Sunday, October 6, 2013

Gulzig

“Nanzi zou Nanzi niet zijn, als hij niet weer een nanzistreek uithaalde,” zegt monsieur Delacourt van de ambassade, terwijl hij mij aankijkt met de grijns van een zelfingenomen dorpspsychiater.
   “Wat heeft die Nanzi nu weer uitgevreten?” vraag ik.
   “Waarmee heeft hij zich weer volgevreten, moet je liever vragen,” antwoordt monsieur Delacourt en pakt een tompoes van een schaal op tafel. Hij eet die op en begint te vertellen.
   Shi Maria bakt iedere ochtend pannenkoeken voor Nanzi. Pannenkoeken gemaakt van meel, water en een beetje suiker, en die dus nergens naar smaken. Je kunt evengoed op een stukje karton kauwen, moppert Nanzi.
   “Nanzi, het vuur is uitgegaan,” schreeuwt Shi Maria vanuit de tuin.
   “Mijn vuur is ook bijna uit van de honger,” mompelt Nanzi. “Pegasaya,” roept hij zijn jongste zoon. “Pegasaya, nietsnut van een zoon, waar zit je? Kom tevoorschijn. Ga als de bliksem naar Kompa Sese en vraag hem een stukje vuur. Schiet op, anders geef ik je een pak slaag dat je zelf in brand vliegt.”
   Pegasaya rent zo snel als zijn korte pootjes hem toestaan naar zijn peetoom Kompa Sese.
   “Ha, kijk eens wie we daar hebben? Pegasaya, mijn brave jongen, waarom zo’n haast? Hier heb je een glaasje limonade.”
   “Goede morgen, Padrino,” spreekt Pegasaya buiten adem, “mijn vader vraagt …” De woorden blijven hem in de keel steken, want hij ruikt de lekkere geur van pannenkoeken. Hij begint te watertanden.
   “Je ruikt zeker de pannenkoeken die ik aan bakken ben, mijn lieve jongen,” zegt Sese met een glimlach. “Hier heb je er twee, eet ze rustig op.”
   Dat advies is aan Pegasaya niet besteed, in een mum van tijd werkt hij de pannenkoeken naar binnen.
   “En wat is het doel van jouw bezoek?” vraagt Sese. “Een stukje vuur voor je vader?”
   “Ja, padrino,” antwoordt Pegasaya met een glimmende mond.
   Kompa Sese stopt een stuk gloeiende houtskool in een blikje en geeft Pegasaya nog twee pannenkoeken voor onderweg.
   Thuis aangekomen treft hij zijn vader slapend aan in een hangmat. Als je slaapt, heb je geen honger, is Nanzi’s filosofie. Maar hij heeft een scherpe neus. Hij springt uit het hangmat.
   “Jij hebt pannenkoeken gegeten,” zegt hij tegen de arme jongen en grijpt hem bij de keel. “En zeg mij niet dat het niet waar is, anders waren dat de laatste pannenkoeken die je ooit gegeten hebt.”
   “Ja, ja, Papa,” stottert de jongen door een dichtgeknepen keel. Nanzi houdt hem ondersteboven en een stuk pannenkoek valt uit zijn zak. Nanzi stopt die meteen in zijn mond.
   “Nondeju, hier zitten eieren in. Waar haalt Sese eieren vandaan in deze slechte tijden?” Sneller dan de bliksem staat Nanzi voor de deur van Sese.
   “Sese! Sese, mijn beste vriend, waar ben je? Ik ben het, Nanzi. Sese, je bent een goede vent. Mijn lieve zoon heeft geen betere peetoom kunnen wensen … Sese, verdomme, kom naar buiten. Ik heb niet de hele dag de tijd om hier te staan schreeuwen.”
   Sese komt op zijn dooie gemak naar buiten. “Wat moet je weten, Nanzi?” vraagt hij argwanend.
   “Waar jij de eieren vandaan haalt. Weet je dat dat strafbaar is?”
   Sese glimlacht. “Dat gaat je geen klap aan.”
   “Ik geef je aan bij de soldaten van de koning,” dreigt Nanzi.
   Sese geeft zich gewonnen. “Iedere nacht ga ik naar het nest van de slang en neem een paar eieren mee, zij merkt er niks van.”
   “Vannacht ga ik mee,” zegt Nanzi vastberaden. En zo gaan de twee iedere nacht eieren stelen uit het nest van de slang. Maar Nanzi heeft niet genoeg aan een paar eieren, hij gaat elke nacht alleen terug om meer eieren te halen, manden vol. Totdat de slang het op een nacht merkt. Zij komt plotseling tevoorschijn en bijt Nanzi in de billen.”
   Monsieur Delacourt blijft stil en ik blijf hem verwonderd aankijken. Hij pakt zijn vijfde tompoes van de schaal en propt die in zijn mond. “De moraal van het verhaal is, dat je nooit gulzig moet zijn,” spreekt hij met volle mond.
     

          

No comments: