieert, hij komt telkens uit op 65 en dat pikt geen hond.
‘Hooggeleerde heer Palabrua,’ zegt Nanzi met een plechtige stem, ‘vergeeft u ons de brutaliteit om zonder afspraak langs te komen en zonder te kloppen binnen te komen.’
‘Insgelijks, hooggezeten heer’ bromt de tijger ook plechtig.
Dr. Palabrua schrikt zich een uil bij het horen van de bromstem van de tijger en fladdert angstig naar de hoogste tak van zijn boomhuis.
‘Hooggeleerde,’ zegt Nanzi geruststellend, ‘u hoeft niet bang te zijn. Wij komen u alleen maar vertellen dat u de grootste denker van het bos bent. Komt u maar naar beneden.’
‘Ik zit liever hier,’ antwoordt de uil die wijs genoeg is om geen van beide gasten te vertrouwen, ‘vertelt u het maar.’
‘Goed dan,’ gaat Nanzi verder, ‘wij zijn zojuist tot de conclusie gekomen dat voor de goede gang van zaken de denkers het bos moeten besturen. U krijgt alle benodigde middelen van de hebbers. In ruil daarvoor moet u naar hun pijpen dansen. De tijger is een hebber, hij blijft hier en zal u alles uitleggen.’
‘Wacht, ik ga mee,’ schreeuwt de tijger die merkt dat Nanzi er stiekem tussenuit knijpt. Onderweg komen zij een boer tegen die een vet varken aan een touw meetrekt.
‘Mag een hebber het bezit van een andere hebber opeisen?’ vraagt de tijger aan Nanzi
‘Er moet altijd iets tegenover staan,’ antwoordt Nanzi, ‘dat heet een ruil.’
‘Hebt u uw leven lief?’ vraagt de tijger aan de boer.
‘Nou en of,’ antwoordt de boer.
‘Dan mag u het behouden in ruil voor het varken,’ zegt de tijger en neemt het touw over van de boer.
‘Jij vergeet iets,’ zegt Nanzi tegen de tijger, ‘ik ben een denker en ik krijg de middelen van de hebbers.’ En hij neemt het touw over van de tijger.
Subscribe to:
Post Comments (Atom)
No comments:
Post a Comment