Saturday, August 6, 2011

Hutspot

26 juli 1953: Mijn oom komt thuis met een stuk in zijn kraag en een grote sigaar in zijn mond. Hij stinkt naar Cubaanse rum. ‘Leve de revolutie,’ lalt hij. ‘Wat revolutie, in mijn huis geen revolutie,’ schreeuwt mijn oma en schopt hem het huis uit. Een eerste mislukte poging. 21 augustus 1966: Ik kom op Schiphol aan. Hoofddoel studeren. Nevendoel feestvieren. Of is het andersom? Ik moet naar Eindhoven. Overal staan mensen met borden waarop namen van studentensteden: Den Haag, Leiden, Nijmegen, Tilburg, geen Eindhoven. ‘Waar moet je naartoe,vriend?’ vraagt iemand. ‘Eindhoven.’ ‘Daar staat de bus. Die vertrekt over vijf minuten.’ 21 juli 1969: ‘Er staat een man op de maan,’ zingen wij op de melodie van ‘Er staat een paard in de gang.’ Later zingt Andre van Duin ‘Er staat een paard in de gang,’ op de melodie van ‘Er staat een man op de maan’. Je reinste plagiaat. 30 mei 1969: Curaçao staat in brand. Fè Lusafè heeft met lucifers gespeeld. Wij spoeden ons naar het Antillenhuis in Den Haag en vragen de gevolmachtigde minister Dr. Efrain Jonckheer om tekst en uitleg. Tekst kan hij geven, uitleg niet. ‘Daarvoor moeten jullie niet bij mij zijn,’ antwoordt hij. ‘Agenten, arresteer deze lastposten.’ 12 september 1966: Eerste collegedag. ‘Kijk naar de persoon links van u, kijk naar de persoon rechts van u. Een van u drieën zal deze studie afmaken.’ Slagingspercentage studie Technische Wiskunde in Eindhoven: 30%. De professor heeft er lol in. ‘Waarom is 0 kleiner dan 1?’ vraagt hij. ‘Wat doe ik hier?’ vraag ik. 4 december 1947: Ik word geboren als kind van mijn moeder en mijn vader. ‘Wat is dat?’ vraagt mijn vader. ‘Jouw kind,’ antwoordt mijn moeder. De zon komt die dag op om 06:41 uur en gaat onder om 18:09 uur, 11.27 uren zon. ‘Kind van de zon,’ zegt mijn vader. ‘Nee, jouw kind,’ herhaalt mijn moeder. 1 mei 1977: Mijn eerste werkdag bij Shell Curaçao N.V. Wacht even, dat kan niet. Dat is een zondag en nota bene arbeidersdag. 2 mei dan. 2 mei 1977: Mijn eerste werkdag bij Shell Curaçao N.V. als systeem analist bij de computer afdeling. Nu mag je wel technische wiskunde gestudeerd hebben en een jaar lang in Den Haag en Londen om- , her- en bijgeschoold zijn in de informatica, van de systemen die daar op de computer draaien, snap je geen sikkepit. Mijn systemen draaien dagelijks tussen 12:00 en 4:00 uur ’s nachts. Dan moet ik stand-by zijn. Ook in het weekend. April 1976: Ik studeer eindelijk af. Het slagingspercentage blijkt 10% te zijn. Ik ben de laatste der Mohikanen van 1966. Wordt er nog geschonken of niet? Mei 1984: Ik vertrek bij de Shell. Mei 1985: De Shell vertrekt van Curaçao. Wat een toeval. 4 april 1968: ‘Het is zijn eigen schuld dat hij doodgeschoten is,’ zegt persoon X. De namen zijn weggelaten om de gekken te beschermen. Wij zitten met een groep vrienden aan tafel in de kantine van de universiteit wanneer het nieuws ons bereikt. ‘Wat bedoel je?’ vragen wij en kijken persoon X vol ongeloof aan. ‘Ja, hij had niet moeten aankomen met negerrechten dit en negerrechten dat. Dat is provocatie.’ Zalig zijn de armen van geest (Mattheüs 5, 3). 5 juni 1968: Houden zij nou een keertje op met dat schieten? Nu is Robert Kennedy aan de beurt. 18 september 1970: Jimmy Hendrix. 4 oktober 1970: Janis Joplin. 29 juli 1974: Mama Cass. Allemaal dood. Wat is er aan de hand? 18 juli 1976: Het is zondag, 10 uur ’s avonds. De derde dag van de eerste editie van het North Sea Jazz festival in Den Haag. Wij zitten in de PWA zaal. Sun Ra speelt, begeleid door zijn Arkestra. ‘Some call me Mr. Ra. Some call me Mystery. But you can call me Mr. Mystery.’ 4 september 2010: Het is zaterdag. De tweede avond van de eerste editie van het Curaçao North Sea Jazz festival. Nathalie Cole zingt. Onvergetelijk. Voorjaar 1995: Ronnie Scott’s jazz club in Soho Londen. Monty Alexander is net klaar met spelen. Ronnie Scott sluit de avond af: ‘Thank you, ladies and gentlemen. You have made a happy man very old.’

No comments: