Juffrouw Kip loopt parmantig het klaslokaal binnen. Vandaag is zij extra vroeg, want het is een bijzondere dag. Vandaag gaat zij op excursie met de kuikentjes. De klas gaat het maisveld bezoeken. Daar zullen zij uitleg krijgen van de boer hoe hij de lekkere mais verbouwt. Gisteravond heeft zij de picknickmandjes klaargezet met heerlijke maïskoekjes voor de leerlingen. De picknickmandjes? Lieve hemel! Nu ziet zij het pas. Alle mandjes zijn weg. Help!
Juffrouw Kip begint hysterisch te kakelen. ‘Een dief. Help! Een dief. Alle mandjes zijn weg.’ Op haar korte pootjes rent zij naar de rector van de school. ‘Meneer de Haan, help. Een dief heeft alle mandjes meegenomen. Wat moet ik nu doen?’
‘Rustig, rustig,’ zegt meneer de Haan, terwijl hij zijn pijp uitklopt in de asbak. ‘Wat is er aan de hand? Een dief? Mandjes?’
‘Ja,’ antwoordt juffrouw Kip, ‘een dief heeft ...’. Maar zij maakt haar zin niet af. Buiten op de speelplaats maken de kuikentjes een hels kabaal. Een gepiep vanjewelste. Juffrouw Kip en meneer de Haan rennen naar buiten.
‘Alle gebraden kiekens aan het spit,’ kraait meneer de Haan. Juffrouw Kip gruwt. De dief heeft zijn behoefte midden op het schoolplein gedaan.
‘Alle kuikens naar de klas,’ tokt juffrouw Kip streng, ‘vooruit, opschieten.’
Meneer de Haan kijkt beduusd. ‘Spinnenpoep,’ zegt hij met een ernstig gezicht. Van drollen weet hij alles af, hij heeft niet voor niets fecalica gestudeerd.
Spinnenpoep? Spinnenpoep? ‘Nanzi!’ schreeuwen juffrouw Kip en meneer de Haan in koor.
‘Dit kan niet,’ bromt meneer de Haan met ingehouden boosheid. Hij blijft kalm, wat er ook gebeurt. ‘Dit loopt de spuigaten uit. Nu is Nanzi echt te ver gegaan.’
‘Ja,’ antwoordt juffrouw Kip, ‘veel te ver, mijlen te ver. Alle mandjes jatten en ook nog dit. Bah. Wij moeten ons beklag doen bij de koning.’
‘Nanzi! Nanzi!’ roept Shi Maria. ‘Vandaag of morgen groei je vast aan die hangmat. Kom eruit. De koning laat je roepen, je moet onmiddellijk bij hem komen. Nanzi, schoft. Doe niet alsof je mij niet hoort.’ Shi Maria slaat met een stok tegen de hangmat. Een zak stro valt op de grond.
‘Nanzi is niet thuis en niemand weet waar hij is,’ zegt Kompa Sese tegen de koning.
‘Och, och, och, wat heb ik toch een koppijn,’ klaagt de koning, ‘waarom moet ik al die karweitjes opknappen? Die rotspin van een Nanzi. Kan hij zich niet een keertje fatsoenlijk gedragen? Och, och, och, wat moet ik doen om van deze koppijn af te komen? En u weet ook niet waar Nanzi zich schuilhoudt, meneer Sese?’
‘Nee, majesteit,’ antwoordt Kompa Sese.
‘Goed dan, u bent zijn beste vriend. Als u het niet weet, dan weet niemand het. Ik hou het proces zonder hem. Soldaat, roep alle dieren bijeen die een aanklacht hebben tegen Nanzi. De zitting begint nu meteen. Meneer Sese u kunt gaan.’ Hij weet drommels goed waar Nanzi uithangt, mompelt de koning.
‘Het proces gaat beginnen,’ zegt de koning plechtig en slaat met zijn voorzittershamer drie keer op tafel. ‘Wie wil er zitting nemen in de jury?’
‘Ik,’ brult de tijger, ‘hij heeft mij een lekker vet varkentje afhandig gemaakt.’ Mevrouw Pig knort afkeurend.
‘En ik,’ zegt het schildpad, ‘hij heeft van mijn oom soep gemaakt.’
‘Ik wil ook,’ kakelt juffrouw Kip.
‘Akkoord,’ spreekt de koning, ‘de eerste aanklacht tegen Nanzi is van de eierboer uit Barber.’
‘Onschuldig,’ klinkt de stem van Nanzi vanuit de verte. Iedereen kijkt verbaasd om.
‘Majesteit,’ spreekt Nanzi eerbiedig, ‘ik ben gekomen omdat ik een remedie heb tegen uw hoofdpijn. Allereerst eet u een sterke soep getrokken van schildpaddenkop, vervolgens kruipt u onder een warme deken gemaakt van tijgervacht en rust u uw hoofd op een zacht kussen gevuld met kippenveren.’
De koning kijkt hoopvol rond. De jury is verdwenen.
Subscribe to:
Post Comments (Atom)
No comments:
Post a Comment