Ik reed het terrein van het gasolinestation op en stopte bij pomp vier. Aan de andere kant stond een oude Peugeot sportwagen, nummerplaat ‘WABI’ gevolgd door een nummer. De bestuurder knikte en groette met een glimlach. Ik kende hem niet, maar ik heb nu eenmaal een vriendelijk gezicht en schreef het daaraan toe. Ik groette terug en liep naar de kassa om te betalen, 50 gulden. Het bleek te veel, de tank was al vol bij 48 gulden en ik morste de rest op de grond. Gasoline is te goedkoop geworden. Daarna reed ik naar de luchtcompressor om mijn banden op te pompen. Daar stond de Peugeot weer.
‘Mag ik u iets vragen, meneer?’ vroeg de bestuurder. ‘Waar ken ik u van? Bent u vroeger geen gedeputeerde geweest?’
‘U vergist zich, kabayero, dat was mijn goede vriend wijlen Cedric Eisden.’
‘Ja, natuurlijk, u lijkt sprekend op hem.’
Ik beaamde dat en stapte in mijn auto. Daar zat hij.
‘Die meneer had het niet tegen jou.’
‘Tegen wie dan?’
‘Tegen mij.’
‘Dan had jij je mond open moeten doen.’
‘Jullie maken er wel een troep van.’
‘Nu overdrijf je, dat beetje benzine dat ik gemorst heb.’
‘Dat bedoel ik niet, ik bedoel het bestuur van het eiland. Sinds ik weg ben, is het er niet beter op geworden.’
‘Je hebt wel een hoge dunk van jezelf. Dan had je maar hier moeten blijven.’
Hij bleef stil. Ik keek opzij. Wij lijken op elkaar, zeggen ze. Ik dacht aan het voorval in de kapperszaak. Ik kwam binnen en ging op de kapstoel zitten. Meneer is dus niet tevreden met de coupe, zei de kapper in een Spaanse versie van het Papiaments. Ik glimlachte afwezig zoals ik altijd doe om het gesprek te frustreren. Normaal gesproken verwacht hij geen antwoord, maar toen blijkbaar wel. Ik heb u gisteren toch geknipt, vroeg hij aan zichzelf twijfelend. Ik ben soms traag van begrip, maar toen ging er een lichtje branden.
‘De kapper heeft mij het voorval verteld, toen ik weer was gaan knippen,’ zei hij terwijl hij mij aankeek. Ik schrok.
‘Dat is ongemanierd,’ sprak ik.
‘Wat?’
‘Gedachten lezen.’
De dame in de auto naast mij voor de verkeerslichten keek mij met bange oogjes aan. Die is hartstikke geschift, zou zij gedacht hebben, die zit in zijn eentje in de auto te praten. Zij was in staat de politie te bellen.
‘Waar moet je naar toe?’ vroeg ik.
‘Nergens, ik ben overal al geweest. Waar gaan jullie naar toe?’
‘Naar de filistijnen. Nee, grapje, Joost mag weten. Wat denk jij?’
‘Houd rekening met Wan Pueblo,’ antwoordde hij en weg was ie.
De auto slingerde van de weg af en kwam in de berm terecht.
Hij is te vroeg weggegaan. Hij wist waar hij het over had, hij was de beste ontwikkelingseconoom die Curaçao gekend heeft. Men zegt dat je een onderwerp pas echt begrijpt, als je het aan een leek kan uitleggen. Hij kon het verschil tussen vraag en aanbod zelfs aan politici uitleggen. Het is misschien het overwegen waard om aan de Universiteit van de Nederlandse Antillen, waar hij jarenlang gedoceerd heeft, een Cedric Eisden Instituut op te richten, om richting te geven aan Pais Kòrsou.
K.
Subscribe to:
Post Comments (Atom)
No comments:
Post a Comment