Wij hielden van Tantan Rosa, want zij zat goed in de slappe was. Tantan was de zuster van mijn oma van moeders kant en behoorde tot de lichtgekleurde tak van de familie. De donkergekleurde tak ging er prat op lichtgekleurde familieleden te hebben. Als kind stoorde je je daar niet aan. Het enige verschil tussen ons en de kinderen van de lichtgekleurde tak was dat zij op echte bedden sliepen en wij op matjes. Verder gingen wij naar dezelfde school en naar dezelfde kerk.
Tantan Rosa had geen kinderen en woonde alleen in een groot huis. Iedere zondag gingen wij na de mis van acht uur bij haar op bezoek. Dat vond zij fijn, maar liet het niet merken. Zij keek altijd nors en sprak weinig. Omdat wij ter communie moesten gaan, hadden wij nog niet ontbeten. Nadat wij uitbundig ‘goede morgen, Tantan Rosa’ hadden gezegd, waarop zij amper antwoordde, gingen wij aan tafel zitten. Ieder van ons kreeg twee sneetjes melkwit brood met jam en een heel gekookt eitje, een feestmaaltijd. Het hoogtepunt was een beker warme chocolademelk.
Na het ontbijt gingen wij in de oude Panorama’s, die Tantan iedere zaterdag als bijlage van de krant kreeg, zitten bladeren. Dat mocht onder de voorwaarde dat wij de tijdschriften weer netjes op een stapeltje teruglegden. Wij keken met spanning naar de grote wandklok met Romeinse cijfers en om klokslag tien uur toeterde buiten de ijscotruck. Wij bleven met geveinsde achteloosheid doorbladeren, want te snel opspringen betekende dat Tantan de truck voorbij liet rijden. Pas wanneer wij haar klinkende ‘STOP’ hoorden, sprongen wij op en renden naar de deur, waar wij netjes bleven staan in afwachting van haar vraag.
‘Welke smaak?’
‘Chocolade.’
‘En jij?’
‘Pinda.’
‘Jij?’
‘Hmmm...’
‘Schiet op!’
Wij kregen ieder een hele papurèshi met drie bolletjes, waaraan wij met beleid moesten likken, want er mocht geen druppeltje op onze kleren vallen. Na de ijsco was het tijd om een smoesje te bedenken om afscheid te nemen van Tantan Rosa. Verlegen het hoofd buigen, met de voeten schuifelen en iets onverstaanbaars mompelen, werkten altijd. Wij bleven nog even in deuropening dralen totdat wij ieder een kwartje kregen en zetten het dan op een lopen.
‘Niet rennen,’ hoorden wij Tantan nog schreeuwen voordat wij uit het zicht verdwenen.
Sinterklaas kwam ook langs bij Tantan Rosa. De echte Sinterklaas! Niet de armetierige bisschop die bij ons thuis door de keukendeur naar binnen glipte. Bij ons liet Sinterklaas een pijl en boog achter om indiaantje te spelen. Bij het afschieten van de eerste de beste pijl, brak de boog in tweeën. Bij Tantan Rosa liet hij een rood autootje achter met afstandsbediening. Een keer liet Sinterklaas een step achter voor mij. Ik wilde er meteen op springen en naar huis steppen, maar dat mocht niet van Tantan. Om van haar huis bij ons thuis te komen, moest je de Breedestraat oversteken en dat vond Tantan te gevaarlijk. Dus de step bleef bij haar, met als gevolg dat ik voortaan iedere middag na school even bij haar langsging.
In de vakanties mochten wij blijven slapen, uitgezonderd de broertjes die in bed plasten. Die mochten alleen overdag komen en misten het ontbijt en het avondeten. Het avondeten op zich was niet erg, want dat was telkens bonen, alle soorten. Het ging om de toetjes. Niettemin hielden wij allemaal van Tantan Rosa.
Zo kan ik mij levendig voorstellen dat wij nu allemaal van Ank houden.
K.
Subscribe to:
Post Comments (Atom)
1 comment:
Hahaha, Roy. Bo humor ta invensibel!
Post a Comment