De koning ging voor zaken naar het buitenland voor een week samen met de koningin en stelde Nanzi aan als zijn plaatsvervanger.
‘Hoe kun je dat nou doen?’ vroeg de koningin verbouwereerd. ‘Nu gaat hij alle koeien stelen, je weet toch dat hij koeien steelt.’
‘Dat weet ik,’ antwoordde de koning, ‘maar hoe bewijs je dat? En denk eens na, als ik iemand anders benoem, dan neemt Nanzi hem beet en steelt alle koeien. Nu denkt hij dat de koeien deze week van hem zijn, dus hoeft hij ze niet te stelen.’
‘Wat ben je toch een slimme koning als je wakker bent, mmmwa,’ zei de koningin en gaf de koning een vochtige zoen op de mond.
De koning veegde zijn mond af met een zijden zakdoek en riep zijn soldaten. ‘Soldaten, breng Nanzi hier.’
Nanzi verscheen voordat de koning uitgepraat was. ‘Uw nederige dienaar, majesteit,’ zei hij geaffecteerd.
‘Luister,’ sprak de koning, ‘praat niet zo idioot. Deze week ben jij de koning en ik vertrouw erop dat jij een goede vorst zal zijn voor je onderdanen. Een ding druk ik je op het hart, pas op dat je niet door de tijger van de troon afgebruld wordt.’
Amper had de koning dat gezegd of ze hoorden de tijger brullen op de radio.
‘... en ik zeg jullie, beste luisteraars, geliefd volk. De krabben van Saliña zijn uitbuiters, zij bezitten alle zoutvlakten en alle moerassen. Zij zijn de grootgrondbezitters en zij buiten de arme garnalen uit. Wij zullen opkomen voor de garnalen, de kikkers en de slakken ...’
‘Soldaten,’riep de koning boos, ‘zet die radio uit. De dieren in het bos zijn dat gebrul beu en dan te bedenken dat hij op mijn troon wil zitten. Hij zal wel woest zijn wanneer hij hoort dat ik jou benoemd heb, Nanzi, dus een gewaarschuwde spin telt voor twee.’
De tijger was heel boos. ‘Wie? Nanzi? Die dief, die nietsnut, die hielenlikker, die kapitalist, die imperialist, die ..., die ...’
Nanzi hoorde dat en maakte zich zorgen. Wat moet hij als koning doen? Regeren is vooruitzien. Hij heeft een raadsman nodig. Een raadsman? Natuurlijk, wie anders.
Nanzi was bekaf toen hij het nest van professor Palabrua hoog in de tamarindeboom bereikte.
‘Verrek, professor, wat woon jij hoog, zeg. Luister, ik heb jouw hulp nodig. Hoe kan ik de tijger een toontje lager laten brullen?’
‘De tijger?’ reageerde Palabrua met afschuw. ‘Vergeet het maar, ik bemoei mij niet met de tijger. De dokter heeft gezegd dat ik ver van de politiek moet blijven.’
Nanzi keek hem aan met een koninklijke blik. ‘Professor, ik laat je in de gevangenis gooien. Ik ben de koning, vergis je niet.’
‘Nou goed dan, majesteit,’ zei de professor spottend, ‘kom mee.’ En hij nam Nanzi mee naar zijn studeerkamer. Hij pakte een paar dikke boeken uit de kast en bladerde erin. Hij schudde telkens met zijn hoofd. Na een poosje zette hij de boeken terug en nam een Chinees boek.
‘Ik heb het,’ zei hij plotseling, ‘je moet een brulwedstrijd houden. Wie het langst en het hardst brult, wordt de woordvoerder van de koning.’ ‘Je houdt mij voor de gek,’zei Nanzi. ‘Vertrouw mij,’ antwoordde Palabrua.
De wedstrijd begon de volgende ochtend vroeg op het paleisplein. Op het startsein van Nanzi begonnen alle dieren uit alle macht te brullen. Tegen middernacht waren alleen nog de leeuw en de tijger over. Spoedig daarna viel ook de leeuw af en de tijger brulde nog even door. Toen hield hij abrupt op. ‘Ik heb gewonnen,’ zei hij met een piepstemmetje. Nanzi keek Palabrua verwonderd aan.
‘De Chinezen zeggen dat iemand in zijn leven maar een bepaald aantal uren kan brullen, daarna houdt het op,’ legde de uil uit.
Subscribe to:
Post Comments (Atom)
No comments:
Post a Comment