Sunday, September 4, 2011

Levensgevaarlijk

‘Wij zijn toch ook slaven geweest,’ zegt de leuk uitziende Joodse dame in de supermarkt. Hiermee bedoelt zij, dat zij de commotie en de discussie rond het slavernijverleden en de Afro-Curaçaoënaar en de echte Curaçaoënaar un peu beu is. Maar de Afro-Curaçaoënaar heeft daar geen boodschap aan en zal niet ter verificatie de Bijbelteksten erop naslaan. Dit neemt ook niet weg dat iedereen het recht heeft om zich te verdiepen in zijn verleden om zodoende te weten waar hij vandaan komt. ‘Intussen vergetend waar hij naartoe gaat,’ moppert de leuk uitziende dame. Yòyò denkt er het zijne van.

Yòyò werkt niet en heeft ook nooit gewerkt. Zijn voorouders hebben eeuwenlang - wanneer en hoe lang precies maakt niet uit - onder erbarmelijke omstandigheden hard moeten werken en hun nazaten hebben dan ook het recht om uit te rusten. Yòyò is dus ook slaaf geweest, hoewel je niet direct aan een neger denkt als je hem ziet. Hij is lang en slank, lichtkleurig als een latino, een kuif die hij met brylcreem in model houdt, midden veertig. Attributen waar zowel jonge meisjes als rijpere vrouwen op vallen.

Hij woont thuis, evenals zijn zes broers en zusters, die allemaal werken, behalve de jongste broer die nog studeert. Yòyò is de tweede in de rij. Het ouderlijk huis is in de loop der tijd links en rechts uitgebreid met slaapkamers, badkamers en toiletten, waardoor het binnen een wirwar is van gangen en stofnesten. Buiten op het erf staan er ’s morgens vroeg, wanneer iedereen nog thuis is, vijf auto’s en een fiets. De fiets is van Yòyò. À propos, Yòyò heet thuis gewoon Harold, zijn echte naam.

Dat hij niet werkt, is een doorn in het oog van de broers en zusters, maar er wordt niet over gepraat. Ma Rosa wil er niets van weten. Eind van de maand stopt zij Yòyò stiekem wat centjes toe van het huishoudgeld dat zij van de anderen krijgt, tot ergernis van die anderen.

Qua levensfilosofie is Yòyò een epicurist: pluk de dag en reken zo min mogelijk op morgen. Niet dat hij lanterfant, dat niet. Hij helpt Ma Rosa met het huishouden en Papachi met het schoonmaken van vis, Papachi gaat iedere ochtend vissen. Yòyò kookt de lekkerste vissoep, waar de anderen uit protest niet van proeven, behalve de jongste broer die nog op school zit. Op een zondagochtend, wanneer hij boordevol energie is omdat hij niet uit is gegaan, harkt hij de hele tuin schoon. Dat alles op basis van vrijwilligheid. De mens is vrij.

Wanneer het water hem tot de lippen staat, bakt hij een hoop patechi’s met de spullen van Ma Rosa. Hij stopt de pastechi’s in een mand, springt op de fiets en rijdt van deur tot deur in Montaña. In een mum van tijd heeft hij alles verkocht. Zuivere winst. Ma Rosa heeft wel bijtijds twee patechi’s kunnen bietsen.

‘Ik ben heel flexibel,’ zegt Yòyò wanneer hij op de filosofische toer is, meestal als hij een borrel op heeft. ‘Ik ben heel flexibel,’ herhaalt hij. ‘Als er bruine bonen op tafel komen, eet ik bruine bonen. Als ik karbonade voorgeschoteld krijg, eet ik karbonade. Maar als er keuze is tussen bruine bonen en karbonade, dan wil ik karbonade.’ De mens is vrij om te kiezen.

Hoewel Yòyò geen boekenwurm is, leest hij vaak en graag. Hij legt het tijdschrift neer dat hij in zijn handen heeft en denkt na over de tekst die hij pas gelezen heeft: ‘Veel mensen leiden hun leven zoals de automobilist die met een geblindeerde voorruit rijdt en in de achteruitkijkspiegel kijkt om te weten welke kant hij op moet. Het verleden bepaalt hun toekomst.’ Levensgevaarlijk, concludeert Yòyò.

No comments: