Tuesday, September 3, 2013

Water

Ik ben opgegroeid in de steegjes van Otrobanda, om precies te zijn in de Gasthuisstraat, de straat die loopt in westelijke richting van de Zaantjessteeg tot aan de Carthagenastraat en vice versa in oostelijke richting, parallel aan de Breedestraat aan de kant van het Rif, de zuidkant dus. Daar ongeveer.
   Ik kan mij nog vaag herinneren dat watertrucks water rondbrachten in de steegjes van onze buurt en het in kerosineblikken verkochten. De waterdragers liepen tot in de keuken om een drum te vullen. Opmerkelijk is dat zowel de kerosineblikken als de waterdrum van de raffinaderij afkomstig waren.
   Spoedig daarna kregen de huizen waterleiding. Nu moet u zich daar niet veel bij voorstellen. Bij ieder huis kwam er maar één pijp binnen: in de keuken. Dus alleen daar had men stromend water, de huizen hadden geen douche en toilet.
   Onder de waterkraan in de keuken had mijn oma een drum geplaatst, die ze op gezette tijden vol liet lopen. Zij was er heilig van overtuigd dat dat goedkoper was dan iedere keer de kraan open en dicht te draaien. Want iedere keer als je de kraan opendraaide, ging de watermeter als een gek tekeer en dat kostte geld. Niet iedereen in de steegjes kreeg stromend water. Zo kwam onze buurvrouw dagelijks een pan water lenen om te koken.
   Als klein jongetje was je even lang als de drum hoog was, dus je kon met geen mogelijkheid water uit de drum scheppen, tenzij die tot de nok gevuld was. Je kon wel bij de kraan komen, maar je mocht er niet aan komen. Maar mijn oma vond een oplossing voor het probleem, zij plaatste een bankje naast de drum. Anders moest zij telkens opstaan als wij een beetje water wilden.
   Later kregen wij een wasmachine: een onding, de oorzaak van jeugdtrauma’s, een schending van de rechten van het kind. Dat ding moest namelijk gevuld worden en dat moesten wij doen. De wasmachine stond in een speciaal daarvoor gebouwd washok in de tuin, een eind van de keuken vandaan.
   Wij moesten dus in de keuken een emmer vullen door water uit de drum te scheppen, met de volle emmer naar het washok lopen, de volle emmer in de wasmachine kieperen en teruglopen. Dat kieperen ging weleens mis, met alle gevolgen van dien. Wat was logischer dan een waterkraan te plaatsen in het washok? Toen al had ik geen fiducie in het menselijke denkvermogen.
   Water was blijkbaar duur en het bewustzijn dat men zuinig met water om moest gaan, bestond al. Dat bewustzijn had ook een keerzijde. Gelijk met het washok werden ook een toilet en een badhok gebouwd, maar geen douche. Er was immers nergens stromend water behalve in de keuken. Alles gebeurde met behulp van emmers: baden, wassen en toilet doorspoelen. En dit was de keerzijde, het toilet mocht alleen maar doorgespoeld worden na een grote boodschap. Aan kleine boodschappen had mijn oma geen boodschap. Dus na het plassen werd niet doorgespoeld. Daar hebben wij als volk tot de dag van vandaag nog last van.
   Traumatischer was het dat wij na het eten onze handen moesten wassen in het vieze afwaswater in een teil. Waarom niet omgekeerd? Eerst de handen wassen en daarna de vieze potten en pannen in de teil?
   Hoe anders was het in de buitendistricten Banda ‘Riba en Banda ‘Bou. Daar had je de mondi, die alles absorbeerde, als het maar organisch was, grote en kleine boodschappen. Geen plastic zakken, geen oud huisraad, geen autowrakken zoals nu. Ook had je behalve de watertrucks, andere bronnen van vers water: de waterputten, ‘awa di pos’, en de regenbakken, ‘awa di yobe’. Men hoefde niet zuinig te doen.
   Het putwater werd koel gehouden in een aarden kruik, poron. Lekker om te drinken, maar een beetje zwaar op de maag van een verwende stadsjongen. Het regenwater was goed om kroeshaar mee te wassen, zeiden de vrouwen.
   De waterputten zijn verdwenen, de regenbakken staan droog, de watertrucks rijden niet meer en eerstdaags komt de laatste druppel uit de kraan. Ik krijg er dorst van.
        


No comments: