Vandaag is hij in het wit gekleed, helemaal in het wit, dat wil zeggen: een korte witte broek en een wit shirt met lange mouwen. Je zou denken een lange witte broek en een wit shirt met korte mouwen, net als ieder ander, maar dat is niet wat Shon Ki aan heeft. De drie zwarte strepen van de witte Adidas schoenen passen bij de zwarte rand van de witte hoed. Alleen zijn zonnebril is niet wit, die is donkergroen zodat hij altijd een groene kijk heeft op de wereld. Groen zoals de tamarindeboom altijd groen is, ook in dorre tijden. En net als de tamarindeboom trotseert hij de hete tropenzon.
Hij is op het Waaigat uitgestapt. Vanochtend heeft hij een lift gekregen, normaal neemt hij de bus. Toen hij van huis ging, zei hij dat hij een ommetje ging maken. Dat zegt hij iedere ochtend wanneer hij de deur uitgaat, tegen niemand in het bijzonder. Kom je vroeg of laat, vraagt zijn vrouw iedere ochtend. Shon Ki gromt dan wat. Dan weet zijn vrouw dat hij vroeg komt, dat wil zeggen, vóór het middageten. Anders antwoordt hij niet en komt laat in de middag thuis met een stuk in zijn kraag.
Op de Wilhelminabrug glinsteren zijn twee gouden tanden in het zonlicht wanneer hij tegen de Haïtiaanse lacht en haar ronde gespierde billen nakijkt. ‘Mon amour,’ fluistert hij, want hij heeft op de mulo gezeten bij frater Pushi Machu waar hij Frans heeft gehad, alsook Engels en Spaans. ‘Fresku,’ antwoordt de Haïtiaanse en lacht haar mooie witte tanden bloot.
Hij haast zich Kuchara Alegre binnen, het restaurant van Shon Benchi dat sinds mensenheugenis op de Dèmpel staat, want hij kan zijn plas niet houden. Hij heeft geen tijd om te groeten en rent, voor zover je zijn dribbelen rennen kunt noemen, naar het toilet waar hij net op tijd de gele, niet meer zo krachtige, straal over de rand mikt. Zijn witte broek is gespaard gebleven. Hij denkt met weemoed terug aan de tijd dat hij op twee passen afstand in de pot kon richten.
Weer buiten kijkt hij naar links en hij kijkt naar rechts om te beslissen welke kant hij opgaat. Omdat hij toch nergens heengaat, zou het niets moeten uitmaken. Maar op de een of andere manier maakt het toch uit, in een van de twee richtingen ligt zijn geluk. Gisteren is hij naar rechts gegaan en heeft hij bij de vrouw verderop een lot van een gulden gekocht en gewonnen. Twintig gulden. Het geluk zit niet altijd in hetzelfde hoekje, dus gaat hij vandaag naar links.
Thuis weten zij niets van de twintig gulden. Ik ga mijn vrouw verrassen, denkt hij wanneer hij langs de barkjes loopt. Ik breng een zak lekkere rijpe mango’s voor haar mee. Hoewel, zij moet er niet teveel van eten. Haar bloed wordt warm van teveel mango’s eten en dan krijgt zij overal jeuk. Vooral tussen haar dijen. Het is geen gezicht haar zo tussen haar dijen te zien schuren. En dan met een harde haarborstel. Nee, het is geen goed idee om mango’s te kopen.
In de Heerenstraat wordt hij aangesproken door een schoolmeisje van een jaar of achttien. Een slank meisje met grote borsten. Of meneer vijf gulden voor haar heeft. Voor de bus. Zij moet helemaal naar Montaña. Zij glimlacht afwachtend.
Shon Ki aarzelt. Vijf gulden voor de bus, mompelt hij. Vijf gulden betaalde je vroeger in Campo Alegre. Vijf gulden betaalde Solema elke dag aan Manchi. Hij kijkt naar haar grote borsten. Zij glimlacht uitdagend.
‘Ik heb geen haast,’ zegt zij en neemt Shon Ki bij de arm, ‘wij kunnen ook eerst een pastechi gaan eten ergens. Waar gaan wij?’
‘Naar de knoppen ..., ik bedoel nergens,’antwoordt Shon Ki en trekt zijn arm terug.
Subscribe to:
Post Comments (Atom)
No comments:
Post a Comment